ECLI:NL:RBDHA:2016:3759

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2016
Publicatiedatum
7 april 2016
Zaaknummer
09/819986-15, tul 09/819154-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak inzake inbraken in Gouda met schakelbewijs

Op 7 april 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij vier inbraken in Gouda. De inbraken vonden plaats in oktober en november 2015, waarbij telkens goederen werden weggenomen uit bedrijfspanden. De verdachte werd beschuldigd van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich toegang tot de plaatsen des misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen drie keer inbrak bij [bedrijf 1] en eenmaal bij [bedrijf 2]. De modus operandi vertoonde opvallende overeenkomsten, wat leidde tot het gebruik van schakelbewijs. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar het bewijs, waaronder DNA-sporen en camerabeelden, was overtuigend. De rechtbank oordeelde dat alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen waren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden onvoorwaardelijk en 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht. Tevens werd een schadevergoeding toegewezen aan [bedrijf 3] voor de geleden schade door de inbraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/819986-15, tul 09/819154-14
Datum uitspraak: 7 april 2016
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
adres volgens de verdachte: [adres] ,
thans gedetineerd in: [P.I.]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 24 maart 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.R.C. Polderman en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. P.J.J. Meijers, advocaat te Gouda, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 oktober 2015 te Gouda tezamen en in vereniging met (een)
ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een bedrijfspand (gelegen aan de [adres] ), heeft weggenomen de
inhoud van een fruitautomaat en/of grijpautomaat, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door braak en/of verbreking en/of inklimming, te weten
door het uitnemen en/of loswrikken van een rooster en/of planken en/of
(vervolgens) het betreden van voornoemd pand door de ontstane opening;
2.
hij op of omstreeks 12 oktober 2015 te Gouda tezamen en in vereniging met
(een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een bedrijfspand (gelegen aan [adres] ), heeft
weggenomen een muntenmachine met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door braak en/of verbreking en/of inklimming, te weten
door het verbreken en/of openbreken van een (voor)deur;
3.
hij op of omstreeks 22 oktober 2015 te Gouda tezamen en in vereniging met
(een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een bedrijfspand (gelegen aan de [adres] ), heeft
weggenomen geld en/of goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door braak en/of verbreking en/of inklimming, te weten door het uitnemen en/of
loswrikken van een rooster en/of planken en/of (vervolgens) het betreden van
voornoemd pand door de ontstane opening;
4.
hij op of omstreeks 02 november 2015 te Gouda tezamen en in vereniging met
(een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een bedrijfspand (gelegen aan de [adres] ), heeft
weggenomen een sleutelbos en/of levensmiddelen en/of muntgeld, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] en/of
[slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door braak en/of
verbreking en/of inklimming, te weten door het uitnemen en/of loswrikken van
een rooster en/of planken en/of (vervolgens) het betreden van voornoemd pand
door de ontstane opening;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Binnen één maand werd bij [bedrijf 1] drie keer ingebroken: op 7 oktober 2015, 22 oktober 2015 en 2 november 2015. Blijkens de drie aangiften werd telkens onder meer de inhoud van gokkasten buitgemaakt en slaagde men erin om binnen te komen via het weghalen van een luchtrooster in een buitenmuur van het gebouw, waardoor er een opening in de muur ontstond. Bij twee van de drie inbraken werden ook kranen opengezet, bij de derde inbraak bleven de kranen dicht maar werden sauzen uit de koeling over de vloer gesmeerd. Via een DNA-spoor voerde het onderzoek in feit 4, de inbraak op 2 november 2015, naar de verdachte. De genoemde inbraken zijn als feiten 1, 3 en 4 aan de verdachte tenlastegelegd.
In dezelfde maand, op 12 oktober 2015, werd tevens ingebroken bij [bedrijf 2] , een discotheek die is gevestigd in een pand van [bedrijf 3] te Gouda. Het onderzoek van deze inbraak leidde naar de verdachte via herkenningen van de verdachte op camerabeelden.
