ECLI:NL:RBDHA:2016:3789

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2016
Publicatiedatum
8 april 2016
Zaaknummer
C/09/457827 / HA ZA 14-67
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Merkenrechtelijke geschil over parallelimport en inbreuk op Uniemerken BACARDI, DEWAR’S en BOMBAY SAPPHIRE

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, staat de merkenrechtelijke status van accijnsgoederen centraal, met name in het kader van parallelimport. De zaak betreft een geschil tussen Bacardi and Company Limited en Bacardi-Martini B.V. aan de ene kant, en Seva Trading B.V. aan de andere kant. Bacardi c.s. vordert dat Seva inbreuk maakt op hun Uniemerken BACARDI, DEWAR’S en BOMBAY SAPPHIRE door producten te verkopen die zonder toestemming in de Europese Economische Ruimte (EER) zijn gebracht. De rechtbank heeft eerder een tussenvonnis gewezen waarin de beslissing omtrent de gestelde inbreuk werd aangehouden in afwachting van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) in een vergelijkbare zaak. Het HvJEU heeft op 16 juli 2015 geoordeeld dat merkhouders zich kunnen verzetten tegen de invoer van goederen die zonder hun toestemming in de EER zijn gebracht, wat de basis vormt voor de vorderingen van Bacardi c.s. in deze zaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de prijslijst die door Seva is gebruikt, afkomstig is van Seva zelf, ondanks de ontkenning van de directeur van Seva. De rechtbank oordeelt dat de handelingen van Seva inbreuk maken op de Uniemerken van Bacardi, en dat de vorderingen van Bacardi c.s. in beginsel toewijsbaar zijn. De rechtbank heeft Seva veroordeeld om de inbreukmakende activiteiten te staken en een gedetailleerde opgave te doen van de inbreukmakende producten. Daarnaast is Seva veroordeeld tot het betalen van proceskosten en een schadevergoeding aan Bacardi c.s. De rechtbank heeft ook een dwangsom opgelegd voor het geval Seva niet aan de veroordelingen voldoet. Dit vonnis is gewezen op 13 april 2016.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zittingsplaats Den Haag
zaaknummer / rolnummer: C/09/457827 / HA ZA 14-67
Vonnis van 13 april 2016
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
BACARDI AND COMPANY LIMITED,
gevestigd te Vaduz, Liechtenstein,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BACARDI-MARTINI B.V.,
gevestigd te Gouda,
eiseressen in conventie,
verweersters in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat: mr. N.W. Mulder te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SEVA TRADING B.V.,
gevestigd te Roermond,
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat: mr. M. Tsoutsanis te Delft.
Eisende partijen zullen tezamen (in vrouwelijk enkelvoud) Bacardi c.s. genoemd worden en afzonderlijk Bacardi and Co. en Bacardi NL. Voor Bacardi c.s. is de zaak behandeld door de advocaat voornoemd en mr. L.H. Smit en mr. N.N. van der Laan, advocaten te Amsterdam. Voor Seva is de zaak behandeld door de advocaat voornoemd en mr. P. Wezelenburg, advocaat te Delft.

1.De procedure in conventie en reconventie

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 1 april 2015 (hierna: het tussenvonnis);
  • het vonnis van 17 oktober 2015 in het incident ex artikel 834a Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv);
  • het proces-verbaal van enquête van 24 november 2015;
  • de conclusies na enquête van partijen van 9 februari 2016, waarbij zijdens Seva een proceskostenopgave is gevoegd.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank haar beslissing omtrent de gestelde inbreuk aangehouden in afwachting van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) in de zaak tussen Bacardi c.s. en Van Caem, Top Logistics en Mevi (C‑379/14). Tevens heeft de rechtbank Seva toegelaten tot tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stelling van Bacardi c.s. dat de prijslijst waarmee zonder voorbehoud van douanestatus parallel geïmporteerde Bacardi-producten worden aangeboden, van Seva afkomstig is.
2.2.
