ECLI:NL:RBDHA:2016:3556

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2016
Publicatiedatum
4 april 2016
Zaaknummer
09/827113-15 en 09/819533-14 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en diefstal met geweld van een 85-jarige vrouw in Den Haag

Op 1 juli 2015 heeft de verdachte, een 44-jarige man, ingebroken in de woning van een 85-jarige vrouw in Den Haag. Hij heeft het slachtoffer gedurende ongeveer vier uur meermalen verkracht, zowel vaginaal als anaal, en heeft haar onder bedreiging van een schaar gedwongen om geld, haar bankpas en pincode af te geven. De verdachte heeft ook de huistelefoon van het slachtoffer weggenomen om te voorkomen dat zij hulp kon inroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en polymiddelenafhankelijkheid, en dat hij als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar wordt beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met daarnaast een terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 8.033,92 toegewezen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/827113-15 en 09/819533-14 (tul)
Datum uitspraak: 5 april 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1971 te [geboorteplaats] ,
thans preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zwaag te Zwaag.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 14 september 2015, 9 december 2015 en 23 februari 2016 (pro forma) en 22 maart 2016 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B. Lijnse en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. C.M. Emeis, advocaat te Den Haag, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op 1 juli 2015 te ’s-Gravenhage door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het binnenklimmen via het slaapkamerraam van de woning van het slachtoffer (te weten [slachtoffer] ) en/of
- het (vervolgens) onmiddellijk onverhoeds op het bed duwen en/of gooien van het slachtoffer en/of
- het doen en/of houden van zijn hand over de mond van het slachtoffer en/of
- het (vervolgens), door verdachte, uittrekken van de onderbroek van het slachtoffer en/of
- het uit elkaar trekken van de benen van het slachtoffer en/of
- het gedurende langere tijd met zijn (stijve) ontblote geslacht in de woning rondlopen en/of
- het vasthouden van het slachtoffer (bij armen en/of schouder) en/of
- het langdurig verblijven in de woning van het slachtoffer (vier uur) en/of
- het slachtoffer (meermalen) dwingen op een stoel plaats te nemen en/of
- het (dreigen te) slaan van het slachtoffer (met een zweep) en/of
- het uit de koelkast pakken van een of meer biertjes en/of dit op te drinken en/of (vervolgens) het slachtoffer te bewegen jenever, dan wel alcohol, te drinken en/of
- het gedurende langere tijd met de onderbroek van het slachtoffer op zijn, verdachtes, hoofd te lopen en/of
- het dreigend tonen van een schaar in de richting van het slachtoffer en/of
- het eisen van haar bankpas en/of geld en/of pincode en/of
- het bedreigen van het slachtoffer door te zeggen dat zij zou worden vermoord als zij de verkeerde pincode zou geven en/of
- het meenemen en/of buiten bereik brengen/houden van de huistelefoon en/of een adresboekje (opdat het slachtoffer niemand kon waarschuwen) en/of
- het zeggen tegen het slachtoffer dat zij de politie niet mocht waarschuwen,
[slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 1930) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het meermalen anaal en/of vaginaal met zijn penis binnendringen en/of
- het (meermalen) met zijn penis haar mond binnendringen, althans een poging daartoe en/of
- het betasten van en/of wrijven over borsten en tepels;
2.
hij op of omstreeks 01 juli 2015 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een bankpas en/of
- een geldbedrag (400 euro) en/of
- een huistelefoon en/of
- een adresboekje,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 1930), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die bankpas en/of huistelefoon onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- het meermalen anaal en/of vaginaal en/of oraal binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het dreigend tonen van een schaar in de richting van het slachtoffer en/of
- het op dreigende toon eisen van haar bankpas en/of geld en/of pincode.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Verdachte wordt verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan verkrachting van de
85-jarige aangeefster [slachtoffer] (feit 1), alsmede aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld jegens dezelfde aangeefster (feit 2).
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de volgende feiten op grond van de gebezigde bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvragen.
