ECLI:NL:RBDHA:2016:3772

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2016
Publicatiedatum
8 april 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 5937
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van verzoek tot wijziging van werkrooster van een militair fysiotherapeut

Op 7 april 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser, een kapitein-fysiotherapeut bij de Koninklijke Landmacht, en de minister van Defensie. De eiser had verzocht om zijn werkrooster te wijzigen naar 4 x 9 uur per week, met ingang van 1 december 2014. Dit verzoek werd afgewezen door de minister, omdat de zorgverlening niet gegarandeerd kon worden met het voorgestelde rooster. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder het feit dat de eiser sinds 2010 gebruikmaakt van een tijdelijke verkorting van de arbeidsduur en dat hij op zzp-basis ook in een civiele praktijk werkt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister het verzoek van de eiser om inroostering niet heeft ingewilligd op basis van roostertechnische redenen. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het verzoek van de eiser niet kon worden ingewilligd zonder dat dit problemen zou opleveren voor de bezetting van het gezondheidscentrum. De rechtbank heeft ook het beroep van de eiser op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat de situatie van de eiser niet gelijk te stellen was aan die van andere fysiotherapeuten die wel een 4 x 9 uur rooster konden hanteren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geoordeeld dat de minister een redelijke alternatieve oplossing had geboden. De uitspraak benadrukt de afweging tussen de persoonlijke belangen van de eiser en de dienstbelangen van de minister, waarbij de rechtbank oordeelde dat de dienstbelangen zwaarder wogen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/5937 MAW

uitspraak van 7 april 2016 de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Peters),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van der Marel).

