ECLI:NL:RBDHA:2016:3740

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2016
Publicatiedatum
7 april 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 8091
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een uitkering op grond van de Wet WIA na beoordeling van arbeidsongeschiktheid en medische beperkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres, die sinds 20 mei 2013 uitgevallen was met gezondheidsklachten, had op 10 februari 2015 een uitkering aangevraagd, maar deze was door het Uwv geweigerd. Het primaire besluit van 31 maart 2015 en het bestreden besluit van 5 oktober 2015, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard, leidden tot het beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) de medische situatie van eiseres zorgvuldig hebben beoordeeld. Eiseres had onder andere te maken met Hyperacusis, burn-out en andere klachten die haar werkvermogen beïnvloedden. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts b&b de beperkingen van eiseres correct had vastgelegd in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) en dat de door het Uwv geselecteerde functies voor eiseres passend waren. De rechtbank concludeerde dat het verlies aan verdiencapaciteit van 29,53% niet voldeed aan de criteria voor een WIA-uitkering, aangezien dit onder de 35% lag.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de objectivering van beperkingen in het kader van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/8091

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2016 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder
(gemachtigde: M.L. Turnhout).

Procesverloop

Bij besluit van 31 maart 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 18 mei 2015 geweigerd.
Bij besluit van 5 oktober 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 februari 2016. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres is op 20 mei 2013 uitgevallen met hoofdpijn en malaiseklachten voor haar werk als management assistente voor 38,3 uren per week bij [bedrijf A]. Eiseres heeft op 10 februari 2015 een uitkering op grond van de Wet WIA aangevraagd, wat heeft geleid tot de onder ‘Procesverloop’ genoemde besluitvorming.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiseres op de in geding zijnde datum niet meer geschikt is voor het verrichten van haar eigen arbeid maar wel voor het uitoefenen van andere, voor haar geselecteerde, functies. Op basis van die functies is het verlies aan verdiencapaciteit volgens verweerder 29,53 %, dat wil zeggen minder dan 35 %, zodat eiseres niet in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Wet WIA.
3. Eiseres heeft hiertegen samengevat aangevoerd dat zij in het geheel niet in staat is om te werken. Eiseres heeft Hyperacusis en deze ziekte gaat gepaard met vermoeidheid, duizeligheid, krachteloosheid in benen en hooikoortsachtige klachten. Zij vindt het jammer dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) zich niet een klein beetje heeft verdiept in deze ziekte. Voorts heeft eiseres een burn-out waar zij nog midden in zit.
4.1.
In het kader van haar aanvraag is eiseres uitgenodigd voor het spreekuur bij de verzekeringsarts op 11 maart 2015, waar zij zowel lichamelijk als psychisch is onderzocht. De verzekeringsarts heeft voorts dossierstudie verricht en hierbij kennis genomen van een brief de KNO-arts van 2 januari 2015. Tevens heeft de verzekeringsarts informatie opgevraagd bij de KNO-arts. Hij acht eiseres beperkt ten aanzien van mentale en fysieke belasting. Een hoge werkdruk, conflicten, een langdurig intensieve aandacht en zware rugbelastende werkzaamheden dienen vermeden te worden. De verzekeringsarts acht eiseres ook aangewezen op gestructureerd en overzichtelijk werk in een rustige omgeving. Als er rekening wordt gehouden met deze beperkingen acht de verzekeringsarts een duurbeperking niet van toepassing. De verzekeringsarts heeft de beperkingen vastgelegd in een functionele mogelijkhedenlijst (FML).