Melding
Op 1 juli 2015 omstreeks 09:44 uur werden agenten door de meldkamer naar het [adres] te Den Haag gestuurd, waar een bejaarde vrouw van 85 jaar in haar woning zou zijn beroofd en verkracht. [2]
Verklaring aangeefster [3]
Aangeefster, geboren op [geboortedag 2] 1930, heeft het volgende verklaard. Op 1 juli 2015 tussen 05.00 uur en 05.30 uur werd zij wakker en heeft zij het raam van haar slaapkamer welke aan de tuin grenst een stukje opengezet. Zij is vervolgens weer in bed gaan liggen. Toen zij weer wakker werd zag zij dat haar gordijn, welke voor het slaapkamerraam hangt, opbolde. Vervolgens zag zij een negroïde man naast haar bed staan. Zij schreeuwde en wilde uit bed stappen, maar de man snoerde haar gelijk de mond [4] door zijn hand over haar mond te plaatsen [5] en duwde haar terug op het bed. Hij deed vervolgens haar onderbroek uit, trok haar benen uit elkaar [6] en probeerde zijn penis in haar vagina te duwen. Hij heeft dit een aantal keer geprobeerd. De man heeft haar vervolgens omgedraaid en probeerde haar toen anaal te penetreren. Dit lukte beter en dat deed ook pijn. De man had geen condoom om. Uit zijn gebaren en wat woordjes maakte zij op dat hij haar bankpas en pincode wilde hebben. Op enig moment zijn ze beiden naar de woonkamer gegaan om in de lades van de kast te kijken. De man hield haar vast bij haar armen of schouders. In de woonkamer lag een schaar die de man gebruikte om duidelijk te maken dat als zij niet deed wat hij vroeg, hij haar zou vermoorden. Uit haar tas die in de slaapkamer stond heeft de man een bankpas en ongeveer € 400,00 weggenomen. De man heeft haar weer op het bed geduwd en wederom geprobeerd met zijn penis in haar vagina te gaan. Hij heeft ook aan haar borsten en tepels gewreven. De man heeft ook geprobeerd zijn penis in haar mond te doen maar dit wist zij af te wenden.
Zij is op enig moment weer naar de woonkamer gebracht waar zij op de stoel moest plaatsnemen. De man heeft een flesje jenever en twee blikjes bier uit de koelkast gehaald en wilde dat zij de jenever zou opdrinken. De man heeft de hele tijd met zijn stijve penis uit zijn broek gelopen. De man heeft de huistelefoon en adresboekje weggepakt en maakte haar duidelijk dat zij de politie niet mocht bellen. [7] Zij vertelde dat zij voelde dat de man met zijn penis een stukje in haar vagina is geweest en dat de man in haar anus iets verder is binnengedrongen. Aangeefster heeft voorts verklaard dat de man (de elastiekrand van) haar onderbroek op zijn hoofd heeft gedragen. [8] Ook heeft zij verklaard dat de man de schaar op haar keel had gezet en had gezegd dat hij haar zou vermoorden als zij een onjuiste pincode zou opgeven. De man heeft haar met een zweep geslagen en haar huistelefoon weggenomen. [9] Omstreeks 09.15 uur zag zij kans om via de achterdeur van de woning te ontsnappen en enkele tuinmannen die buiten aan het werk waren te waarschuwen. Toen zij korte tijd later met een door haar gewaarschuwde tuinman terug kwam in de woning, bleek dat de voordeur wagenwijd open stond en de man was vertrokken. [10]
Letsel aangeefster
Op 2 juli 2015 hoorde verbalisant aangeefster zeggen dat zij op haar benen blauwe plekken had en dat de man haar ook flink had beetgepakt bij haar onderbenen. Op 3 juli 2015 zag verbalisant op de benen van aangeefster wat verkleuring en blauwe plekken op beide armen. Verbalisant hoorde aangeefster zeggen dat deze er voor de verkrachting niet zaten en dat zij deze had opgelopen tijdens de verkrachting. [11]
Aantreffen dactyloscopische sporen verdachte
In en rond de woning van aangeefster werd op 1 juli 2015 een dactyloscopisch onderzoek ingesteld. Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat het slaapkamerraam een zogenaamd draairaam betreft, dat naar buiten toe wordt geopend. Er bevonden zich drie dactyloscopische sporen aan de buitenzijde van het draairaam. Twee sporen bevonden zich onderaan het raam en het andere spoor bevond zich aan de bovenzijde van het raam. Gezien de wijze waarop de dactyloscopische sporen op het raam stonden, kunnen deze sporen worden aangemerkt als zogenaamde inklimsporen, aldus de forensisch deskundige. Verder werd door de forensisch deskundige medegedeeld dat er in de aangetroffen dactyloscopische sporen geen vervuiling werd aangetroffen, hetgeen er op duidt dat het “verse” sporen betreft. De drie genoemde sporen zijn positief geïdentificeerd als dactyloscopische sporen van verdachte. [12]
Aantreffen DNA verdachte
