Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 8 juli 2015 en de daarin genoemde stukken;
- het exploot ex artikel 118 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) waarbij ATG Ceylon is opgeroepen aan het geding deel te nemen;
- de conclusie van antwoord van ATG Ceylon van 13 januari 2016, met producties 1 tot en met 6.
2.De verdere beoordeling
Inleiding
the ultimate in flexibility" en het aanprijzen van haar handschoenen met ‘Flexibility’ als een van de vijf ‘Key Features’. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat het in aanmerking komend publiek MAXIFLEX als onmiddellijke verwijzing naar een kenmerk van veiligheidshandschoenen ('maximale flexibiliteit') zal kunnen opvatten.
voornaamstekenmerken van veiligheidshandschoenen, zoals ATG heeft betoogd, doet daarbij niet ter zake. De wet of rechtspraak maakt op zichzelf geen onderscheid naar belangrijke of minder belangrijke kenmerken als het gaat om beschrijvendheid. Dat maximale flexibiliteit dusdanig ondergeschikt of onbelangrijk zou zijn dat het publiek het om die reden niet als een verwijzing naar een kenmerk van de handschoenen zou opvatten is niet komen vast te staan.
geheelbeschrijvend is omdat het als geheel naar 'maximale flexibiliteit' of 'maximaal flexibel' verwijst. Uit het eerder aangehaalde Celltech-arrest volgt dat bij samengestelde tekens de beschrijvendheid van de elementen afzonderlijk kán worden beoordeeld, maar dat dit niet vereist is; uiteindelijk gaat het om het teken als geheel in relatie tot de waren waarvoor het is ingeschreven.
Voor zover dergelijke merken niet beschrijvend zijn in de zin van artikel 7, lid 1, sub c van verordening nr. 40/94 kunnen zij (….) niettemin in staat zijn om de consument te wijzen op de commerciële herkomst van de waren of diensten”. Dit arrest brengt naar het oordeel van de rechtbank geenszins mee, zoals ATG betoogt, dat een teken dat beschrijvend is, zoals MAXIFLEX, toch onderscheidend vermogen zou kunnen hebben. Integendeel. Uit de overweging van het Hof blijkt juist dat dit niet mogelijk is (
Voor zover dergelijke merkennietbeschrijvend zijn"– onderstreping Rb). Het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Sat.1/BHIM (16 september 2004, ECLI:EU:C:2004:532) waarop ATG zich beroept, is niet relevant. In die zaak had het Gerecht ten onrechte verzuimd het onderscheidend vermogen van de combinatie als geheel te onderzoeken. In de voorliggende zaak is dat niet het geval, aangezien de rechtbank juist specifiek het onderscheidend vermogen van de combinatie MAXIFLEX toetst.
Werther’s Echte).
product sheetvan 2004 voorkomt, op de A+A beurs in 2007 op een aantal
bannersis gebruikt (beide door JWC) en
mogelijk(de datum in 2010 is niet vermeld) op de Health and Safety Beurs in Edinburgh op een
pop-up standis gebruikt. Dit wijst er naar het oordeel van de rechtbank op dat, indien ATG al investeringen en marketingactiviteiten specifiek op MAXIFLEX-producten heeft gericht, dit voor het leeuwendeel is gebeurd na 27 oktober 2010. De mededeling van de heer [X] dat er ‘in the last three years’ 3,1 miljoen dollar aan het aanprijzen van (waren onder) het merk MAXIFLEX is besteed, strookt daarmee: de verklaring van [X] dateert van 9 mei 2014 en de ‘past three years’ heeft dus betrekking op de periode 2011-2014, derhalve na het relevante peilmoment.
Chiemsee,r.o. 49-53).
3.De beslissing
van 13 juli 2016;