De verdachte ontkent elke betrokkenheid bij de feiten. De rechtbank moet beoordelen of de verdachte zich aan deze feiten heeft schuldig gemaakt.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft onder overlegging van een schriftelijk requisitoir gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte alle tenlastegelegde feiten heeft begaan. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat zodanig opvallende overeenkomsten bestaan in de modus operandi dat het bewijs dat voor de feiten 2 en 4 in ruimere mate voorhanden is, mede voor het bewijs van de feiten 1 en 3 gebezigd kan worden via de constructie van schakelbewijs.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft onder overlegging van een pleitnota vrijspraak voor alle feiten bepleit.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging.
In verband met de bewijsconstructie die de rechtbank hanteert, zullen de feiten hierna niet in dezelfde volgorde als op de dagvaarding aan de orde komen.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. [1]
Feit 1: inbraak [bedrijf 1] op 7 oktober 2015
Op 7 oktober 2015 deed [naam] namens [bedrijf 1] aangifte van inbraak. Uit deze aangifte komt het volgende naar voren. Op 7 oktober 2015 tussen 00.30 uur en 06.50 uur is bij [bedrijf 1] , gelegen aan de [adres] te Gouda, ingebroken. De aangever trof een ravage aan. De daders hebben kranen en een brandslang open gezet. Verschillende automaten waren verschoven en vernield. De inhoud van de fruitautomaten en een grijpautomaat was weggenomen. Een deur was verbroken en in de zaal daarachter zat een gat in de muur, waar eerst een ventilatierooster zat. [2]
Feit 3: inbraak [bedrijf 1] op 22 oktober 2015
[naam] deed namens [bedrijf 1] , gelegen aan de [adres] te Gouda, aangifte van inbraak. Uit deze aangifte komt het volgende naar voren. In de ochtend van 22 oktober 2015 trof de aangever rotzooi op de grond en zag hij dat de gokkasten waren opengebroken. Er waren kranen open gezet. Hij zag dat in een zaal een luchtrooster was weggenomen. [3]
Feit 4: inbraak [bedrijf 1] op 2 november 2015
[naam] deed namens [bedrijf 1] , gelegen aan de [adres] te Gouda, aangifte van inbraak. Uit deze aangifte komt het volgende naar voren. Op 1 november 2015 om 23.30 uur werd het alarm ingeschakeld en op 2 november 2015 om 4:26 uur werd door de alarmcentrale melding van een inbraak gedaan. Aangever zag dat men weer was binnengekomen door een rooster in de feestzaal weg te nemen. Snoepautomaten en gokkasten waren opengebroken en het muntgeld was weggenomen. Ook een sleutelbos en diverse flesjes en blikjes waren weggenomen. De ruit van een binnendeur was vernield. De vloer van de keuken was besmeurd met sauzen uit de koeling. [4]
Op 2 november 2015 werden in de vensterbank van de ruimte waarin twee opengebroken gokkasten stonden, twee zaklampen aangetroffen en inbeslaggenomen. [5] Deze behoorden het bedrijf niet in eigendom toe. [6] Op deze zaklampen werden sporen aangetroffen en veiliggesteld. [7] Uit onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut bleek dat het DNA in het spoor met identificatienummer [nummer 1] afkomstig van één van de zaklampen overeenkomt met het DNA van de verdachte dat in de databank is opgenomen. [8]
Op beelden van 2 november 2015 afkomstig van een camera in het pand, herkent een verbalisant een persoon die binnen liep met een zaklamp uit eerdere politieonderzoeken als [medeverdachte 1] . De verbalisant herkent hem aan de vorm van zijn gezicht, zijn neus, zijn mond en zijn baard. [9] [medeverdachte 1] werd op deze beelden door nog vijf andere verbalisanten herkend. [10]
Feit 2: inbraak in [bedrijf 2] op 12 oktober 2015
[naam] deed aangifte van inbraak in [bedrijf 2] , gevestigd aan [adres] te Gouda in een pand dat in eigendom toebehoort aan [bedrijf 3] . Uit deze aangifte komt het volgende naar voren. Op 12 oktober 2015 rond 05.00 uur is ingebroken, door de voordeur open te breken. Het alarm is die nacht eerst rond 2.30 uur en later nogmaals, rond 5.00 uur afgegaan. Een automaat om geld te wisselen, met inhoud, is van de muur getrokken en weggenomen. [11]
In en rond het pand bevindt zich een aantal camera's, waarvan de beelden door verbalisanten zijn bekeken en beschreven. Uit deze beschrijving komt onder meer het volgende naar voren. [12]
Op de beelden van een camera die naar buiten is gericht op het binnenterrein dat met een hek is afgesloten is het volgende waargenomen: [13]
Om 1.16 uur en daarop volgend: persoon 1 stond binnen het hekwerk en opende de deur van het hek, waarna persoon 2 en persoon 3 het binnenterrein opliepen. Verbalisant herkende direct personen 2 en 3. Persoon 2 herkende hij uit eerdere politieonderzoeken als [medeverdachte 1] aan zijn gezicht, baard en postuur. Persoon 3 herkende hij uit eerdere politieonderzoeken als de verdachte, [verdachte] , aan zijn smalle gezicht, zijn haar en zijn hele voorkomen. De drie personen liepen verder het binnenterrein op. De verdachte [verdachte] droeg een opvallende geribbelde jas.
