ECLI:NL:RBDHA:2016:3741

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2016
Publicatiedatum
7 april 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 8461
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een uitkering op grond van de Wet WIA na beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor andere functies

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.K. Tosun, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door M.L. Turnhout. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), welke door het Uwv was geweigerd. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische situatie van eiseres, die zich ziek had gemeld na een operatie aan haar rechterschouder en later opnieuw was geopereerd. Eiseres had aangevoerd dat zij niet in staat was om te werken, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige de beperkingen van eiseres correct hadden vastgesteld en dat de geduide functies binnen haar belastbaarheid vielen. De rechtbank concludeerde dat het verlies aan verdiencapaciteit minder dan 35% was, waardoor eiseres niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/8461

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2016 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. A.K. Tosun),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)verweerder
(gemachtigde: M.L. Turnhout).

Procesverloop

Bij besluit van 9 maart 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 27 april 2015 geweigerd.
Bij besluit van 20 oktober 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 februari 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door [persoon A], kantoorgenoot van de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres heeft zich op 29 april 2013 ziek gemeld voor haar werk als medewerkster wasserij voor 27 uren per week bij [bedrijf A] B.V. vanwege een operatie aan haar rechterschouder. Eiseres is op 21 februari 2014 voor de tweede maal geopereerd aan haar rechter schouder. Eiseres heeft op 4 februari 2015 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet WIA, wat heeft geleid tot de onder ‘Procesverloop’ genoemde besluitvorming.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiseres op de in geding zijnde datum niet meer geschikt is voor het verrichten van haar eigen arbeid maar wel voor het uitoefenen van andere, voor haar geselecteerde, functies. Op basis van die functies is het verlies aan verdiencapaciteit volgens verweerder 8,09 %, dat wil zeggen minder dan 35 %, zodat eiseres niet in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Wet WIA.
3. Eiseres heeft hiertegen samengevat aangevoerd dat zij het niet eens is met de bevindingen van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige. Zij verzoekt om hetgeen zij in bezwaar heeft aangevoerd dat hier als herhaald en ingelast kan worden beschouwd. Zij kampt al geruime tijd met lichamelijke- en psychische klachten. De lichamelijke klachten bestaan met name uit schouder- en armklachten. De lichamelijke klachten en de bijwerkingen van de medicatie leiden tot heftige vermoeidheid. Er is voorts geen rekening gehouden met de taalbarrière. Eiseres is als gevolg van haar beperkingen in het geheel niet tot arbeid in staat. Ter onderbouwing van haar beroep heeft eiseres brieven ingestuurd van de orthopeed [orthopeed] van 22 maart 2014, 13 februari 2015, 13 augustus 2015 en 17 december 2015.
4.1.
In het kader van haar aanvraag is eiseres uitgenodigd voor het spreekuur bij de verzekeringsarts op 23 februari 2015, waar zij zowel lichamelijk als psychisch is onderzocht. De verzekeringsarts heeft voorts dossierstudie verricht. Op grond van de medische gegevens en de operatieve ingrepen acht hij enige locomotore beperkingen van de rechterarm aannemelijk. Hij acht eiseres beperkt voor veelvuldig reiken, boven schouderhoogte reiken en kracht zetten. De verzekeringsarts heeft de beperkingen vastgelegd in een functionele mogelijkhedenlijst (FML).
4.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft vervolgens aan de hand van de door eiseres naar voren gebrachte bezwaren de bevindingen van de verzekeringsarts beoordeeld, nadat arts-assistent [arts-assistent] eiseres had onderzocht. [arts-assistent] heeft eiseres gezien op het spreekuur op 14 september 2015 en een lichamelijk en psychisch onderzoek verricht. Van dit onderzoek is een verslag opgemaakt. De verzekeringsarts b&b heeft kennisgenomen van dit verslag, dossierstudie verricht en hiermee kennisgenomen van brieven van de behandelend orthopeed, van de huisarts, fysiotherapeut en radioloog. Uit zijn rapport van 17 september 2015 blijkt dat de verzekeringsarts b&b het eens is met de conclusie van de eerste verzekeringsarts. Hij is het eens met de vastgestelde FML.
