ECLI:NL:RBDHA:2016:419

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2016
Publicatiedatum
19 januari 2016
Zaaknummer
C/09/487613 / FA RK 15-3212
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing stiefouderadoptie en toewijzing gezamenlijk gezag met wijziging geslachtsnaam

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot stiefouderadoptie door de verzoeker, die samenwoont met de moeder van de minderjarige. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie afgewezen, omdat de vader van de minderjarige verweer voerde tegen de adoptie. De rechtbank oordeelde dat niet voldaan was aan de voorwaarden voor adoptie zoals gesteld in het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 1:228, waaruit blijkt dat de instemming van de vader vereist is. De vader had weliswaar een instemmingsverklaring ingediend, maar de rechtbank concludeerde dat er onvoldoende gronden waren om aan zijn verweer voorbij te gaan.

Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek tot gezamenlijk gezag van de verzoeker en de moeder toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker en de moeder aan de vereisten voldeden, aangezien zij al geruime tijd samen de zorg voor de minderjarige hadden. De rechtbank benadrukte dat het in het belang van de minderjarige was dat de verzoeker, die al sinds 2007 samen met de moeder de dagelijkse zorg voor de minderjarige op zich nam, met de moeder werd belast met het gezag.

Tot slot heeft de rechtbank ook het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige toegewezen, omdat er geen bezwaren waren tegen deze wijziging. De rechtbank heeft bepaald dat de geslachtsnaam van de minderjarige gewijzigd wordt van de naam van de vader naar de naam van de verzoeker. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 15-3212
Zaaknummer: C/09/487613
Datum beschikking: 11 januari 2016

Adoptie

Beschikking op het op 28 april 2015 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker] ,

verzoeker,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.M. Buijs-van Bemmel te Krimpen aan den IJssel.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
en

[de vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.A. Smits te Rotterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift;
- de brief d.d. 26 mei 2015, van de zijde van verzoeker, met bijlagen, waaronder een
door de moeder ondertekende instemmingsverklaring d.d. 22 mei 2015;
- het faxbericht d.d. 29 mei 2015 van de zijde van de vader, met bijlagen, waaronder
een door de vader ondertekende instemmingsverklaring d.d. 27 mei 2015.
Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 30 juni 2015 is mr. H. Dreesmann-Bruijntjes, advocaat te Den Haag, tot bijzondere curator over na te noemen minderjarige benoemd.
De rechtbank heeft kennis genomen van het verweerschrift van de bijzondere curator.
Ingekomen zijn vervolgens:
- op 15 september 2015: de reactie van de vader op het verweerschrift van de bijzondere curator;
- op 16 september 2015: de reactie van de moeder op het verweerschrift van de bijzondere curator.
Op 7 december 2015 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoeker met zijn advocaat, de moeder, de vader met zijn advocaat en de bijzondere curator. Van de zijde van de bijzondere curator zijn pleitnotities overgelegd.

Verzoek

Het verzoek strekt tot:
-
Primair:adoptie door verzoeker van de minderjarige
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
Subsidiair:het mede belasten van verzoeker met het gezag over voornoemde minderjarige;
-wijziging van de geslachtsnaam van voornoemde minderjarige,
kosten rechtens.

Feiten

- De moeder en de vader hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
- Uit de moeder is geboren de minderjarige:
[de minderjarige] , op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , die door
de vader is erkend.
- De moeder is van rechtswege vanaf de geboorte belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
- Verzoeker, de moeder en de minderjarige wonen sinds 9 juli 2007 in gezinsverband op hetzelfde adres.
- Verzoeker en de moeder zijn op [datum huwelijk] te [plaats huwelijk] met elkaar gehuwd.