Om 2.25 uur en verder: de 3 personen kwamen het binnenterrein op. De verdachte [verdachte] liep vlak achter [medeverdachte 1] en hield een donker lang voorwerp in zijn hand, dat leek op een koevoet.
Om 3.44 uur liepen de 3 personen op het buitenterrein, de verdachte heeft hetzelfde voorwerp in zijn hand.
Op de beelden van een camera die binnen op de entree gericht is, is het volgende waargenomen: [14]
Om 4.20 uur en daarop volgend: de onderkant van de deur beweegt en er is lichtschijnsel onderaan de deur. De opening werd steeds groter. Er werd steeds met een lamp geschenen en tussen de deur en deurpost werd met een donker lang voorwerp gewrikt;
Om 5.06 uur: de deur ging open. [medeverdachte 1] liep naar binnen, gevolgd door de verdachte [verdachte] die een zaklamp vast had. [medeverdachte 1] had een voorwerp vast, vermoedelijk een koevoet.
Om 6.14 uur en daarop volgend: de verdachte [verdachte] liep het pand in, persoon 1 liep naar de deur en hield die open, de verdachte [verdachte] en [medeverdachte 1] kwamen naar de deur en hielden, naar hun lichaamshouding te zien, een zwaar voorwerp in hun handen. De 3 personen verlieten het pand. De verdachte [verdachte] en [medeverdachte 1] worden ook door 3 andere verbalisanten herkend. [15]
Schakeling van bewijs
Uit vergelijking van de camerabeelden die van de drie inbraken bij [bedrijf 1] bestaan, komen overeenkomsten naar voren. Een verbalisant die deze beelden vergelijkt, constateert dat telkens drie personen via dezelfde weg, namelijk via een luchtrooster, het pand binnen komen en dat telkens twee van de drie personen tijgerend door het pand sluipen. [16]
De rechtbank constateert dat het voorgaande duidt op eenzelfde modus operandi, die ook bevestigd wordt in het feit dat telkens een ravage werd aangericht en in het feit dat de daders zich telkens richtten op buit uit automaten.
Op de beelden die zijn gemaakt op 22 oktober 2015 betreffende feit 3, wordt gezien dat een van de personen die tijgerend door een ruimte gaan, een blauw trainingsjack droeg met strepen op de mouwen en het logo van voetbalclub Chelsea, en een grijze spijkerbroek.
De persoon had een negentig-graden zaklamp vast. Op 23 december 2015 werd de verdachte aangehouden, op grond van het gegeven dat het DNA op een zaklamp die na de inbraak op 2 november 2015, feit 4, was aangetroffen, matchte met het DNA van verdachte. De zaklamp behoort niet toe aan [bedrijf 1] . De verdachte heeft voor het aantreffen van zijn DNA naar het oordeel van de rechtbank slechts een hypothetische verklaring gegeven, die echter niet verder is onderbouwd of geconcretiseerd, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank wel op zijn weg had gelegen. De kleding die de verdachte op 23 december 2015 bij zich had (hij werd aangehouden in het Huis van Bewaring), bleek overeen te komen met het trainingsjack en de broek die werden gezien op de beelden betreffende feit 3. [17]
De inbraak in Gouda bij [bedrijf 2] , feit 2, is blijkens voormelde camerabeelden ook door drie personen gepleegd, van wie de verdachte en [medeverdachte 1] werden herkend. Ook bij deze inbraak hebben de daders de inhoud van een automaat buit gemaakt. Ten aanzien van de herkenning van de verdachte op deze beelden, overweegt de rechtbank dat zij - gezien de beelden die ook ter terechtzitting zijn bekeken - geen reden heeft om te twijfelen aan de herkenning van de verdachte zoals die door meerdere verbalisanten in de processen-verbaal is gerelateerd.
Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad is het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs toegelaten. Voorwaarde voor het gebruik van dergelijk schakelbewijs is onder meer dat sprake is van minstens één zelfstandig gefundeerd en bewezen verklaard feit. Bovendien moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek gedragspatroon van de verdachte, dat op essentiële punten overeenstemt met de gang van zaken bij het te bewijzen feit.
De rechtbank beziet het bewijs zoals hierboven beschreven voor de feiten in onderlinge samenhang. Voor de feiten 2 (inbraak [bedrijf 2] ) en 4 (inbraak [bedrijf 1] 2 november 2015) vormt het bewijs zoals hierboven beschreven, naar het oordeel van de rechtbank telkens zelfstandig wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte zich aan deze feiten heeft schuldig gemaakt. Gezien de hierboven beschreven overeenkomsten in de modus operandi tussen de vier feiten en het ondersteunend bewijs in de vorm van de kleding, die overeenkomt met de kleding van de verdachte, zoals waargenomen bij feit 3 (inbraak [bedrijf 1] 22 oktober 2015), de herkenning van [medeverdachte 1] bij feit 4 (inbraak [bedrijf 1] 2 november 2015) en bij feit 2 (bij dat feit in combinatie met de herkenning van verdachte), is de rechtbank van oordeel dat alle tenlastegelegde feiten (feiten 1 tot en met 4) wettig en overtuigend bewezen verklaard kunnen worden.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten aanzien van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat
1.
hij op 7 oktober 2015 te Gouda tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een bedrijfspand (gelegen aan de [adres] ), heeft weggenomen de inhoud van een fruitautomaat en grijpautomaat, in elk geval enig goed, toebehorende aan [bedrijf 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door braak en inklimming, te weten door het uitnemen en loswrikken van een rooster en vervolgens het betreden van voornoemd pand door de ontstane opening;
2.
hij op 12 oktober 2015 te Gouda tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een bedrijfspand (gelegen aan de [adres] ), heeft weggenomen een muntenmachine met inhoud, toebehorende aan [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door braak, te weten door het openbreken van een (voor)deur;
3.
hij op 22 oktober 2015 te Gouda tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een bedrijfspand (gelegen aan de [adres] ), heeft weggenomen geld en/of goederen, toebehorende aan [bedrijf 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door braak en inklimming, te weten door het uitnemen en loswrikken van een rooster en vervolgens het betreden van voornoemd pand door de ontstane opening;
4.
hij op 02 november 2015 te Gouda tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een bedrijfspand (gelegen aan de [adres] ), heeft weggenomen een sleutelbos en levensmiddelen en muntgeld, toebehorende aan [bedrijf 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door braak en inklimming, te weten door het uitnemen en loswrikken van een rooster en vervolgens het betreden van voornoemd pand door de ontstane opening.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van de hem tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft hij bepleit een onvoorwaardelijke straf op te leggen tot ten hoogste de duur van het voorarrest, eventueel met daarnaast een voorwaardelijk strafdeel met de bijzondere voorwaarden zoals deze door Reclassering Nederland zijn geadviseerd. Bij oplegging van een hogere onvoorwaardelijke straf dan het voorarrest heeft de raadsman bepleit deze in de vorm van een werkstraf op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan vier inbraken in bedrijven. Door dergelijke inbraken wordt - vaak grote - materiële schade toegebracht aan de eigenaren en wordt grote overlast veroorzaakt. De verdachte en zijn mededaders hebben getoond geen respect voor de eigendom van anderen te hebben en hebben zich niets gelegen laten liggen aan deze gevolgen voor de slachtoffers. Ze hebben kennelijk alleen oog gehad voor hun eigen geldelijk gewin. Opvallend gewetenloos in deze zaak is dat de verdachte en zijn mededaders niet schroomden om drie keer in korte tijd in te breken bij hetzelfde bedrijf waarbij ook aanzienlijke, geheel zinloze schade is veroorzaakt.