Het HvJEU heeft op 16 juli 2015 uitspraak gedaan en beslist dat de merkhouder zich ertegen kan verzetten dat een derde van het merk voorziene goederen onder de accijnsschorsingsregeling laat plaatsen na ze, zonder toestemming van die houder, de Europese Economische Ruimte heeft doen binnenbrengen en in het vrije verkeer heeft doen brengen (dictum). De invoerrechten over deze goederen zijn immers betaald en zij zijn in het vrije verkeer gebracht, hetgeen neerkomt op invoer in de zin van artikel 5, lid 3, onder c), van de Richtlijn 2008/95/EG van het Europese Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (Merkenrichtlijn, Mrl). Vanaf dat moment kan de merkhouder volgens het HvJEU zijn rechten doen gelden, en hoeft hij niet daarmee te wachten tot de goederen, als die onder een accijnsschorsingsregeling zijn geplaatst, worden uitgeslagen voor verbruik (vergelijk r.o. 38 van het arrest). Een derde die goederen zonder toestemming van de merkhouder invoert en onder de accijnsschorsingsregeling plaatst, maakt “gebruik van een teken in het economisch verkeer [...] voor dezelfde waren [...] als die waarvoor het merk ingeschreven is” in de zin van artikel 5, lid 1 Mrl (r.o. 39). Een en ander maakt duidelijk dat het HvJEU goederen van buiten de EU die in een lidstaat onder een accijnsschorsingsregeling worden geplaatst beschouwt als merkenrechtelijk ingevoerd.
2.3.
In het licht van het in r.o. 4.20 van het tussenvonnis overwogene en de beslissing van het HvJEU in de zaak C 379/14, is de slotsom dat de onder r.o. 4.5. onder b en c van het tussenvonnis genoemde handelingen inbreuk hebben gemaakt op het Uniemerk BACARDI. De vorderingen die daarop zijn gebaseerd zullen dus worden toegewezen.
2.4.
De rechtbank heeft haar voorshands oordeel dat de prijslijst afkomstig is van Seva gebaseerd op het feit dat de prijslijst is voorzien van het logo van Seva en het emailadres van de heer [A] , en dat zij is gevonden in de administratie van een klant van Seva, de heer [X] (h.o.d.n. [Handelsnaam X] ) in het kader van de opgave die hij heeft gedaan krachtens een veroordeling ter zake van merkinbreuk door deze rechtbank (zaak 392818 / HA ZA 11-1335, vonnis van 14 november 2012).
2.5.
Seva heeft op 24 november 2015 een tweetal getuigen doen horen, de heer [A] , statutair directeur van Seva, en diens echtgenoot, mevrouw [B] , werknemer (boekhouder) van Seva. Bacardi heeft afgezien van contra-enquête. Na het indienen van conclusies na enquête hebben partijen vonnis gevraagd.
2.6.
De heer [A] heeft verklaard dat de prijslijst niet van Seva afkomstig is nu Seva nooit gebruik maakt van prijslijsten. Vermoedelijk is hij afkomstig van de heer [C] , die voor Seva potentiële inkooptransacties voor Seva zocht; de heer [C] deed dit onbetaald en was niet in loondienst. Hij had wel een werkplek en een emailadres van Seva gekregen, maar gebruikte een eigen laptop, aldus de heer [A] .
2.7.
De rechtbank acht de verklaring van de heer [A] dat de heer [C] de lijst heeft gemaakt en opgestuurd niet overtuigend. Zoals de heer [A] heeft verklaard, had de heer [C] geen toegang tot computerbestanden van Seva. Aangenomen mag worden dat een prijslijst met productnamen, aantallen en prijzen niet kan worden samengesteld zonder toegang tot deze gegevens van Seva. Daarbij komt dat de heer [A] heeft verklaard dat de heer [C] een eigen Seva-emailadres had gekregen. Dit feit is moeilijk te rijmen met de aanwezigheid van het emailadres van de heer [A] op de prijslijst. De verklaring van de heer [A] dat Seva intern wel prijslijsten gebruikt, maar niet extern, strookt bovendien niet met de verklaring van mevrouw [B] dat zij nooit een prijslijst heeft gezien. Aangenomen mag worden dat zij, als (enige) boekhouder van Seva, bekend is met het gebruik van interne prijslijsten. Dit alles komt de geloofwaardigheid van de verklaring van de heer [A] niet ten goede. Nu de heer [C] een ander niet heeft bevestigd, en de verklaringen van de heer en mevrouw [A/B] ook niet door enig schriftelijk bewijsmateriaal worden ondersteund, kunnen zij in het licht van het voorgaande niet het voorshandse oordeel van de rechtbank ten aanzien van de prijslijst ontzenuwen. In deze procedure komt dan ook vast te staan dat de prijslijst van Seva afkomstig is.
2.8.
