3.4De beoordeling van de tenlastelegging.
In verband met de bewijsconstructie die de rechtbank hanteert, zullen de feiten hierna niet in dezelfde volgorde als op de dagvaarding aan de orde komen.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Feit 1: inbraak [bedrijf 1] op 7 oktober 2015
Op 7 oktober 2015 deed [naam] namens [bedrijf 1] aangifte van inbraak. Uit deze aangifte komt het volgende naar voren. Op 7 oktober 2015 tussen 00.30 uur en 06.50 uur is bij [bedrijf 1] , gelegen aan de [adres] te Gouda, ingebroken. De aangever trof een ravage aan. De daders hebben kranen en een brandslang open gezet. Verschillende automaten waren verschoven en vernield. De inhoud van de fruitautomaten en een grijpautomaat was weggenomen. Een deur was verbroken en in de zaal daarachter zat een gat in de muur, waar eerst een ventilatierooster zat.
Feit 3: inbraak [bedrijf 1] op 22 oktober 2015
[naam] deed namens [bedrijf 1] , gelegen aan de [adres] te Gouda, aangifte van inbraak. Uit deze aangifte komt het volgende naar voren. In de ochtend van 22 oktober 2015 trof de aangever rotzooi op de grond en zag hij dat de gokkasten waren opengebroken. Er waren kranen open gezet. Hij zag dat in een zaal een luchtrooster was weggenomen.
Feit 4: inbraak [bedrijf 1] op 2 november 2015
[naam] deed namens [bedrijf 1] , gelegen aan de [adres] te Gouda, aangifte van inbraak. Uit deze aangifte komt het volgende naar voren. Op 1 november 2015 om 23.30 uur werd het alarm ingeschakeld en op 2 november 2015 om 4:26 uur werd door de alarmcentrale melding van een inbraak gedaan. Aangever zag dat men weer was binnengekomen door een rooster in de feestzaal weg te nemen. Snoepautomaten en gokkasten waren opengebroken en het muntgeld was weggenomen. Ook een sleutelbos en diverse flesjes en blikjes waren weggenomen. De ruit van een binnendeur was vernield. De vloer van de keuken was besmeurd met sauzen uit de koeling.
Op 2 november 2015 werden in de vensterbank van de ruimte waarin twee opengebroken gokkasten stonden, twee zaklampen aangetroffen en inbeslaggenomen.Deze behoorden het bedrijf niet in eigendom toe.Op deze zaklampen werden sporen aangetroffen en veiliggesteld.Uit onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut bleek dat het DNA in het spoor met identificatienummer [nummer 1] afkomstig van één van de zaklampen overeenkomt met het DNA van de verdachte dat in de databank is opgenomen.
Op beelden van 2 november 2015 afkomstig van een camera in het pand, herkent een verbalisant een persoon die binnen liep met een zaklamp uit eerdere politieonderzoeken als [medeverdachte 1] . De verbalisant herkent hem aan de vorm van zijn gezicht, zijn neus, zijn mond en zijn baard.[medeverdachte 1] werd op deze beelden door nog vijf andere verbalisanten herkend.
Feit 2: inbraak in [bedrijf 2] op 12 oktober 2015
[naam] deed aangifte van inbraak in [bedrijf 2] , gevestigd aan [adres] te Gouda in een pand dat in eigendom toebehoort aan [bedrijf 3] . Uit deze aangifte komt het volgende naar voren. Op 12 oktober 2015 rond 05.00 uur is ingebroken, door de voordeur open te breken. Het alarm is die nacht eerst rond 2.30 uur en later nogmaals, rond 5.00 uur afgegaan. Een automaat om geld te wisselen, met inhoud, is van de muur getrokken en weggenomen.
In en rond het pand bevindt zich een aantal camera's, waarvan de beelden door verbalisanten zijn bekeken en beschreven. Uit deze beschrijving komt onder meer het volgende naar voren.
Op de beelden van een camera die naar buiten is gericht op het binnenterrein dat met een hek is afgesloten is het volgende waargenomen:
Om 1.16 uur en daarop volgend: persoon 1 stond binnen het hekwerk en opende de deur van het hek, waarna persoon 2 en persoon 3 het binnenterrein opliepen. Verbalisant herkende direct personen 2 en 3. Persoon 2 herkende hij uit eerdere politieonderzoeken als [medeverdachte 1] aan zijn gezicht, baard en postuur. Persoon 3 herkende hij uit eerdere politieonderzoeken als de verdachte, [verdachte] , aan zijn smalle gezicht, zijn haar en zijn hele voorkomen. De drie personen liepen verder het binnenterrein op. De verdachte [verdachte] droeg een opvallende geribbelde jas.
Om 2.25 uur en verder: de 3 personen kwamen het binnenterrein op. De verdachte [verdachte] liep vlak achter [medeverdachte 1] en hield een donker lang voorwerp in zijn hand, dat leek op een koevoet.