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op adviezen van GGZ Reclassering Palier. Uit het meest recente reclasseringsrapport van 16 februari 2016 komt onder meer het volgende naar voren. Bij de verdachte is sprake van een licht verstandelijke beperking (TIQ 74) en van een stoornis in het autisme spectrum (PDD NOS). Er is sprake van een delictpatroon van vermogensdelicten en geweldsdelicten, die in ernst toenemen. Het sterke vermoeden bestaat dat een relatie bestaat tussen het ontbreken van een dagbesteding, de invloed van zijn vriendenkring en het delictgedrag. Verdachte heeft geen schooldiploma. Voor zijn detentie hing de verdachte veel op straat en blowde hij. Hij is beïnvloedbaar en overziet oorzaken en gevolgen van zijn daden niet. De kans op recidive wordt ingeschat als groot. Via stichting MEE is hij toegeleid naar werk in een kringloopwinkel, maar na een verdenking van diefstal moest hij daar weg toen hij 19 jaar oud was. Sindsdien heeft hij geen dagbesteding en geen inkomen. Er is begeleiding voor de verdachte geweest van WSS, de reclassering, stichting MEE, Humanitas, een jobcoach. Deze hulpverlening is inmiddels gestopt. Door de beperkingen van de verdachte zal altijd begeleiding en structuur nodig zijn. Wonen in een instelling zou het beste zijn om recidive te voorkomen, maar dat is op korte termijn niet mogelijk. Geadviseerd wordt om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
- een meldplicht bij GGZ Reclassering Palier in Leiden;
- opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang of een soortgelijke instelling en houden aan het programma dat die voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- op door de reclassering nader te bepalen tijdstippen zich bevinden op zijn woonadres, met controle op naleving hiervan door middel van RFID.
- ten behoeve van zijn dagbesteding verplicht deelnemen aan het door en voor hem opgesteld begeleidingsplan van de gemeente Gouda (project risicojongeren en dagbesteding) of een soortgelijke setting, totdat hij een reguliere baan of scholing heeft verkregen en deze kan volhouden.
De verdachte heeft zich ter terechtzitting met deze voorwaarden akkoord verklaard.
De rechtbank onderschrijft het gegeven strafadvies en zal dat opvolgen, zij het dat zij een lagere onvoorwaardelijke straf zal opleggen dan door de officier van justitie is geëist, in combinatie met een hoger voorwaardelijk strafdeel. Met dit langere voorwaardelijke strafdeel wordt beoogd te bevorderen dat de verdachte, aan wie al vaker voorwaardelijke straffen zijn opgelegd, zich dit keer niet meer schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank is gelet op al het vorenstaande dan ook van oordeel dat een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt, gelet op de ernst van de feiten. In het kader van het voorwaardelijk strafdeel zal begeleiding en behandeling van de verdachte kunnen worden gewaarborgd. Daarbij zullen de gebruikelijke algemene voorwaarden worden opgelegd en zullen de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals deze zijn geadviseerd.

7.De vordering van de benadeelde partij

[bedrijf 3] heeft zich terzake feit 2 als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ad € 1.342,87. De vordering bestaat uit materiële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding toewijsbaar is. Zij heeft daarbij tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft afwijzing van de vordering bepleit, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat het bedrag op de vordering niet overeenkomt met een factuur die is bijgevoegd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank overweegt dat blijkens het onderzoek van dit feit, de verdachten zich in de eerste fase van de inbraak op het dak hebben bevonden en hebben geprobeerd langs die weg binnen te komen. De rechtbank is van oordeel dat de schade die daardoor op het dak is aangericht in het kader van dit feit ook als rechtstreekse schade moet worden aangemerkt waarvoor de verdachte verantwoordelijk is.
De rechtbank constateert dat op bijlage 1 bij de vordering, met de kop "onderaannemers", vermeld staat " afkoop 500" en een bedrag van 609,81, welk bedrag ook vermeld staat op de bijgevoegde factuur van [naam] , voor het [adres] . De rechtbank acht schade ter hoogte van dit bedrag, vermeerderd met 21 % BTW, aannemelijk gemaakt en zal de vordering derhalve ten laste van de verdachte hoofdelijk toewijzen tot 1.21 x 609,81 is € 737,87, te vermeerderen met de gevorderde rente daarover vanaf de datum van het ontstaan van de schade, te weten vanaf 12 oktober 2015 tot aan de dag van algehele voldoening.