Gezien het voorgaande zijn in het licht van r.o. 4.32. en 4.33 van het tussenvonnis de vorderingen voor zover gebaseerd op inbreuk op de Uniemerken BACARDI, DEWAR’S en BOMBAY SAPPHIRE in beginsel toewijsbaar. Bacardi c.s. heeft geen separaat belang gesteld, noch is dit gebleken, bij een afzonderlijk verbod op basis van haar (gelijkluidende) Benelux-merken, zodat in zoverre de vorderingen zullen worden afgewezen.
2.9.
De rechtbank was in r.o. 4.34 van het tussenvonnis reeds tot de slotsom gekomen dat indien de prijslijst afkomstig is van Seva, de vorderingen voor zover gebaseerd op onrechtmatige daad in beginsel toewijsbaar zijn.
Vorderingen
2.10.
Het verbod van merkinbreuk is in het licht van het voorgaande toewijsbaar als verwoord in het dictum. Op de gestelde onrechtmatige daad van Seva zijn geen verbodsvordering, verklaring voor recht of schadevergoedingsvordering gericht, maar slechts de vordering tot het doen van opgave.
2.11.
Volgens de stellingen van Bacardi c.s. in de dagvaarding is Bacardi and Co. de houdster van de in deze procedure ingeroepen merken, en is Bacardi NL haar exclusieve licentieneemster (voor Europa). Aangezien Bacardi and Co. en Bacardi NL samen de procedure zijn begonnen wordt Bacardi NL geacht daarvoor (impliciete) toestemming van de merkouder te hebben verkregen in de zin van artikel 22 lid 3 UMVo.
2.12.
Seva heeft verweer gevoerd op de vorderingen in die zin dat de reikwijdte daarvan beperkt moet worden tot Bacardi-producten die door Seva binnen de EER in de handel zijn gebracht, waarbij ‘de enkele omzetting van T1 op AGD’ (dat wil zeggen het brengen van transitogoederen onder een accijnsschorsingsregeling) niet als zodanig kwalificeert. Gelet op het eerdergenoemde oordeel van het HvJEU dat reeds bij het in het vrije verkeer brengen van merkgoederen (dus zodra de goederen de status van transitogoederen verliezen) sprake is van gebruik in het economisch verkeer van het merk, kan dit verweer niet worden gehonoreerd. Wel zullen verbod en de nevenvorderingen worden beperkt tot inbreuk op de Uniemerken BACARDI, DEWAR’S en BOMBAY SAPPHIRE.
2.13.
De vordering tot het doen van opgave zal worden toegewezen, met dien verstande dat de opgave wordt beperkt tot ‘inbreukmakende producten’. Gedecodeerde Bacardi-producten zijn ook inbreukmakende producten (vergelijk r.o. 4.33. van het tussenvonnis). Voor zover handelingen met (dezelfde) gedecodeerde flessen ook een onrechtmatige daad zouden opleveren, ontbreekt belang bij toewijzing van de opgave omdat deze flessen reeds in de opgave ‘inbreukmakende producten’ zitten. Onder ‘inbreukmakende producten’ wordt in de context van de opgave verstaan producten, voorzien van de merken BACARDI, DEWAR’S en BOMBAY SAPPHIRE (i) die niet door of met toestemming van Bacardi c.s. in de EER in het verkeer zijn gebracht, of (ii) waarvan de productcodes zijn verwijderd, of (iii) die voldoen aan het
Class International-criterium [1] .
2.14.
Seva stelt zich op het standpunt dat de kosten van het accountantsonderzoek voor rekening van Bacardi moeten komen, nu het gaat om één transactie, en het een genuanceerd inbreukvraagstuk betreft. Dat verweer wordt verworpen. De rechtbank heeft geoordeeld dat Seva inbreuk heeft gemaakt met het verkopen van een partij van 740 dozen Bacardi-producten. Niet valt in te zien waarom de omvang van deze inbreuk, die de rechtbank niet futiel voorkomt, een deugdelijke grond voor het verweer van Seva is.
2.15.
Conform het verweer van Seva, en het akkoord van Bacardi c.s. daarop ter zitting, zullen de dwangsommen worden gematigd tot € 10.000,- per overtreding, en – ambtshalve – gemaximeerd.
2.16.
De vordering tot winstafdracht is toewijsbaar nu Seva niet heeft bestreden dat zij te kwader trouw inbreuk heeft gemaakt op de merken van Bacardi and Co. De vorderingen tot winstafdracht en schadevergoeding kunnen slechts beperkt cumuleren, te weten slechts voor zover de schadevergoedingsvordering is opgebouwd uit andere componenten dan gederfde winst.