In de volgende bemonsteringen is het DNA-profiel van verdachte aangetroffen:
- vanaf twee sokken aangetroffen in de achtertuin van aangeefster;
- vanaf de tailleband van de onderbroek van aangeefster;
- vanaf de benen/bovenbenen, de huid rond de mond en de hals en de borsten van aangeefster. [13]
Aantreffen DNA aangeefster op penishuid verdachte
In een bemonstering vanaf de penishuid van verdachte is, naast celmateriaal van verdachte zelf, celmateriaal van een tweede donor aangetroffen, waaruit een DNA-profiel is afgeleid. Het DNA-profiel van het slachtoffer matcht met dit afgeleide DNA-profiel. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit afgeleide DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [14]
Aantreffen bankpas van aangeefster onder verdachte
In het ophoudhok waarin verdachte na zijn aanhouding op 2 juli 2015 was geplaatst, is de weggenomen bankpas van aangeefster aangetroffen. [15]
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte degene is die deze feiten jegens aangeefster heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de bewijsmiddelen in het dossier, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft primair ontkend de aan hem ten laste gelegde feiten te hebben gepleegd. Hij heeft voorts verklaard dat hij zich in elk geval niets van die nacht kan herinneren en dat hij zich niet kan voorstellen dat hij dergelijke feiten zou kunnen hebben gepleegd. Op [geboortedag 1] 2015 was hij jarig, heeft hij gefeest en veel gedronken. Hij heeft het vermoeden dat iemand “iets” in zijn drankje heeft gedaan, waardoor hij zich niets van die nacht kan herinneren, aldus verdachte.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde “binnendringen van de mond”. Voor het overige heeft de verdediging geen bewijsverweren gevoerd en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank aangaande de bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdediging niet anders kan dan ervan uit te gaan dat verdachte degene is geweest die die nacht bij aangeefster in de woning is geweest, gelet op de resultaten van het opsporingsonderzoek.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Gelet op al hetgeen hiervoor onder 3.1. is weergegeven – in onderling verband en samenhang bezien – is de rechtbank van oordeel dat verdachte degene is geweest die de feiten heeft begaan. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verkrachting van aangeefster, alsmede aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld jegens dezelfde aangeefster.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
1.
op 1 juli 2015 te ’s-Gravenhage door geweld of een ander feitelijkheid en bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het binnenklimmen via het slaapkamerraam van de woning van het slachtoffer, te weten
[slachtoffer] en
- het vervolgens onmiddellijk onverhoeds op het bed duwen en/of gooien van het slachtoffer en
- het doen en/of houden van zijn hand over de mond van het slachtoffer en
- het vervolgens door verdachte uittrekken van de onderbroek van het slachtoffer en
- het uit elkaar trekken van de benen van het slachtoffer en
- het gedurende langere tijd met zijn (stijve) ontblote geslacht in de woning rondlopen en
- het vasthouden van het slachtoffer (bij armen en/of schouder) en
- het langdurig verblijven in de woning van het slachtoffer (vier uur) en
- het slachtoffer (meermalen) dwingen op een stoel plaats te nemen en
- het slaan van het slachtoffer met een zweep en
- het uit de koelkast pakken van biertjes en dit op te drinken en (vervolgens) het
pogen hetslachtoffer te bewegen jenever, dan wel alcohol, te drinken en
- het gedurende langere tijd met de onderbroek van het slachtoffer op zijn, verdachtes, hoofd te lopen en
- het dreigend tonen van een schaar in de richting van het slachtoffer en
- het eisen van haar bankpas en geld en pincode en
- het bedreigen van het slachtoffer door te zeggen dat zij zou worden vermoord als zij de verkeerde pincode zou geven en
- het meenemen en/of buiten bereik brengen/houden van de huistelefoon en een adresboekje opdat het slachtoffer niemand kon waarschuwen en
- het zeggen tegen het slachtoffer dat zij de politie niet mocht waarschuwen,
[slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 1930) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het meermalen anaal en vaginaal met zijn penis binnendringen en
- het met zijn penis
proberenhaar mond binnen te dringen en
- het betasten van en wrijven over borsten en tepels;
2.
