In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 12 november 2014 bij de rechtbank Amsterdam was ingekomen. Verzoekers, een echtpaar met de Nederlandse nationaliteit, hebben via hoogtechnologisch draagmoederschap een kind laten verwekken in Oekraïne. De rechtbank heeft kennisgenomen van de feiten en omstandigheden rondom de afstamming van het kind, dat op [geboortedatum] in Oekraïne is geboren. De verzoekers hebben de draagmoeder, die de Oekraïense nationaliteit heeft, bereid gevonden om het kind te dragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de draagmoeder geen ouderlijke rechten en verantwoordelijkheden heeft ten opzichte van het kind en dat verzoeker, op basis van DNA-onderzoek, de biologische vader is.
De rechtbank heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand als belanghebbende aangemerkt en heeft de vraag behandeld of de in Oekraïne opgemaakte geboorteakte van het kind kan worden erkend in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de geboorteakte niet kan worden geregistreerd in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand, omdat deze in strijd is met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank heeft de verzoeken van de verzoekers afgewezen, maar heeft wel de noodzakelijke gegevens voor het opmaken van een geboorteakte vastgesteld. Tevens is mr. I.J. Pieters benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige, zodat deze namens het kind een verzoek tot vaststelling van het vaderschap kan indienen.
De rechtbank heeft de zaak aangehouden in afwachting van een verzoekschrift van de bijzondere curator, en heeft de verdere behandeling van de zaak uitgesteld. De beslissing is genomen met inachtneming van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek en de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.