2.17.
Bacardi c.s. vordert een schadevergoeding van € 25,- per inbreukmakend en/of onrechtmatig Bacardi-product. Terecht heeft Seva aangegeven dat Bacardi c.s. niet inzichtelijk maakt hoe zij tot dit schadebedrag komt. Nu echter de mogelijkheid van enige schade voor Bacardi c.s. als gevolg van de inbreuk niet is bestreden, zal de rechtbank ter zake verwijzen naar de schadestaatprocedure. Daarbij wordt opgemerkt dat Bacardi c.s. slechts vergoeding vordert van de schade als gevolg van de merkinbreuk, niet als gevolg van het gestelde onrechtmatig handelen van Seva, zodat in zoverre de verwijzing naar ‘onrechtmatige Bacardi-producten’ door de rechtbank buiten beschouwing wordt gelaten.
2.18.
Seva verzoekt een eventuele veroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad te maken, althans Bacardi and Co. in dat geval zekerheid te laten stellen. Bacardi and Co. is niet gevestigd in de EU, maar in Liechtenstein, zodat er een restitutierisico bestaat als zij het vonnis ten uitvoer gaat leggen en in hoger beroep mocht blijken dat dit ten onrechte was, aldus Seva. Nu Bacardi c.s. de gevorderde zekerheidsstelling niet heeft betwist, zal de vordering ter zake worden toegewezen tot een bedrag van € 25.000,-.
2.19.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Seva worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Bacardi c.s. heeft aanvankelijk op de voet van artikel 1019h Rv een bedrag van € 29.133,62 aan proceskosten gevorderd (inclusief verschotten). Ter zitting heeft zij het honorarium van de advocaat vrijwillig beperkt tot € 20.000,- in lijn met het maximale IE-Indicatietarief. Ter zitting heeft Bacardi c.s. aangegeven dat hiervan 90% dient te worden toegerekend aan de hoofdzaak in conventie. Seva heeft hiertegen geen bezwaar (meer) gemaakt zodat de proceskosten toewijsbaar zijn. Bacardi c.s. heeft geen onderscheid gemaakt tussen de kosten voor de IE-grondslag (merkinbreuk) en de niet-IE grondslag (onrechtmatige daad). De rechtbank zal die onderverdeling op grond van de processtukken en het ter zitting verhandelde op 90% respectievelijk 10% bepalen. Seva zal dus worden veroordeeld tot betaling van
90% x 90% x € 20.000,- = € 16.200,- (IE grondslag)
90% x 10% x € 2.260,- (5 punten à € 452,00) = € 203,40 (OD grondslag)
griffierecht = € 589,-
dagvaardingskosten = € 103,82
________________________________________________________
Totaal € 17.096,22
in reconventie
2.20.
Nu de vorderingen van Bacardi c.s. in conventie worden toegewezen, is de voorwaarde waaronder Seva de eis in reconventie heeft ingesteld niet vervuld, zodat de rechtbank geen beslissing daarover zal nemen. Seva zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld.
2.21.
In reconventie heeft Bacardi c.s. proceskosten te vorderen tot het bedrag van € 1.800,- (90% IE x 10 % reconventie x € 20.000,-)(IE-grondslag) plus € 45,20 (10% OD x € 452,00 (2 punten à € 452,00 x 0,5)) voor de OD-grondslag, samen € 1.845,20. Als niet weersproken is dit bedrag toewijsbaar.
in de incidenten in conventie
2.22.
Bij dagvaarding heeft Bacardi c.s. bij wege van incident een voorlopig inbreukverbod gevorderd, alsmede nevenvorderingen ingesteld. Deze vorderingen zijn bij vonnis van 27 augustus 2014 afgewezen. De rechtbank heeft een beslissing omtrent de proceskosten aangehouden. Bacardi c.s. dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident te worden veroordeeld. Uit de stukken is gebleken dat het verweer van Seva in het incident niet samenvalt met haar verweer in de hoofdzaak, en Seva dus in zoverre specifieke kosten heeft gemaakt in dit incident. Seva heeft haar 1019h-proceskosten echter geheel toegerekend aan en gespecificeerd in het kader van de hoofdzaak. In dit incident worden daarom de proceskosten begroot conform het liquidatietarief, wat tot een bedrag van € 452,00 aan salaris voor de advocaat zal leiden.
2.23.
