In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 april 2016 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.C.M. van der Voet, heeft verzocht om de kinderalimentatie op nihil te bepalen of te verlagen, met terugwerkende kracht vanaf verschillende data. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. Menheere, heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en vrouw ouders zijn van twee minderjarige kinderen, die bij de vrouw verblijven. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder eerdere beslissingen van het gerechtshof Den Haag over de kinderalimentatie.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de man voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, namelijk een daling van zijn huurinkomsten. De behoefte van de minderjarigen is vastgesteld op € 706,50 per kind per maand. De rechtbank heeft de draagkracht van beide ouders berekend en vastgesteld dat de man een bijdrage van € 1.002,75 per maand moet betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van de wettelijke maatstaven voor kinderalimentatie en de noodzaak om wijzigingen in de financiële situatie van de ouders te herbeoordelen. De rechtbank heeft de eerdere beschikking van het gerechtshof Den Haag gewijzigd en de nieuwe alimentatie vastgesteld, waarbij rekening is gehouden met de zorgkorting voor de man, die gemiddeld twee dagen per week voor de kinderen zorgt.