op 1 juli 2015 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een bankpas en
- een geldbedrag (400 euro) en
- een huistelefoon,
toebehorende aan [slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 1930), waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming en welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- het meermalen anaal en vaginaal binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] en
- het dreigend tonen van een schaar in de richting van het slachtoffer en
- het op dreigende toon eisen van haar bankpas en geld en pincode.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1:
verkrachting;
ten aanzien van feit 2:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De motivering van de straf en maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en dat daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: TBS met dwangverpleging) wordt gelast.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de feiten verdachte volledig toegerekend kunnen worden. De conclusie van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) dat sprake is van een enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid is mager onderbouwd en wankel. Verdachte kampt met stoornissen, maar wat het verband is met de ten laste gelegde feiten kan het PBC niet zeggen. Verdachte ziet zijn alcohol- en drugsverslaving als een probleem en ziet in dat hij daarbij hulp nodig heeft, hetgeen hij ook aan de reclassering heeft aangegeven. Ter terechtzitting heeft verdachte bevestigd dat hij hulp wil accepteren.
Ook indien verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht heeft de verdediging subsidiair bepleit aan verdachte geen TBS op te leggen, nu het herhalingsgevaar niet is geconcretiseerd en het causale verband tussen de stoornis en het gevaar niet kan worden aangenomen. Aan de vereisten voor oplegging van een TBS wordt dan ook niet voldaan.
Gelet op het voorgaande heeft de verdediging primair verzocht aan verdachte een langdurige gevangenisstraf, waarvan een groot gedeelte voorwaardelijk, op te leggen. Via het voorwaardelijk strafdeel kan behandeling worden afgedwongen. Voor het geval de rechtbank toch oplegging van een TBS overweegt, heeft de verdediging subsidiair verzocht om in dat geval aan verdachte een TBS met voorwaarden op te leggen, onder meer onder de voorwaarde dat verdachte meewerkt aan behandeling gericht op het tackelen van zijn verslavingsproblematiek. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht, in geval aan verdachte een gevangenisstraf alsmede een TBS met dwangverpleging worden opgelegd, in het vonnis een advies op te nemen over het moment waarop de TBS dient aan te vangen, te weten (bij voorkeur) zo snel mogelijk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 1 juli 2015 - hij was destijds 44 jaar oud - schuldig gemaakt aan de verkrachting van een ten opzichte van hem compleet weerloze 85-jarige vrouw. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld gepleegd jegens hetzelfde slachtoffer.
Verdachte is op een warme zomerochtend de in een seniorenflat gelegen benedenwoning van een schijnbaar willekeurig slachtoffer ingeklommen via een openstaand raam, waarna hij het slachtoffer in haar eigen woning meermalen heeft verkracht. Ondanks herhaalde verzoeken van het slachtoffer om te stoppen, is hij meermalen (zowel vaginaal als anaal) seksueel bij haar binnengedrongen. Een verkrachting maakt ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het lijdt ook geen twijfel dat slachtoffers van verkrachting geestelijk zeer lange tijd lijden onder de psychische klap die zij als gevolg hiervan hebben ondervonden. Daar komt bij dat het slachtoffer in de onderhavige zaak in verband met haar hoge leeftijd als bijzonder kwetsbaar moet worden beschouwd.