Beoordeling

Adoptie
Het verzoek dient te worden beoordeeld aan de hand van het bepaalde in de artikelen 1:227 en 1:228 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
Nu de moeder het adoptieverzoek ondersteunt ziet de rechtbank het verzoek als een gezamenlijk verzoek van verzoeker en de moeder. Zij hebben tenminste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met elkaar samengeleefd. Aldus is voldaan aan de in artikel 1:227 lid 2 BW gestelde vereisten.
Voorts moet worden beoordeeld of de adoptie in het kennelijk belang van de minderjarige is en of op het tijdstip van het verzoek vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat de minderjarige niets meer van de vader in zijn hoedanigheid van ouder te verwachten heeft.
Uit de inhoud van het dossier is gebleken dat de relatie van de vader en de moeder begin 2006 is geëindigd, waarna de ouders een vaststellingsovereenkomst met daarin opgenomen een omgangsregeling hebben gesloten. In juni 2008 heeft de moeder het contact met de vader stopgezet in verband met het ernstig veranderde gedrag van de minderjarige na bezoek aan de vader. In januari 2009 hebben de ouders afgesproken dat de vader de minderjarige bij de ouders van de moeder zou kunnen zien. Na een incident op 9 april 2009 bij de ouders van de vader heeft de moeder de omgang geheel stilgezet. De minderjarige is daarna via Bureau Jeugdzorg door MFC De Banjaard onderzocht, waarbij het eerder door het AMK opgestelde rapport is overgedragen aan MFC De Banjaard. Bij vonnis van 16 oktober 2009 in een door de vader aangespannen kort geding heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de vader gerechtigd is om de minderjarige wekelijks, de ene keer op zaterdag en de andere keer op zondag, van 11.00 uur tot 16.00 uur onder begeleiding te zien. Sinds 2010 is er feitelijk geen contact meer geweest tussen de vader en de minderjarige. Het contact is tot oktober 2014 beperkt in die zin dat de vader een verjaardagskaart met cadeautje en een kerstkaart stuurde. In oktober 2014 reageerde de minderjarige hierop enorm heftig, hetgeen blijkt uit een verslag van de leerkracht van de minderjarige van 23 maart 2015. Volgens verzoeker en de moeder is duidelijk dat de minderjarige niets meer met de vader te maken wenst te hebben en dat adoptie door verzoeker in het belang van de minderjarige gewenst is.
De vader heeft op 27 mei 2015 een instemmingsverklaring aan de rechtbank toegestuurd, waarin hij verklaart op de hoogte te zijn van de inhoud en strekking van het verzoek en dat hij geen verweer wenst te voeren en geen gebruik wil maken van zijn recht om door de rechter te worden gehoord.
Ter toelichting heeft de vader aangegeven dat hij akkoord gaat met toewijzing van het verzoek omdat hij - alhoewel hij graag contact met de minderjarige zou willen hebben - wil dat de minderjarige rust krijgt en dat de strijd tussen de moeder en hem over de minderjarige stopt. Hoewel de vader er vijf jaar geleden zelf voor gekozen heeft om de omgang te stoppen, was dit besluit erg moeilijk voor hem omdat hij nog steeds de wens heeft contact met de minderjarige te onderhouden.
De bijzondere curator heeft verzocht tot toewijzing van het verzoek, zulks tenzij uit een rapportage van MFC De Banjaard, waarnaar de minderjarige in verband met haar gedrag (met name op school) via de huisarts recentelijk weer is verwezen, van contra-indicaties blijkt.
Ten grondslag aan dit advies ligt de mening van de bijzondere curator dat de minderjarige behoefte heeft aan rust en hulp, nu in de beleving van de minderjarige zij door de vader seksueel misbruikt is en zij door hem diep gekrenkt is. In haar beleving liegt vader daarover en dat ervaart de minderjarige als zeer storend. De beleving van de minderjarige lijkt dermate intens dat de bijzondere curator meent dat de voor de minderjarige benodigde rust uitsluitend kan worden verkregen door de vader uit het leven van de minderjarige te halen. Nu de vader 5 à 6 jaar geleden er al voor heeft gekozen de minderjarige haar rust te gunnen is het contact tussen de vader en de minderjarige reeds lange tijd verbroken. De bijzondere curator is van mening dat het voor de ontwikkeling van de minderjarige gewenst is dat duidelijkheid wordt gebracht in de opvoedingssituatie en hetgeen de minderjarige van de vader te verwachten heeft. Bovendien is in het gedrag van de minderjarige sedert februari 2015 een forse terugslag geconstateerd en is het alleen daarom al - in het licht van het verleden - voor de ontwikkeling van de minderjarige van groot belang dat snel adequate hulpverlening op gang komt.
Nu de minderjarige geen contact met de vader heeft maar desalniettemin zorgelijk gedrag vertoont terwijl de bijzondere curator niet kan achterhalen of dit gedrag werkelijk is te herleiden tot het verleden, heeft het de voorkeur van de bijzondere curator dat MFC De Banjaard wordt verzocht te rapporteren over de situatie van de minderjarige en dat de rechtbank die rapportage in haar oordeelsvorming meeneemt. De bijzondere curator heeft nog aangegeven onvoldoende zicht te hebben op de mate waarin de minderjarige zich in de huidige opvoedsituatie veilig voelt.
De vader heeft hierop schriftelijk verklaard waarde te hechten aan het door de bijzondere curator geopperde onderzoek en rapport van MFC De Banjaard, en aangegeven dat in afwachting daarvan een beslissing op het verzoek in de onderhavige procedure dient te worden aangehouden.
