6.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Door woninginbraken wordt - vaak grote - materiële schade toegebracht aan de slachtoffers, terwijl tevens dikwijls goederen worden buitgemaakt die voor het slachtoffer ook emotionele waarde hebben. De verdachte en zijn mededaders hebben onder meer een aantal sieraden weggenomen. De emotionele waarde van deze sieraden kan niet in geld worden uitgedrukt, zoals ook uit de aangifte blijkt. De verdachte en zijn mededaders hebben zich niets gelegen laten liggen aan deze gevolgen voor het slachtoffer en kennelijk alleen oog gehad voor hun eigen geldelijk gewin.
Bovendien wordt door een woninginbraak een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer en de omwonenden. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig en geborgen zou moeten kunnen voelen.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling. Met het plegen van dit feit profiteert de verdachte van een diefstal, een feit dat zoals hiervoor beschreven dikwijls grote en onherstelbare schade toebrengt aan slachtoffers, en bevordert hij dat dergelijke misdrijven gepleegd blijven worden. Ook het plegen van dit feit getuigt van respectloosheid voor de eigendommen van anderen.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht kan de rechtbank ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van het strafbare feit de leeftijd van 18 jaar maar nog niet de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77 hh van het Wetboek van Strafrecht. Uitgangspunt blijft dat ten aanzien van deze groep in beginsel het strafrecht voor volwassenen van toepassing is en dat toepassing van het jeugdstrafrecht een uitzondering is.
De rechtbank heeft acht geslagen op de gespreksaantekening van Reclassering Nederland d.d. 23 december 2015 en op de rapporten van Reclassering Nederland d.d. 30 januari 2016 en 14 maart 2016. Uit het rapport van 14 maart 2016 komt onder meer het volgende naar voren:
Onderzocht zou moeten worden of bij de verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Hij heeft tot zijn 18e jaar onder toezicht gestaan van Jeugdbescherming west en volgens de voormalig gezinsvoogd is bij de verdachte nog te bewerken problematiek op het vlak van vaardigheden en gedrag. De verdachte heeft zijn school, elektrotechniek op het ROC te Leiden, laten verslonzen maar kan er misschien weer terecht in het komend schooljaar. Begeleiding vanuit een jobcoach is gestart. Verdachte heeft grote schulden en heeft dringend een zinvolle dagbesteding nodig. Hij is veel op straat en kent veel jongens die politiecontacten hebben en hem negatief beïnvloeden. Hij gedraagt zich enigszins impulsief, waardoor hij niet stilstaat bij de gevolgen van zijn handelen. In combinatie met zijn beïnvloedbaarheid en het negatieve sociale netwerk is dat recidive verhogend. Hij lijkt zich enerzijds aan de regels te houden, maar aan de andere kant laat hij sociaal wenselijk gedrag zien. Dat bemoeilijkt de begeleiding. Indien geen begeleiding wordt ingezet op het negatieve sociale netwerk waarin hij verkeert en op het creëren van een zinvolle dagbesteding, wordt het recidiverisico ingeschat op hoog gemiddeld. Om recidive te voorkomen zal de verdachte begeleid moeten worden ten aanzien van het inschatten van oorzaken en gevolgen, het gebrek aan oplossingsvaardigheden en het werken aan realistische toekomstdoelen.
Reclassering Nederland adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen en begeleiding door de jeugdreclassering te laten uitvoeren, met de mogelijkheid dat deze haar taken overdraagt aan de volwassenenreclassering zodra zij dat wenselijk acht.
Geadviseerd wordt ook om de volgende voorwaarden als bijzondere voorwaarden op te leggen:
- een meldplicht bij Jeugdreclassering/jeugdbescherming Gouda;
- een behandelverplichting te weten verplichte behandeling bij Ambulante Forensische Polikliniek Het Palmhuis/De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, waarbij de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven;
- een locatiegebod waarbij de verdachte op vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op [adres] en de precieze tijdstippen vooraf worden vastgesteld door de reclassering, in overleg met de verdachte en afhankelijk van de dagbesteding. Bij dit locatiegebod wordt geadviseerd Elektronische Controle te bepalen voor de duur van maximaal zes maanden, in ieder geval tot na de zomervakantieperiode;
- de verplichting om mee te werken aan alle door de toezichthouder noodzakelijk gevonden interventies zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, ook als dat deelname aan een budgetteringstraining inhoudt.
Mevrouw D.P. Kouwenhoven, werkzaam bij jeugdreclassering Stichting Jeugdbescherming west te Alphen aan den Rijn en gehoord als deskundige, heeft ter terechtzitting onder meer meegedeeld dat de jobcoach heeft bericht dat de verdachte waarschijnlijk op korte termijn kan starten met werk en dat de jeugdreclassering de conclusies en het strafadvies die zijn gegeven door Reclassering Nederland onderschrijft.
De verdachte was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten 19 jaar oud.
De rechtbank vindt in de persoon van de verdachte en in de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, zoals hierboven is uiteengezet, grond om recht te doen overeenkomstig de bijzondere bepalingen voor jeugdige personen in de artikelen 77g tot en met 77hh van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank onderschrijft het gegeven strafadvies en zal dat opvolgen.
Het feit dat de verdachte als enige van drie verdachten van feit 1 is vervolgd, vormt voor de rechtbank geen grond voor strafvermindering, zoals door de raadsvrouw is bepleit, aangezien de verdachte zelfstandig strafrechtelijk verantwoordelijk is voor zijn handelen. Dat de medeverdachten niet zijn vervolgd ziet de rechtbank overigens niet los van het feit dat de verdachte er zelf voor heeft gekozen om, ook na herhaalde aansporingen daartoe, de naam van de derde verdachte voor zich te houden. Dat de verdachte feit 1 heeft bekend, spreekt in die zin wel in zijn voordeel, dat hij zo verantwoordelijkheidsbesef heeft getoond.
De rechtbank is, gelet op al het vorenstaande, dan ook van oordeel dat een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt. In het kader van het voorwaardelijk strafdeel zal begeleiding en behandeling van de verdachte kunnen worden gewaarborgd. Daarbij zal als algemene voorwaarde onder andere het meewerken aan toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering worden opgelegd en zullen de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals die zijn geadviseerd:
- een meldplicht bij Jeugdreclassering/jeugdbescherming Gouda;
- een behandelverplichting te weten verplichte behandeling voor de problematiek/aandachtspunten bij Ambulante Forensische Polikliniek Het Palmhuis/De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, waarbij de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven;
- een locatiegebod, inhoudend dat de verdachte op vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op [adres] , waarbij de precieze tijdstippen vooraf worden vastgesteld door de reclassering, in overleg met de verdachte en afhankelijk van de dagbesteding. Aan deze voorwaarde wordt elektronisch toezicht verbonden voor een periode van maximaal zes maanden;
- de verplichting om mee te werken aan alle door de toezichthouder noodzakelijk gevonden interventies zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, ook als dat deelname aan een budgetteringstraining inhoudt.
De verdachte heeft het onvoorwaardelijke deel van zijn straf reeds in voorarrest doorgebracht.
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals door de raadsvrouw verzocht, de duur van het elektronisch toezicht te op een kortere periode te bepalen dan de geadviseerde duur van zes maanden. De duur van het elektronisch toezicht kan in de tussentijd worden beperkt indien de toezichthoudende instantie daartoe aanleiding ziet in positieve veranderingen bij de verdachte.