Tussen de verkrachtingen door heeft verdachte onder dreiging van een schaar het slachtoffer tevens om geld, haar bankpas en pincode gevraagd. Verdachte heeft haar huistelefoon weggenomen, opdat zij niemand kon waarschuwen. Ook heeft hij een aanzienlijk geldbedrag en haar bankpas weggenomen. Verdachte heeft in totaal zo’n vier uur in de woning van het doodsbange slachtoffer verbleven. Het slachtoffer heeft als gevolg van het incident enig lichamelijk letsel opgelopen. Dat het slachtoffer tot op heden – ruim acht maanden later – psychisch nog last heeft van het incident blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring, die door haar zoon ter terechtzitting is voorgelezen. Zij wordt nog dagelijks mentaal met de gevolgen van de verkrachting geconfronteerd. Daar komt bij dat verdachte bij het seksueel binnendringen geen condoom heeft gebruikt, waardoor het slachtoffer enige tijd heeft moeten leven met de onzekerheid of zij mogelijk een seksueel overdraagbare aandoening zoals HIV had opgelopen. Zij heeft anti HIV medicatie moeten innemen, welke medicatie vervelende bijwerkingen heeft gehad.
Als gevolg van de diefstal van het geldbedrag heeft het slachtoffer extra zuinig aan moeten doen omdat zij het geld helemaal niet kon missen.
Verdachte heeft zich op geen enkel moment bekommerd om het leed dat hij het slachtoffer aandeed. Hij bleef slechts de bevrediging van zijn eigen lusten najagen. Verdachte heeft door de diefstal met geweld voorts getoond geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen en zich te laten leiden door financieel gewin, zonder stil te staan bij de mogelijk ernstige gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer.
De persoon van verdachte
Het strafblad
Uit het uittreksel justitiële documentatie d.d. 2 juli 2015 betreffende verdachte, volgt dat hij meermalen tot vrijheidsstraffen is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten, waaronder een aantal keren voor diefstal met geweld. De meest recente veroordeling dateert van
3 maart 2015. Deze veroordelingen hebben verdachte er klaarblijkelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Ten tijde van het begaan van onderhavige feiten liep verdachte bovendien in twee proeftijden.
De rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op de volgende rapportages betreffende verdachte:
  • de consultbrief d.d. 6 juli 2015, van G.H.E. van Hoecke, psychiater, NIFP;
  • het Pro Justitia rapport d.d. 26 augustus 2015, opgemaakt door T.V. van Lent, psychiater;
  • het Pro Justitia rapport d.d. 1 september 2015, opgemaakt door dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog;
  • het Pro Justitia rapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: PBC-rapport) d.d. 22 januari 2016, opgemaakt door M.J. van Haaren, psychiater, en J. Heerschop, psycholoog;
  • een brief d.d. 17 maart 2016, inhoudende beantwoording aanvullende vragen n.a.v. de PBC-rapportage, van voornoemde Van Haaren en Heerschop;
  • het reclasseringsadvies d.d. 18 maart 2016, opgemaakt door N. Schilder, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, en mede ondertekend door H. van Dijk, leidinggevende.
· Uit de rapportages, opgemaakt door
Van Lent en Bullens, blijkt dat verdachte heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan de onderzoeken. Gelet op de ernst van de verdenking is door beide deskundigen geadviseerd verdachte te laten observeren in het PBC.
· Uit het
PBC-rapport van 22 januari 2016komt samengevat het volgende naar voren.
Verdachte heeft medewerking aan onderhavig onderzoek grotendeels geweigerd. Door zijn weigering is het niet mogelijk geweest een seksuele anamnese af te nemen en testpsychologisch onderzoek, neuropsychologisch onderzoek en lichamelijk onderzoek (waaronder beeldvormende diagnostiek in de vorm een MRI-scan van de hersenen) te verrichten. Desondanks kunnen op basis van de gespreksindrukken, de groepsobservaties en de collaterale informatie diagnostische uitspraken worden gedaan. Opgemerkt wordt dat de diagnostiek mogelijk niet volledig is.
