ECLI:NL:RBDHA:2016:3966

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2016
Publicatiedatum
13 april 2016
Zaaknummer
09/787045-14 en 09/761014-12 (TUL)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in jeugdstrafzaak wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs

Op 4 februari 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren op een onbekende datum en plaats, die werd bijgestaan door zijn raadsman mr. C.P. Zwaanswijk. De officier van justitie, mr. C.M. Offers, had gevorderd dat de verdachte vrijgesproken zou worden van de tenlastegelegde feiten, die betrekking hadden op ontuchtige handelingen met een minderjarige en het schenden van de eerbaarheid op een niet openbare plaats. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige en het zich bevinden met een ontbloot geslachtsdeel in een klaslokaal.

Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, heeft de rechtbank het dossier en het onderzoek ter terechtzitting zorgvuldig bestudeerd. Zowel de officier van justitie als de verdediging waren van mening dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank heeft deze conclusie overgenomen en geoordeeld dat de verdachte van de hem ten laste gelegde feiten moest worden vrijgesproken.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van de nieuwe tenlastelegging. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van kinderrechters, met mr. M. Kramer als voorzitter, en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken. Het vonnis is niet door mr. De Groot ondertekend, omdat hij buiten staat was om dit te doen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/787045-14
Tul 09/761014-12
Datum uitspraak: 4 februari 2016

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

De terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 4 februari 2016.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.P. Zwaanswijk, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. C.M. Offers heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt vrijgesproken. De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging.

De tenlastelegging.

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 april 2014 te ‘s-Gravenhage met [betrokkene 1] geboren op 3 juli 1999, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het vastpakken van de hand van die [betrokkene 1] en/of (vervolgens) het duwen en/of leggen van de hand van die [betrokkene 1] op zijn, verdachtes, (stijve) penis;
art 247 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 11 april 2014 te ‘s-Gravenhage de eerbaarheid heeft geschonden op een niet openbare plaats, te weten een klaslokaal van/op [scholengemeenschap] , door zich toen en daar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en/of aan zijn (ontblote) geslachtdeel te zitten en/of zich af te trekken, terwijl (onder meer) [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] , daarbij haars/huns ondanks tegenwoordig was/waren;
art 239 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht

Vrijspraak.

Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.

Vordering tenuitvoerlegging

De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging afwijzen, nu de verdachte wordt vrijgesproken van het hem tenlastegelegde feit.

Beslissing.

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 28 februari 2013, gewezen onder parketnummer 09/761014-12.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Kramer, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
en mr. M.F.M. de Groot, kinderrechter-plv.,
in tegenwoordigheid van mr. C. van Oorschot, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 februari 2016.
Mr. De Groot is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.