3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Aangifte
Op 21 december 2015 heeft [naam] aangiftegedaan van diefstal uit zijn woning aan de [adres 2] te Wassenaar. Op die dag heeft de oppas van de kinderen van aangever de woning om 11.45 uur verlaten en is een grondwerker, die rondom de woning aanwezig was, om 12.15 uur weggegaan. Om 15.30 uur is de vrouw van aangever, [slachtoffer] gebeld door een koerier van DHL, die haar vertelde dat er mogelijk was ingebroken. Aangever is daarop naar de woning gegaan. Bij de woning zag hij dat de ruit van de werkkamer was verbroken en dat er glas en spullen op de grond van de werkkamer lagen. In de woning stonden laden en deuren van meerdere kasten open, waaronder de deur van een kledingkast van zijn vrouw. Een koffertje, dat in deze kledingkast stond en waar zij haar juwelen in bewaarde, was in zijn geheel weggenomen. Hierin zaten vijftien paar oorbellen, vier of vijf hangers voor aan een ketting, twintig ringen, een paarse hanger met diamanten en een herenring met verzonken diamant met een breedte van 5 mm.
DNA-onderzoek
Op 21 december 2015 te 19.00 uur wordt in de woning van aangever sporenonderzoekverricht. Uit dit onderzoek komt onder meer naar voren dat in de ruit van de werkkamer een gat is gemaakt nabij de bediening van de raamsluiting en dat er moddersporen en verbroken glasdelen aanwezig waren op de vensterbank en verspreid door de werkkamer.
In de kleedkamer op de eerste verdieping waren laden en kasten geopend en lagen diverse goederen (waaronder sieradendoosjes) op de vloer. Op het deksel van een wit sieradendoosje dat op de grond lag is een bloedspoor (AAGM6850NL) veiliggesteld.
Op de muur van de badkamer, op circa één meter hoogte, wordt eveneens een bloedspoor (AAGM6851NL) veiliggesteld. In de badkamer waren laden geopend en lagen goederen op de vloer.
Het (enkelvoudige en volledige) DNA-profiel van het bloed in de bemonstering AAGM6851NL levert een match (met een matchkans van één op één miljard) op met het DNA-profielcluster 30207. Het DNA-profiel van verdachte (RABD8604NL) maakt deel uit van dit profielcluster.
Daarnaast is uit bemonstering AAGM6580NL een onvolledig DNA-profiel verkregen dat ook een match oplevert met het DNA-profiel van verdachte. De matchkans hiervan is niet door het NFI berekend.
Bespreking
verweren en nadere bewijsoverwegingen
Ad 1.
De rechtbank acht op grond van de aangifte bewezen dat de inbraak heeft plaatsgevonden op 21 december 2015. Er is geen reden om te twijfelen aan wat aangever te dien aanzien heeft verklaard.
Ad 2.
Het verweer van de raadsman dat het NFI al op 23 december 2015 heeft gerapporteerd terwijl de hiervoor vereiste opdracht van de officier van justitie op 28 december 2015 werd gegeven, wordt door de rechtbank verworpen nu uit de toelichting van de officier van justitie ter terechtzitting en het rapport van het NFI is gebleken dat de opdracht tot dat onderzoek reeds op 22 december 2015 (mondeling) door de officier van justitie is gegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de SIN-nummers met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de door het NFI onderzochte bemonsteringen afkomstig waren van de badkamermuur respectievelijk van het deksel van het sieradendoosje dat op de grond werd aangetroffen.
Met betrekking tot het verweer van de raadsman dat verdachte had moeten worden gewezen op de mogelijkheid van een tegenonderzoek, overweegt de rechtbank dat er geen rechtsregel is die de officier van justitie hiertoe verplicht. Voorts geldt dat verdachte vanaf de dag van zijn aanhouding is bijgestaan door zijn raadsman, de uitslag van het DNA-onderzoek op dat moment of in elk geval kort daarna bekend is geworden, en de verdediging ruimschoots in de gelegenheid is geweest om te verzoeken om een tegenonderzoek maar van die mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Het verweer van de raadsman dat er geen sprake was van een juridisch correcte toestemmingsverklaring van verdachte voor de afname van het DNA(-referentiemonster), mist feitelijke grondslag, nu de veiliggestelde bemonsteringen zijn vergeleken met het DNA-profiel van verdachte zoals dat zich reeds, kennelijk op grond van een eerdere veroordeling, in de DNA-databank bevond. De rechtbank verwerpt ook dit verweer.
Op grond van het bovengenoemde is de rechtbank van oordeel dat de uitkomsten van het DNA-onderzoek voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Ad 3.
Het NFI heeft gerapporteerd dat er een kans bestaat dat een DNA-profiel een match oplevert met een persoon van wie het onderzochte sporenmateriaal niet afkomstig is. Met deze mogelijkheid moet met name rekening worden gehouden wanneer het een spoor betreft waarvan een onvolledig DNA-profiel of een DNA-mengprofiel is verkregen. In het onderhavige geval is echter sprake van een match met een enkelvoudig en volledig DNA-profiel. Bovendien heeft het NFI de kans dat het een match oplevert met het DNA-profiel van een willekeurig DNA-profiel ingeschat op kleiner dan één op één miljard. Dat is de hoogste vorm van waarschijnlijkheid die het NFI in dergelijke onderzoeken afgeeft.
De rechtbank acht de uitkomst van het DNA-onderzoek betrouwbaar, op grond waarvan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die op de badkamermuur een bloedspoor heeft achtergelaten. Naar het oordeel van de rechtbank is dit betreffende bloedspoor een daderspoor. Daartoe overweegt de rechtbank dat de ruit van de werkkamer was verbroken en er glasdelen in de vensterbank en in de werkkamer lagen, terwijl het bloedspoor is aangetroffen in een ruimte waarvan tevens de laden waren geopend en goederen op de vloer lagen. Dit past in het scenario dat de dader het onderzochte bloed tijdens de inbraak heeft verloren.
Ad 4.
Bij de beoordeling of er sprake is van wettig en overtuigend bewijs, weegt de rechtbank nog het volgende mee.
Ten eerste is er een tweede bloedspoor aangetroffen, en wel op het deksel van een kennelijk tijdens de inbraak verplaatst sieradendoosje. Onderzoek naar dit bloedspoor heeft weliswaar niet geleid tot een berekening van een matchkans, maar evenmin kan verdachte op grond van dit onderzoek als donor van het bloed worden uitgesloten.
Ten tweede heeft een verbalisant op 23 december 2015 op de knokkel van de rechtermiddelvinger van verdachte een snee waargenomen met daarop opgedroogd bloed.Dit past in het scenario dat verdachte zich kort daarvoor heeft gesneden aan een scherp voorwerp zoals een glasdeel.
Ten derde heeft verdachte geen aannemelijke verklaring gegeven voor de aanwezigheid van bloed met zijn DNA in de woning van aangever of voor de snee op zijn rechterhand. Dat de rechtbank dit meeweegt betekent niet dat het zwijgen van verdachte als bewijs wordt gebezigd, maar dat een ander scenario waarin verdachte niet als dader figureert niet in beeld komt.
Conclusie
Op grond van het voorgaande, in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigd bewezen dat het verdachte is geweest die de ten laste gelegde woninginbraak heeft gepleegd.