Bij verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Naast een uitgebreid strafblad (met voornamelijk vermogensdelicten, al dan niet gepaard gaande met geweld) is sprake van externaliserend gedrag, egocentrisme en parasitair gedrag. Hij is gericht op directe behoefte bevrediging en er zijn problemen in de impulscontrole. Voorts zijn er duidelijk aanwijzingen voor beperkingen in de empatische vermogens en de gewetensfuncties.
Tevens is bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van polymiddelenafhankelijkheid, waarbij hij vanaf ongeveer zijn 20ste alcohol, soft- en harddrugs gebruikt. Dit gebruik is van dien aard en omvang, dat verdachte niet in staat is zelfstandig te stoppen, hij zucht ervaart en veel moeite doet middelen te verkrijgen die de ervaren gevoelens van onlust wegnemen. Daarnaast heeft het middelengebruik voor problematisch functioneren gezorgd, zonder dat deze problemen ertoe hebben geleid dat verdachte abstinent van middelen werd. Inmiddels is het middelengebruik zo langdurig en ernstig aanwezig, dat dit verweven is geraakt met de antisociale persoonlijkheidsstoornis, waardoor het niet meer goed mogelijk is te onderscheiden welke gedragingen precies voortkomen uit de verslavingsproblematiek en welke uit de persoonlijkheidspathologie. Zowel de persoonlijkheidsstoornis als de polymiddelenafhankelijkheid waren aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
Verdachte is vanuit zijn kernproblematiek geneigd tot impulsief gedrag en gericht op directe behoeftebevrediging en mede door zijn beperkte gewetensfunctie houdt hij daarbij weinig rekening met anderen. Deze kernproblematiek was ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. Gezien het voorgaande wordt verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar geacht voor het ten laste gelegde, indien bewezen. De eventuele invloed van alcohol of drugs kan hierbij een versterkende werking hebben gehad. Aangezien de gedragsdeskundigen geen aanzienlijke rol van verdachtes pathologie in de ten laste gelegde feiten kunnen onderbouwen, en er dientengevolge geen sterk betekenisverband gelegd kan worden tussen de stoornis en de ten laste gelegde feiten, kan er vanuit gedragskundig perspectief geen onderbouwde inschatting worden gegeven voor het recidivegevaar. Derhalve kan geen advies worden gegeven voor een behandeling in een strafrechtelijk kader.
· Uit de
brief van het PBC van 17 maart 2016,die voornoemde deskundigen als antwoord op de door de officier van justitie aanvullend gestelde vragen hebben opgesteld, komt samengevat het volgende naar voren.
Verdachte heeft tijdens het onderzoek beperkt meegewerkt, waardoor de deskundigen onvoldoende zicht hebben verkregen op zijn seksuele belevingswereld. Ook was het hierdoor niet mogelijk een delictscenario op te stellen, waarin zijn visie gevoelens en gedachten konden worden meegenomen. Wel liet verdachte tijdens gesprekken met de deskundigen alsmede op de afdeling veel gedrag zien, waardoor het wel mogelijk was tot een aantal diagnostische conclusies te komen en enige doorwerking in de tenlastegelegde feiten te onderbouwen. Vanwege de beperkingen van het onderzoek kon geen geïndividualiseerde risico inschatting worden gedaan. Risicotaxatielijsten (zoals de HCR-20 en de HKT-R) zijn gericht op het statisch voorspellen van recidive in gewelddadig gedrag. De lijsten worden gebruikt om een klinisch vastgesteld recidiverisico beter te onderbouwen. De risicotaxatielijst zelf heeft op individueel niveau slechts een beperkt voorspellende waarde voor wat betreft de ernst en omvang van het geweld. Op risico-items die voor verdachte ingevuld kunnen worden op de risicotaxatielijst HCR-20 scoort verdachte matig tot hoog. Deze score komt voort uit de aanwezigheid van zijn omvangrijke strafblad met eerdere gewelddelicten, het middelengebruik, de persoonlijkheidsstoornis, en de afwezigheid van werk en een steunsysteem. Met deze lijst kan volgens de deskundigen echter geen onderbouwd individueel oordeel worden gegeven over de kans op recidive in seksueel agressief gedrag. In algemene zin kan gesteld worden dat er bij verdachte sprake is van een verhoogd risico op recidive in gewelddadig en/of crimineel gedrag.
