ECLI:NL:RBDHA:2016:3773
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van zorg onder de Wet langdurige zorg voor minderjarige met somatische aandoening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van zorg onder de Wet langdurige zorg (Wlz) voor een minderjarige verzekerde met een complexe somatische aandoening. De eiser, wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige, had een aanvraag ingediend voor zorg onder de Wlz, welke door de Raad van bestuur van het Centrum indicatiestelling zorg (Ciz) was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de verzekerde, gezien haar zorgbehoefte, geen recht had op Wlz-zorg, omdat zij krachtens haar zorgverzekering recht had op zorg vanwege complexe somatische problematiek.
De rechtbank stelde vast dat de zorgbehoefte van de minderjarige niet voldeed aan de criteria voor Wlz-zorg, aangezien de zorg die zij nodig had, onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) viel. De rechtbank benadrukte dat de vraag of de verzekerde 24 uur per dag zorg nodig had, niet relevant was voor de beoordeling van de aanspraak op Wlz-zorg. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag door de Ciz terecht was, omdat de zorgbehoefte van de minderjarige niet onder de Wlz viel, maar onder de Zvw. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak benadrukt de scheiding tussen de Wlz en de Zvw en de voorwaarden waaronder minderjarigen aanspraak kunnen maken op zorg. De rechtbank volgde de argumentatie van de verweerder en concludeerde dat de zorgbehoefte van de minderjarige niet voldeed aan de vereisten voor Wlz-zorg, wat leidde tot de afwijzing van het beroep.