Op 13 april 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door dr.mr. E. Tahitu, en het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek, vertegenwoordigd door mr. J.F.H. Molema. De zaak betreft een geschil over de beëindiging van de tijdelijke ontheffing van re-integratieverplichtingen van eiser, die vanaf 1 juli 2015 niet langer van toepassing zou zijn. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 29 september 2015, waarin zijn bezwaar ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 27 januari 2016 heeft eiser verklaard bereid te zijn mee te werken aan een medisch onderzoek, maar alleen als dit door een andere instelling dan de GGD zou plaatsvinden, omdat hij twijfels had over de onafhankelijkheid van de GGD.
De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 4 februari 2016 geoordeeld dat verweerder een medisch onderzoek moest uitvoeren om te onderbouwen dat eiser niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Eiser weigerde echter zijn medewerking aan het onderzoek bij de GGD, wat volgens de rechtbank voor zijn rekening en risico komt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen goede reden had om zijn medewerking te weigeren en dat zijn weigerachtige houding niet kan leiden tot het ontlopen van zijn wettelijke verplichtingen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Verweerder werd veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die op € 1.240,- werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 april 2016, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.