Om 3.44 uur liepen de 3 personen op het buitenterrein, de verdachte heeft hetzelfde voorwerp in zijn hand.
Op de beelden van een camera die binnen op de entree gericht is, is het volgende waargenomen:
Om 4.20 uur en daarop volgend: de onderkant van de deur beweegt en er is lichtschijnsel onderaan de deur. De opening werd steeds groter. Er werd steeds met een lamp geschenen en tussen de deur en deurpost werd met een donker lang voorwerp gewrikt;
Om 5.06 uur: de deur ging open. [medeverdachte 1] liep naar binnen, gevolgd door de verdachte [verdachte] die een zaklamp vast had. [medeverdachte 1] had een voorwerp vast, vermoedelijk een koevoet.
Om 6.14 uur en daarop volgend: de verdachte [verdachte] liep het pand in, persoon 1 liep naar de deur en hield die open, de verdachte [verdachte] en [medeverdachte 1] kwamen naar de deur en hielden, naar hun lichaamshouding te zien, een zwaar voorwerp in hun handen. De 3 personen verlieten het pand. De verdachte [verdachte] en [medeverdachte 1] worden ook door 3 andere verbalisanten herkend.
Uit vergelijking van de camerabeelden die van de drie inbraken bij [bedrijf 1] bestaan, komen overeenkomsten naar voren. Een verbalisant die deze beelden vergelijkt, constateert dat telkens drie personen via dezelfde weg, namelijk via een luchtrooster, het pand binnen komen en dat telkens twee van de drie personen tijgerend door het pand sluipen.
De rechtbank constateert dat het voorgaande duidt op eenzelfde modus operandi, die ook bevestigd wordt in het feit dat telkens een ravage werd aangericht en in het feit dat de daders zich telkens richtten op buit uit automaten.
Op de beelden die zijn gemaakt op 22 oktober 2015 betreffende feit 3, wordt gezien dat een van de personen die tijgerend door een ruimte gaan, een blauw trainingsjack droeg met strepen op de mouwen en het logo van voetbalclub Chelsea, en een grijze spijkerbroek.
De persoon had een negentig-graden zaklamp vast. Op 23 december 2015 werd de verdachte aangehouden, op grond van het gegeven dat het DNA op een zaklamp die na de inbraak op 2 november 2015, feit 4, was aangetroffen, matchte met het DNA van verdachte. De zaklamp behoort niet toe aan [bedrijf 1] . De verdachte heeft voor het aantreffen van zijn DNA naar het oordeel van de rechtbank slechts een hypothetische verklaring gegeven, die echter niet verder is onderbouwd of geconcretiseerd, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank wel op zijn weg had gelegen. De kleding die de verdachte op 23 december 2015 bij zich had (hij werd aangehouden in het Huis van Bewaring), bleek overeen te komen met het trainingsjack en de broek die werden gezien op de beelden betreffende feit 3.
De inbraak in Gouda bij [bedrijf 2] , feit 2, is blijkens voormelde camerabeelden ook door drie personen gepleegd, van wie de verdachte en [medeverdachte 1] werden herkend. Ook bij deze inbraak hebben de daders de inhoud van een automaat buit gemaakt. Ten aanzien van de herkenning van de verdachte op deze beelden, overweegt de rechtbank dat zij - gezien de beelden die ook ter terechtzitting zijn bekeken - geen reden heeft om te twijfelen aan de herkenning van de verdachte zoals die door meerdere verbalisanten in de processen-verbaal is gerelateerd.
Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad is het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs toegelaten. Voorwaarde voor het gebruik van dergelijk schakelbewijs is onder meer dat sprake is van minstens één zelfstandig gefundeerd en bewezen verklaard feit. Bovendien moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek gedragspatroon van de verdachte, dat op essentiële punten overeenstemt met de gang van zaken bij het te bewijzen feit.
De rechtbank beziet het bewijs zoals hierboven beschreven voor de feiten in onderlinge samenhang. Voor de feiten 2 (inbraak [bedrijf 2] ) en 4 (inbraak [bedrijf 1] 2 november 2015) vormt het bewijs zoals hierboven beschreven, naar het oordeel van de rechtbank telkens zelfstandig wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte zich aan deze feiten heeft schuldig gemaakt. Gezien de hierboven beschreven overeenkomsten in de modus operandi tussen de vier feiten en het ondersteunend bewijs in de vorm van de kleding, die overeenkomt met de kleding van de verdachte, zoals waargenomen bij feit 3 (inbraak [bedrijf 1] 22 oktober 2015), de herkenning van [medeverdachte 1] bij feit 4 (inbraak [bedrijf 1] 2 november 2015) en bij feit 2 (bij dat feit in combinatie met de herkenning van verdachte), is de rechtbank van oordeel dat alle tenlastegelegde feiten (feiten 1 tot en met 4) wettig en overtuigend bewezen verklaard kunnen worden.