ECLI:NL:RBDHA:2016:4017

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2016
Publicatiedatum
14 april 2016
Zaaknummer
AWB 16/1654
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielvergunning op b-grond versus a-grond en procesbelang van de eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2016 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, van Syrische nationaliteit, een asielvergunning op de b-grond (subsidiaire bescherming) heeft gekregen. De eiser heeft beroep ingesteld omdat hij van mening is dat hij recht heeft op een asielvergunning op de a-grond, omdat hij zich als verdragsvluchteling beschouwt. De rechtbank heeft de vraag behandeld of de eiser een concreet en actueel procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep tegen het bestreden besluit, waarin hem geen asielvergunning op de a-grond is verleend.

De rechtbank oordeelt dat de eiser onvoldoende procesbelang heeft, omdat hij hangende de geldigheidsduur van de verleende asielvergunning op de b-grond geen aanleiding heeft om het beroep te ontvangen. De rechtbank stelt dat het procesbelang kan ontstaan indien er een besluit tot intrekking of niet-verlenging van de asielvergunning wordt genomen. De rechtbank wijst erop dat de wetgever heeft beoogd om doorprocederen voor een asielvergunning op een andere grond te voorkomen, wat de situatie van de eiser ondermijnt.

Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van de eiser over de voordelen van een a-status ten opzichte van een b-status verworpen. De eiser heeft niet onderbouwd dat hij met een a-status een betere materiële rechtspositie zou hebben dan met een b-status. De rechtbank concludeert dat het beroep van de eiser niet-ontvankelijk is verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter mr. R. Depping, in aanwezigheid van griffier B. de Vogel.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 16/1654
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 april 2016 in de zaak tussen
[naam] , eiser,
geboren [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Hansen).

Procesverloop

Bij besluit van 6 januari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 ingewilligd.
Eiser heeft op 28 januari 2016 tegen dit besluit beroep ingesteld. De gronden van beroep zijn ingediend op 2 maart 2016.
Verweerder heeft op 4 april 2016 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. A. Khalaf, die ter zitting heeft verklaard op te treden als waarnemend voor mr. Bruinsma. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het onderzoek is ter zitting gesloten.
Vervolgens heeft de rechter onmiddellijk in het openbaar uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Overwegingen

1. Verweerder heeft aan eiser een asielvergunning op de b-grond verleend. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiser een concreet en actueel procesbelang heeft bij beoordeling, door de rechtbank, van het beroep tegen het bestreden besluit, voor zover bij dat besluit aan eiser niet een asielvergunning op de a-grond is verleend.
2. Eiser voert aan dat, gelet op zijn persoonlijke feiten en omstandigheden, hij
verdragsvluchteling is en dat verweerder hem daarom ten onrechte niet een asielvergunning op de a-grond heeft verleend. Eiser wijst er op dat aan zijn zoon wél een asielvergunning op de
a-grond is verleend.
Voorts voert eiser aan dat ook een procesbelang is gelegen in de omstandigheid dat verweerder kenbaar heeft gemaakt dat vreemdelingen die een inwilligende beslissing hebben gekregen op hun asielaanvraag niet direct op één lijn komen te staan met de in Nederland reeds bestaande groep woningzoekers en derhalve niet direct en zonder meer dezelfde rechten hebben als autochtone Nederlanders die op de wachtlijst staan voor woonruimte. Het zogenaamde sobere regime geldt niet voor een vreemdeling die als verdragsvluchteling is erkend en een a-status heeft gekregen, aldus eiser.
Ter zitting heeft eiser hieraan toegevoegd dat verweerder zich moet inspannen om het een verdragsvluchteling mogelijk te maken dat deze snel aan zijn inburgering begint. Ook hierin is een procesbelang gelegen, aldus eiser.
3. De rechtbank oordeelt dat eiser hangende de geldigheidsduur van de aan hem verleende asielvergunning op de b-grond onvoldoende procesbelang heeft bij beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit. Zo’n belang kan ontstaan, indien tot intrekking dan wel niet verlenging van de asielvergunning van eiser wordt besloten. Alsdan zal de terzake bevoegde rechter kunnen treden in een oordeel over de grond waarop de asielvergunning is verleend en de grond waarop die niet is verleend. Nu is gewaarborgd dat de (mogelijke) aanspraak op een asielvergunning op de a-grond alsnog geldend kan worden gemaakt, zodra de op de b-grond verleende asielvergunning vervalt, is het procesbelang - mede gelet op het wettelijk stelsel en met name de bedoeling van de wetgever om doorprocederen voor een asielvergunning op een andere grond dan die waarop de vergunning is verleend, zoveel mogelijk te voorkomen - onvoldoende concreet en actueel om het door eiser ingestelde beroep te kunnen ontvangen.
4. Dat er voor eiser een procesbelang zou zijn gelegen in de omstandigheden dat - naar eiser kennelijk stelt - een a-statushouder eerder in aanmerking komt voor woonruimte en/of minder sobere woonruimte dan een b-statushouder en een a-statushouder eerder aan zijn inburgering kan beginnen dan een b-statushouder, volgt de rechtbank niet.
Eiser stelt weliswaar dat deze omstandigheden zich voordoen, maar enige onderbouwing hiervan ontbreekt. Ook ambtshalve is de rechtbank er niet mee bekend dat eiser met een
a-status een betere materiële rechtspositie zou hebben dan met een b-status.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Depping, rechter, in aanwezigheid van B. de Vogel, griffier.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De rechter,
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.