De vordering zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Daarbij zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 2 is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld.

8.Het inbeslaggenomen goed

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen met [nummer 1] , te weten 1 telefoon, Samsung Galaxy, 1 Adidas Chelsea jack, blauw, 1 grijze Coolcat spijkerbroek, zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen goederen dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst vermelde voorwerpen.

9.De vordering tenuitvoerlegging

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van 8 oktober 2015 onder parketnummer 09/819154-14 door de politierechter aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen, primair met het oog op de bepleite vrijspraak, subsidiair met een beroep op de persoonlijke belangen van de verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank op 8 oktober 2015, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarden niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormelde vonnissen was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten. De rechtbank ziet, mede met het oog op de eerder opgelegde voorwaardelijke straffen en de voortgaande recidive, geen grond voor een andersluidende beslissing. Dit betekent dat de rechtbank de tenuitvoerlegging beveelt van een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding onder
1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
feiten 1, 3, 4:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT EN HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN BRAAK EN INKLIMMING, MEERMALEN GEPLEEGD;
feit 2:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij het onvoorwaardelijk deel van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
8 maandenniet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 jarenonder de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Palier, [adres] , op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht en zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, voorzover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
- gedurende de proeftijd en met ingang van een nog nader door de reclassering te bepalen tijdstip binnen de proeftijd verblijft in een nog nader door de reclassering te bepalen instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, of een soortgelijke instelling en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering zal hebben opgesteld;
- gedurende de proeftijd op dagen- en tijdstippen aanwezig is op de navolgende locatie: [adres] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht stelt ter controle op nakoming van deze bijzondere voorwaarde;
- ten behoeve van zijn dagbesteding verplicht is deel te nemen aan het door en voor hem opgestelde begeleidingsplan van de gemeente Gouda (project risicojongeren en dagbesteding) of een soortgelijke setting, totdat hij een reguliere baan of scholing heeft verkregen en deze kan volhouden,
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Palier tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
de vordering van de benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijf 3] gedeeltelijk hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [bedrijf 3] een bedrag van € 737,87;
vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 12 oktober 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij [bedrijf 3] zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
schadevergoedingsmaatregel
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 737,87 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [bedrijf 3] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 14 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting door de verdachte en/of een van zijn mededaders aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
beslag
gelast de teruggave aan de verdachte de op de beslaglijst met nummer [nummer 1] opgenomen voorwerpen, te weten:
1. telefoon, Samsung Galaxy,
1. Adidas Chelsea jack, blauw,
1. grijze Coolcat spijkerbroek;
vordering tenuitvoerlegging
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 8 oktober 2015, gewezen onder parketnummer
09/819154-14, te weten
gevangenisstrafvoor de duur van
1 maand.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.A. Keulen, rechter, voorzitter,
mr. M. Kramer, rechter,
en mr. J.A.H.M. Janssen, rechter-plv.,
in tegenwoordigheid van mr. E.A.W. Hoefnagels, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 april 2016.
Mr. Janssen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2015319310.
2.Pag. 110, 111, aangifte door [naam] .
3.Pag. 106, 107 aangifte door [naam] .
4.Pag. 8 t/m 11, aangifte door [naam] .
5.Pag. 12, bevindingen.
6.Pag. 14, bevindingen.
7.Pag. 49, 50, relaas goederen.
8.Pag. 55, 61 rapport resultaten DNA-onderzoek met bijlage.
9.Pag. 16, bevindingen.
10.Pag. 34, 35, 36, 37, 38, telkens bevindingen.
11.Pag. 115 t/m 118, aangifte door [naam] .
12.Pag. 129 t/m 135, bevindingen.
13.Pag. 130 t/m 132, bevindingen.
14.Pag. 133, 135, bevindingen.
15.Pag. 153, 172 en 173, 174, bevindingen.
16.Pag. 39, bevindingen.
17.Pag. 39, 40, bevindingen.