Verzoeker en de moeder hebben schriftelijk verklaard zich te kunnen verenigen met de inhoud van het verweerschrift en het verzoek van de bijzondere curator tot toewijzing van de stiefouderadoptie. Verzoeker en de moeder vragen zich af of uit een rapportage van MFC De Banjaard de conclusie zal kunnen worden getrokken dat het verzoek tot stiefouderadoptie zou moeten worden afgewezen. De inzet van MFC De Banjaard richt zich volgens verzoeker en de moeder uitsluitend op hulp aan de minderjarige en ziet niet op de beoordeling van inwilliging van het onderhavige verzoek.
De rechtbank stelt vast dat de vader thans verweer voert tegen de adoptie van de minderjarige door verzoeker en dat daarmee niet wordt voldaan aan de voorwaarde van adoptie als vermeld in artikel 1:228 lid 1 onder d BW.
Het tweede lid van artikel 1:228 BW vermeldt vervolgens dat aan de tegenspraak van een ouder als bedoeld in het eerste lid kan worden voorbijgegaan indien:
het kind en de ouder niet of nauwelijks in gezinsverband hebben samengeleefd; of
de ouder het gezag over het kind heeft misbruikt of de verzorging en opvoeding van het kind op grove wijze heeft verwaarloosd; of
de ouder onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen tegen de minderjarige van een van de misdrijven, omschreven in de titels XIII tot en met XV en XVIII tot en met XX van het tweede boek van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is van oordeel dat gesteld noch gebleken is van de gronden als in artikel 1:228 lid 2 onder a en c BW en dat van verwijtbaar gedrag van de vader als bedoeld, in lid 2 onder b, niet, dan wel onvoldoende gebleken is. De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat het verzoek strekkende tot adoptie van de minderjarige door verzoeker dient te worden afgewezen.
Gezag
Op grond van artikel 1:253t lid 1 en 2 BW kan de rechtbank op gezamenlijk verzoek van de moeder en verzoeker, hen gezamenlijk met het gezag over de minderjarige belasten. Dit verzoek kan slechts worden toegewezen wanneer - kort weergegeven - de moeder en verzoeker tenminste een jaar voorafgaand aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor de minderjarige hebben gehad en de moeder gedurende een periode van ten minste drie jaren aaneengesloten alleen met het gezag over de minderjarige belast is geweest.
Zoals hiervoor reeds overwogen ziet de rechtbank het door verzoeker ingediende verzoekschrift als een gezamenlijk door verzoeker en de moeder ingediend verzoek. Gelet op de hiervoor weergegeven feiten is bovendien aan de twee hiervoor weergegeven voorwaarden opgenomen in artikel 1:253t BW voldaan.
Volgens het derde lid van artikel 1:253t BW kan het verzoek vervolgens slechts worden afgewezen wanneer, mede in het licht van de belangen van de vader, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging van het verzoek de belangen van de minderjarige worden verwaarloosd.
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van de minderjarige is dat verzoeker, nu de vader al vijf tot zes jaar geen contact meer met de minderjarige heeft en verzoeker feitelijk al sinds 2007 samen met de moeder de dagelijkse zorg voor de minderjarige voor zijn rekening neemt, tezamen met de moeder met het gezag over de minderjarige wordt belast.
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals de bijzondere curator ter terechtzitting heeft geopperd, in het licht van de beoordeling van de verzoeken, de raad voor de kinderbescherming te verzoeken onderzoek te verrichten naar de opvoedsituatie van de minderjarige. De moeder en verzoeker hebben de minderjarige aangemeld bij MFC De Banjaard en de behandeling aldaar loopt. Voor zover er voor het overige zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige zijn, kunnen deze naar het oordeel van de rechtbank los van de beoordeling van deze verzoeken ter kennis van de raad, Veilig Thuis, school en/of andere bij de minderjarige betrokken personen en instanties worden gebracht. Ook heeft de vader op de voet van het bepaalde in artikel 1:255 BW de mogelijkheid om een ondertoezichtstelling van de minderjarige te verzoeken.
Geslachtsnaamwijziging
Volgens artikel 1:253t lid 5 BW kan een verzoek tot gezagswijziging op grond van artikel 1:253t lid 1 BW vergezeld gaan van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige. Een dergelijk verzoek kan slechts worden afgewezen wanneer een kind dat de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt niet met het verzoek tot geslachtsnaamwijziging instemt, het verzoek tot gezagswijziging ex artikel 1:253t lid 1 BW wordt afgewezen of het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.
Nu niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich tegen een wijziging van haar geslachtsnaam verzet, zal de rechtbank het daartoe gedane verzoek toewijzen.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
belast [verzoeker] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , samen met de moeder, met het ouderlijk gezag over de minderjarige:
[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
wijzigt de geslachtsnaam van de minderjarige van “ [geslachtsnaam vader] ” in “ [geslachtsnaam verzoeker] ”;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. Verloop, A.M.A. Keulen en M.Th. Nijhuis kinderrechters, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 januari 2016.