Bij incidentele conclusie ingediend op 3 februari 2015 heeft Bacardi c.s. een provisionele vordering tot inzage ex artikel 843a Rv ingesteld. Bij vonnis van 7 oktober 2015 is deze vordering toegewezen. De rechtbank heeft een beslissing omtrent de proceskosten aangehouden. Bacardi c.s. heeft veroordeling in de proceskosten op grond van artikel 1019h Rv gevorderd. Nu Bacardi c.s. haar proceskosten met betrekking tot dit 834a Rv-incident niet nader heeft gespecificeerd, zal het liquidatietarief worden toegepast, wat tot een veroordeling tot betaling van € 452,00 aan salaris voor de advocaat zal leiden.
in het incident in reconventie
2.24.
Bij incidentele conclusie van 19 maart 2014 heeft Seva zekerheidstelling op de voet van artikel 224 Rv gevorderd, welke vordering bij vonnis van 27 augustus 2014 is toegewezen. De rechtbank heeft haar beslissing omtrent de proceskosten aangehouden. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Bacardi c.s. worden veroordeeld in de proceskosten in het incident. Seva heeft haar proceskosten voor dit incident geheel toegerekend aan en gespecificeerd in het kader van de hoofdzaak, zodat in dit incident de proceskosten worden begroot conform het liquidatietarief, wat tot een bedrag van € 904,00 aan salaris voor de advocaat zal leiden (2 punten à € 452,00).

3.De beslissing

De rechtbank:
in de hoofdzaak in conventie
3.1.
veroordeelt Seva om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis inbreuk op de Uniemerken BACARDI, DEWAR’S en BOMBAY SAPPHIRE te staken en gestaakt te houden, meer in het bijzonder elk gebruik in het economisch verkeer van producten die zijn voorzien van de merken BACARDI, DEWAR’S en/of BOMBAY SAPPHIRE die niet door Bacardi c.s. of met haar toestemming in de EER in de handel zijn gebracht, waarbij onder gebruik in het economisch verkeer in ieder geval dient te worden verstaan het (doen) invoeren, het (doen) verkopen, het te koop (doen) aanbieden, het (doen) leveren, het (doen) gebruiken, dan wel het in voorraad (doen) hebben, al dan niet onder AGD-status, voor één van deze doeleinden, een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere dag dat, dan wel ter keuze van Bacardi c.s., van € 1.000,- voor ieder product waarmee door Seva na betekening van dit vonnis aan de bovenstaande veroordeling in het geheel of gedeeltelijk geen gevolg is gegeven, met een maximum van € 250.000,-;
3.2.
veroordeelt Seva om binnen één maand na betekening van dit vonnis aan de advocaten van eiseressen, mr. N.W. Mulder en mr. N.N. van der Laan, een door de accountant van Seva, of een ander door Seva aan te wijzen bevoegde instelling, opgestelde en gecontroleerde schriftelijke en gedetailleerde opgave te doen, ter staving daarvan vergezeld door kopieën van alle relevante documenten (facturen, paklijsten, vrachtbrieven, orders, orderbevestigingen, voorraadadministratie, douanestukken of andere bewijsstukken), van:
de leverancier(s) bij wie Seva vanaf 14 juni 2009 inbreukmakende Bacardi-producten heeft ingekocht, onder mededeling van tijdstip, volledig(e) adres(sen), telefoon- en faxnummer(s);
de aan Seva vanaf 14 juni 2009 geleverde aantallen, prijzen en leverdata van inbreukmakende Bacardi-producten, zulks afzonderlijk gerangschikt per type Bacardi-product en per leverancier en tijdstip, onder overlegging van kopieën van de daarop betrekking hebbende facturen;
de op de dag van deze dagvaarding onder Seva en/of ten behoeve van Seva onder derden aanwezige voorraad inbreukmakende Bacardi-producten, zulks afzonderlijk gerangschikt per type Bacardi-product; waarbij de inhoudsmaat en het alcoholpercentage mede bepalend zijn voor het type Bacardi-product;
e hoeveelheid inbreukmakende Bacardi-producten die op de datum van opstellen van de opgave onderweg is naar Seva, zulks afzonderlijk gerangschikt per type Bacardi-product waarbij de inhoudsmaat en het alcoholpercentage mede bepalend zijn voor het type Bacardi-product;
de namen van alle afnemers aan wie Seva vanaf 14 juni 2009 inbreukmakende Bacardi-producten heeft geleverd, onder mededeling van volledig(e) adres(sen), telefoon- en faxnummer(s), zulks afzonderlijk gerangschikt per type Bacardi-product en onder vermelding van volledig(e) adres(sen), telefoon- en faxnummer(s) van de opslagloodsen en/of tussenpersonen waarvandaan de Bacardi-producten aan de afnemers zijn geleverd;