5.1.
Met betrekking tot de medische beoordeling van het bestreden besluit heeft de rechtbank geen redenen gevonden om te oordelen dat het medisch onderzoek zoals vermeld onder 4.1 en 4.2 onjuist of onzorgvuldig is verlopen of dat de beperkingen van eiseres niet juist zijn vastgelegd in de FML. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts b&b een onjuist beeld had van de lichamelijke en geestelijke gezondheidstoestand van eiseres. Uit zijn rapport blijkt dat hij elke klacht van eiseres in samenhang met de bijbehorende informatie van de orthopeed en huisarts heeft meegewogen en heeft vertaald naar de FML. De verzekeringsarts b&b heeft nog een reactie gegeven op de brief van de orthopeed van 17 december 2015. Deze informatie werpt geen nieuw licht op de zaak, aldus de verzekeringsarts b&b. De andere brieven had hij al gezien en meegewogen in zijn conclusie, aldus de verzekeringsarts b&b in zijn aanvullende rapportage van 13 januari 2016.
5.2.
Eiseres voert aan ernstiger te zijn beperkt dan door de verzekeringsartsen is vastgesteld. De rechtbank overweegt met betrekking tot deze beroepsgrond het volgende.
In artikel 5 van de Wet WIA is (onder meer) bepaald dat gedeeltelijk arbeidsgeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte en gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Dit houdt in dat bepalend is welke gevolgen rechtstreeks en objectief zijn vast te stellen ten gevolge van ziekte of gebrek en dat niet beslissend is de eigen opvatting van de verzekerde over de mate waarin werken mogelijk is.
Dit betekent dat de pijnklachten die eiseres beleeft slechts een rol kunnen spelen als deze kunnen worden geobjectiveerd als zijnde het gevolg van ziekte of gebrek in de zin van de Wet WIA. Dan worden deze klachten vertaald naar beperkingen. Nu de opvatting van eiseres dat haar beperkingen zijn onderschat niet met medische gegevens is onderbouwd, faalt deze beroepsgrond. Mede gelet hierop heeft de rechtbank ook geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen, zoals door eiseres ter zitting is verzocht.
6.1.
Aan de hand van de FML heeft de arbeidsdeskundige voor eiseres de functies inpakker (sbc-code 111190), telefonist, receptionist, typist (sbc-code 315120) en wikkelaar, samensteller elektronische apparatuur (sbc-code 267050) geduid. Als reserve zijn de functies archiefmedewerker, assistent consultatiebureau en medewerker tuinbouw geselecteerd. De arbeidsdeskundige b&b heeft de functies heroverwogen en alleen de functies inpakker, samensteller elektronische apparatuur, wikkelaar en medewerker tuinbouw geschikt bevonden. De overige functies heeft hij vanwege de eisen aan het schriftelijk taalniveau of de taaleisen niet geschikt bevonden en laten vervallen.
6.2.
De door eiseres aangevoerde beroepsgronden tegen de geduide functies zijn terug te voeren op de medische gronden tegen de FML. De rechtbank stelt vast dat de belastbaarheid van de geduide functies past binnen de opgestelde FML. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige b&b in bijlage C van zijn rapport van 19 oktober 2015 afdoende gemotiveerd waarom deze functies passen binnen de belastbaarheid van eiseres op de in geding zijnde datum. De rechtbank ziet in de beroepsgronden geen aanleiding daaraan te twijfelen. Dit geldt ook voor de signalering met betrekking tot het werken aan de lopende band, zijnde dat het tempo wordt bepaald door de lopende band. Eiseres was dan ook per 27 april 2015 in staat te achten de door de arbeidsdeskundige b&b voorgehouden functies te verrichten. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder de geduide functies op goede gronden heeft gebruikt voor de schatting.
6.3.
Aangezien eiseres met het vervullen van de geduide functies een zodanig inkomen kan verwerven dat in vergelijking met het maatmanloon het verlies aan verdiencapaciteit 8,09 % bedraagt, heeft verweerder eiseres terecht een uitkering op grond van de Wet WIA geweigerd.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.X. Cozijn, rechter, in aanwezigheid van J.A. de Kievit-Tempels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 april 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.