ECLI:NL:RBDHA:2016:3575
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Medeplegen van opzettelijke overtreding van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden
Op 5 april 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het gebruik van niet-toegelaten gewasbeschermingsmiddelen op zijn bedrijf. De verdachte, geboren in 1970, werd bijgestaan door zijn raadsman mr. J.C. Spigt. Tijdens de zitting op 22 maart 2016 heeft de officier van justitie, mr. R. Ahling, gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met een voorwaardelijk deel van 40 uren. De tenlastelegging omvatte het gebruik van verschillende niet-goedgekeurde werkzame stoffen in de periode van 1 januari 2013 tot en met 14 januari 2014.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij de stoffen Aldicarb, Methamidofos en Methomyl had gebruikt, en sprak hem daarvan vrij. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk opzettelijk had gehandeld in strijd met de wet door niet-toegelaten gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken. De rechtbank overwoog dat de verdachte eerder al een bestuurlijke boete had gekregen voor het gebruik van niet-toegelaten stoffen, wat zijn kennis van de regelgeving onderstreepte.
Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, zonder voorwaardelijke straf, omdat hij blijk had gegeven van inzicht in de ernst van zijn handelen en inmiddels in dienst was bij een bedrijf dat biologische teelt zonder verboden middelen hoog in het vaandel heeft staan. De rechtbank heeft ook beslist dat de inbeslaggenomen voorwerpen onttrokken worden aan het verkeer, omdat deze in strijd met de wet waren gebruikt.