de aan de onder e) genoemde afnemers geleverde aantallen en leverdata van inbreukmakende Bacardi-producten, zulks afzonderlijk gerangschikt per type Bacardi-product en per afnemer, onder overlegging van kopieën van de daarop betrekking hebbende facturen;
de hoeveelheid inbreukmakende Bacardi-producten die op de datum van het vonnis besteld is hij Seva maar die nog niet is geleverd, zulks afzonderlijk gerangschikt per type Bacardi-product en onder vermelding van de namen, volledig(e) adres(sen), telefoon en faxnummer(s) van de afnemers die deze bestellingen hebben geplaatst;
et totaal aantal inbreukmakende Bacardi-producten dat Seva vanaf 14 juni 2009 heeft geïmporteerd, gedistribueerd, verkocht, aangeboden en in voorraad heeft gehouden of doen houden, zulks afzonderlijk gerangschikt per type Bacardi-product, waarbij de inhoudsmaat en het alcoholpercentage mede bepalend zijn voor het type Bacardi-product;
de winst die Seva vanaf 14 juni 2009 per verkocht inbreukmakend Bacardi-product heeft gemaakt en de exacte wijze waarop de winst is berekend
een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere dag dat door Seva aan de bovenstaande veroordeling in het geheel of gedeeltelijk geen gevolg is gegeven, tot een maximum van € 100.000,-;
3.3.
gebiedt Seva binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis de onder 3.2. sub c en d bedoelde voorraden aan Bacardi c.s. op een door Bacardi c.s. te bepalen plaats af te geven ter vernietiging op kosten van Seva, een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere dag dat door Seva aan deze veroordeling in het geheel of gedeeltelijk geen gevolg is gegeven, tot een maximum van € 100.000,-;
3.4.
veroordeelt Seva om binnen 40 dagen na betekening van dit vonnis de ten gevolge van het inbreukmakend handelen genoten winst af te dragen aan Bacardi c.s. door overmaking daarvan op de derdengeldenrekening van de advocaten van Bacardi c.s., mr. N.W. Mulder en mr. N.N. van der Laan;
3.5.
veroordeelt Seva om de schade die Bacardi c.s. heeft geleden als gevolg van de in het lichaam van de dagvaarding omschreven merkinbreuk te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3.6.
veroordeelt Seva in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van Bacardi c.s. begroot op € 17.096,22;
3.7.
beveelt Bacardi and Co. alvorens tot tenuitvoerlegging van dit vonnis over te gaan, zekerheid te stellen tot een bedrag van € 25.000,- door middel van een onherroepelijke afroepgarantie van een gerenommeerde Nederlandse bank op gebruikelijke garantievoorwaarden;
in de incidenten in conventie
3.8.
veroordeelt Bacardi c.s. in de proceskosten van het incident ex artikel 223 Rv, aan de zijde van Seva begroot op € 452,00 aan salaris voor de advocaat;
3.9.
veroordeelt Seva in de proceskosten van het incident ex artikel 843a Rv, aan de zijde van Bacardi c.s. tot op heden begroot op € 452,00 aan salaris voor de advocaat;
in de hoofdzaak in reconventie
3.10.
veroordeelt Seva in de kosten van het geding in reconventie, tot op heden aan de zijde van Bacardi c.s. begroot op € 1.845,20;
in het incident in reconventie
3.11.
veroordeelt Bacardi c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Seva begroot op € 904,00 aan salaris voor de advocaat;
in conventie en in reconventie
3.12.
verklaart alle bevelen en veroordelingen in de hoofdzaak en de incidenten uitvoerbaar bij voorraad;
3.13.
wijst af het in de hoofdzaak en de incidenten anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Burgers en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2016.

Voetnoten

1.Dat wil zeggen: goederen geplaatst onder de regeling extern douanevervoer of de regeling douane-entrepot waarbij het aanbieden of verkopen noodzakelijkerwijs impliceert dat zij in de Unie in de handel worden gebracht (HvJEG 18 oktober 2005, ECLI:EU:C:2005:616, dictum onder 2). Nu de gevorderde opgave alleen het verleden betreft, is het nieuwe recht wat betreft transitogoederen in de vorm van artikel 9 lid 4 UMVo daarop niet van toepassing.