Procesverloop

Bij besluit van 4 december 2014 heeft verweerder eisers verzoek om zijn rooster te wijzigen naar 4 x 9 uur met ingang van 1 december 2014 afgewezen.
Bij besluit van 6 juli 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 4 december 2014 ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2016.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1 De rechtbank gaat bij de beoordeling van deze zaak uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Eiser, kapitein-fysiotherapeut bij de Koninklijke Landmacht, heeft een aanstelling
voor 38 uur per week. Sinds 2010 maakt hij gebruik van de mogelijkheid tot tijdelijke verkorting van de arbeidsduur op grond van artikel 54 e van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR). Eiser heeft sinds 2010 feitelijk een arbeidsduur van 36 uur per week. Per week wordt eiser voor 40 uur ingeroosterd en bouwt hij vier spaaruren op.
Eiser is met toestemming van Defensie op zzp-basis twee avonden per week werkzaam in een civiele praktijk voor fysiotherapie.
1.2
Eiser heeft op 10 november 2014 verzocht om zijn werkrooster te wijzigen naar
4 x 9 uur per 1 december 2014. Het door hem voorgestelde werkrooster is maandag tot en met vrijdag van 07.00 tot 17.00 uur met de donderdag als roostervrije dag.
Bij besluit van 4 december 2014 is eisers verzoek afgewezen, omdat met de door eiser voorgestelde werkdagen de zorgverlening niet gegarandeerd kan worden. . Tot de mogelijkheden behoort wel een rooster van vier werkdagen van 8 uur met een vrije dag op de vrijdagen.
2 Eiser heeft aangevoerd dat de arbeidsduur niet in geschil is, wel de spreiding van
de uren over de werkweek van eiser. Eiser wijst op artikel 2, zesde lid, van de Wet aanpassing arbeidsduur (WAA), dat op grond van artikel 4 van het Besluit aanpassing arbeidsduur militairen ook op militairen van toepassing is. De reden van het verzoek is dat eiser zijn werkzaamheden bij de civiele praktijk met één dag per week kan uitbreiden en hierdoor meer inkomen wil genereren. In [plaats] wordt met vier fysiotherapeuten gewerkt, onder wie eiser. De door hem voorgestelde werktijden worden ook al door een collega op het Gezondheidscentrum (GZHC) [plaats] , waar eiser werkzaam is, gehanteerd. Tevens wordt door een collega-fysiotherapeut, ook op het GZHC, een werkrooster met werktijden van 07.30 tot 17.30 uur gehanteerd.
Voorts werken de tandartsen [tandarts A] en [tandarts B] en de bedrijfsartsen [bedrijfsarts A] en [bedrijfsarts B] ook 4 x 9 uur. Ook bij andere gezondheidscentra is het mogelijk om in een rooster van 4 x 9 uur te werken, zoals bij de collega’s [collega A] , [collega B] , [collega C] , [collega D] en [collega E] .
Verweerder heeft niet geconcretiseerd dat bij toewijzing van eisers verzoek problemen in de bezetting zullen ontstaan. De fysiotherapeuten zijn niet belast met spoedgevallen. Eiser stelt dat de toelichting in het e-mailbericht van P&O adviseur [P&O adviseur] niet juist is. Zijn arbeidsduur blijft 36 uur, het wordt alleen anders verspreid, aldus eiser.
3 Verweerder stelt zich op het standpunt dat het door eiser voorgestelde rooster in
strijd is met het belang van verweerder bij een goede bereikbaarheid en bezetting van het gezondheidscentrum. Het GZHC is op werkdagen van 08.00 tot 17.00 uur geopend. Eisers verzoek komt er op neer dat hij vier uur per week buiten de openingstijd van het GZHC werkzaam is. Bij het toestaan van het verzoek ontstaat daarnaast op donderdag een probleem met de bezetting, die nu reeds krap is te noemen. Op de vrijdagen is het erg rustig op het gezondheidscentrum, zodat op die dag negen uur werken niet opportuun wordt geacht.
Eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel gaat niet op. Anders dan fysiotherapeuten kunnen de tandartsen en bedrijfsarts zonder capaciteitsverlies en verstoring van continuïteit volgens een werkrooster van 4 x 9 uur werken. Er is één fysiotherapeut die momenteel 9 uur per dag werkt (niet op de vrijdag). Dit rooster zal echter vanwege capaciteitsproblemen worden gewijzigd.
4 In artikel 2, zesde lid, WAA is bepaald dat de werkgever de spreiding van de uren vaststelt overeenkomstig de wensen van de werknemer. De werkgever kan de gewenste spreiding van de uren wijzigen, indien hij daarbij een zodanig belang heeft dat de wens van de werknemer daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
Ingevolge artikel 4 van het Besluit aanpassing arbeidsduur militairen zijn de artikelen 2, derde en vierde lid, alsmede het zesde tot en met twaalfde lid, en 3 van de Wet aanpassing arbeidsduur van overeenkomstige toepassing.
5 Aan eiser is op grond van artikel 54 e van het AMAR een tijdelijke verkorting van de arbeidsduur, naar 36 uur per week, toegestaan. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat in redelijkheid van hem niet gevergd kon worden het verzoek van eiser tot inroostering van het door hem gewenste arbeidspatroon in te willigen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5.1
De rechtbank stelt vast dat de afwijzing van het verzoek van eiser is gebaseerd omdat redenen van roostertechnische aard zich daartegen zouden verzetten. Het GZHC [plaats] is van 08.00 uur tot 17.00 geopend en bereikbaar voor patiënten. Eiser wenst te worden ingeroosterd gedurende 4 x 9 uur, van 07.00 uur tot 17.00 uur, met de donderdag als roostervrije dag.
Bij e-mailbericht van 8 december 2014 heeft [persoon A] onder meer uiteengezet dat binnen GZHC [plaats] vijf fysiotherapeuten werkzaamzijn. Er wordt 2 x 2 dagen ondersteuning worden gegeven in [plaats] en [plaats] . In april 2015 hoopt een collega met zwangerschaps-/bevallings-/ouderschapsverlof te gaan. In het e-mailbericht van P&O adviseur [P&O adviseur] van 27 maart 2015 is een overzicht gegeven van de bezetting van het GZHC. Voorts heeft verweerder, naar niet door eiser is betwist, naar voren gebracht dat de vrijdag een erg rustige dag is.
De rechtbank overweegt dat met hetgeen verweerder heeft medegedeeld ter zake van de bezettingsgraad door de fysiotherapeuten afdoende is onderbouwd dat zwaarwegende bedrijfsbelangen zich verzetten tegen de inwilliging van het verzoek van eiser. Hierbij komt dat eiser bij inwilliging van zijn verzoek zijn werkdag aanvangt een uur vóór de openingstijden van het GZHC, het geen blijkbaar bij de andere fysiotherapeuten niet aan de orde is. Bovendien zou, nu de overige fysiotherapeuten ook werkzaam zijn op de - rustige - vrijdag, een overcapaciteit aan fysiotherapeuten ontstaan op die dag.
5.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij afweging van de in het geding zijnde belangen aan dit dienstbelang meer gewicht heeft mogen toekennen dan aan het persoonlijk belang van eiser. Verweerder heeft eiser een redelijke alternatieve oplossing geboden met een rooster van 4 vier werkdagen van 8 uur en een werkdag van 4 uur. Daartegenover is weinig of niets gebleken van pogingen van eiser om een oplossing te vinden.
6 Het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet daartoe overweegt de rechtbank dat de verwijzing van eiser naar de in het GZHC werkzame tandartsen en huisarts, reeds niet op gaat nu het andere beroepen betreft. Voor zover eiser heeft verwezen naar fysiotherapeuten die werkzaam zijn bij een ander GZHC is geen sprake van gelijke gevallen omdat de inroostering verloopt op grond van de daar aanwezige capaciteit. Eisers verwijzing naar een fysiotherapeut die op het GZHC 4 x 9 uur werkte treft evenmin doel. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat deze fysiotherapeute wegens bijzondere omstandigheden aanvankelijk 4 x 9 uur mocht werken maar zich inmiddels ook dient te conformeren aan de voor haar geldende bedrijfstijden.
7 Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
8 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 april 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.