4.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft vervolgens aan de hand van de door eiseres aangevoerde bezwaren de bevindingen van de (eerste) verzekeringsarts beoordeeld. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres tijdens het spreekuur op 27 juli 2015 psychisch geobserveerd en een lichamelijk onderzoek verricht. Tevens heeft deze arts dossierstudie verricht, en daarmee kennisgenomen van de beschikbare informatie van de huisarts van 15 januari 2015 en van de neuroradioloog van 8 april 2015. De verzekeringsarts b&b heeft voorts informatie verkregen van de behandelend psychiater van 31 juli 2015. Uit haar rapport van 10 augustus 2015 blijkt dat de verzekeringsarts b&b tot de conclusie is gekomen dat de schatting in de FML overeenkomt met haar bevindingen. Zij heeft in de ingebrachte medische gegevens geen aanleiding gezien om de medische problematiek anders in te schatten dan de verzekeringsarts heeft gedaan. Zij is het eens met de vastgestelde FML.
5.1.
Met betrekking tot de medische beoordeling van het bestreden besluit heeft de rechtbank geen redenen gevonden om te oordelen dat het medisch onderzoek zoals vermeld onder 4.1 en 4.2 onjuist of onzorgvuldig is verlopen of dat de beperkingen van eiseres niet juist zijn vastgelegd in de FML. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts b&b een onjuist beeld had van de lichamelijke en geestelijke gezondheidstoestand van eiseres. Uit haar rapport blijkt dat zij elke klacht van eiseres in samenhang met de bijbehorende informatie van de specialisten heeft meegewogen en heeft vertaald naar de FML.
5.2.
Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts b&b mede door de informatie vanuit de behandelend sector wel op de hoogte is geweest van de bij eiseres vastgestelde Hyperacusis. Het is overigens zo dat niet de diagnose of de klachten bepalend zijn bij de verzekeringsgeneeskundige beoordeling, maar alleen de medisch objectiveerbare beperkingen die bij eiseres zijn vast te stellen. Een diagnose kan wel behulpzaam zijn bij het vinden van de richting waarin te objectiveren beperkingen gezocht kunnen worden. Deze beroepsgrond faalt.
5.3.
Voor zover eiseres met haar beroepsgronden heeft bedoeld dat voor haar op medische gronden een urenbeperking moet worden aangenomen, overweegt de rechtbank hiertoe het volgende. Ingevolge de Standaard verminderde arbeidsduur die verweerder hanteert, is een urenbeperking slechts in drie situaties aan de orde te weten: op energetische gronden, op grond van verminderde beschikbaarheid en uit preventief oogpunt. De rechtbank onderschrijft het standpunt van de verzekeringsarts b&b dat geen van deze situaties op eiseres van toepassing is, indien de belasting valt binnen de vastgesteld FML. Eiseres heeft ook in beroep geen medische informatie in het geding gebracht die maakt dat de bevindingen van de verzekeringsarts b&b op dit punt voor onjuist moeten worden gehouden. Deze beroepsgrond faalt.
5.4.
De omstandigheid dat eiseres sinds 27 oktober 2015 een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangt maakt niet dat het bestreden besluit onjuist is. De datum van 27 oktober 2015 ligt immers maanden na de in geding van belang zijnde datum van 18 mei 2015.
6.1.
Aan de hand van de FML heeft de arbeidsdeskundige voor eiseres de functies wikkelaar, samensteller electronische apparatuur (sbc-code 267050), productiemedewerker (sbc-code 111180) en administratief medewerker (sbc-code 315090) geduid. Als reserve zijn de functies boekhouder, loonadministrateur, administratief medewerker afhandelingen en archiefmedewerker geselecteerd.
6.2.
De rechtbank constateert dat eiseres geen specifieke op de geduide functies gerichte gronden heeft aangevoerd. Het is de rechtbank ook overigens niet gebleken dat de arbeidskundige beoordeling van verweerder niet op goede gronden berust.
7. Aangezien eiseres met het vervullen van de geduide functies een zodanig inkomen kan verwerven dat in vergelijking met het maatmanloon het verlies aan verdiencapaciteit 29,53 % bedraagt, heeft verweerder terecht eiseres een uitkering op grond van de Wet WIA geweigerd.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.X. Cozijn, rechter, in aanwezigheid van J.A. de Kievit-Tempels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 april 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.