Voorts is volgens de deskundigen onvoldoende duidelijk geworden in welke mate de persoonlijkheidsstoornis precies een rol heeft gespeeld en wat de invloed is geweest van middelengebruik. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid dat andere pathologie, waar de gedragsdeskundigen door het beperkte onderzoek geen zicht op hebben gekregen, een rol heeft gespeeld. Hierbij valt te denken aan hersenschade door excessief middelengebruik of een seksuele stoornis. Er kan volgens de deskundigen geen oordeel worden gegeven over de recidivekans met betrekking tot zedenfeiten, nu er bij verdachte geen zicht is verkregen op zijn seksuele belevingswereld waardoor eventuele devianties op dit gebied niet meegewogen kunnen worden. De deskundigen merken op dat een antisociale persoonlijkheidsstoornis, zoals bij verdachte is vastgesteld, niet per definitie het risico op zedendelicten verhoogt, maar wel het risico op gewelddadig en crimineel gedrag in algemene zin. In het onderzoek is duidelijk geworden dat er bij verdachte sprake is van een neiging tot impulsief gedrag, ook als hij niet onder invloed van middelen is. Deze impulsiviteit zorgt ervoor dat verdachte minder controle heeft over zijn gedrag dan wenselijk. Voorgaande leidt volgens de deskundigen tot de conclusie dat hij als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Het causale verband tussen de vastgestelde pathologie en het plegen van delicten valt met de informatie die in het huidige onderzoek naar voren is gekomen, volgens de deskundigen slechts beperkt te onderbouwen.
· De rechtbank heeft tenslotte acht geslagen op het
reclasseringsadvies van 18 maart 2016, waaruit naar voren komt dat geen uitspraken worden gedaan over het recidiverisico, aangezien verdachte ontkent. Gelet op het feit dat er uit het onderzoek voornamelijk criminogene factoren op alle leefgebieden en nauwelijks beschermende factoren naar voren komen acht de reclassering een bijzonder zorgelijke prognose voor de toekomst aanwezig. Eerdere contacten met de reclassering zijn vroegtijdig afgebroken. Het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt hoog geschat. De complexe problematiek, de achterdocht en de eerdere ervaringen met verdachte maken dat er op dit moment geen mogelijkheden zijn voor begeleiding en toezicht door de reclassering, noch in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel noch in het kader van een TBS met voorwaarden. Om te komen tot een stabiele leefsituatie lijkt intensief behandel- dan wel begeleidingstraject geïndiceerd.
Ter terechtzitting heeft de reclasseringswerker N.J.C. Schilder, gehoord als deskundige, gepersisteerd bij de inhoud van voornoemd reclasseringsadvies.
Straf en/of maatregel?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de zaak tegen verdachte moet worden afgedaan met een (al dan niet lange) gevangenisstraf, of dat er aanleiding is om verdachte (eventueel daarnaast) een strafrechtelijke maatregel, zoals terbeschikkingstelling, al dan niet met dwangverpleging, op te leggen.
Om de maatregel TBS te kunnen opleggen dient, ingevolge het eerste lid van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), de vraag te worden beantwoord of bij verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond (sub 1), alsmede of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist (sub 2). Voorts is krachtens de wet voor een last tot terbeschikkingstelling een advies van twee gedragsdeskundigen, waaronder een psychiater, die verdachte hebben onderzocht, vereist. Uit alle hiervoor besproken rapportages blijkt dat verdachte een weigerende observandus is in de zin van artikel 37a, derde lid, Sr juncto artikel 37, tweede lid, Sr. Op grond van artikel 37a, derde lid, Sr juncto artikel 37, derde lid, Sr kan echter ook aan een weigerende observandus een terbeschikkingstelling met dwangverpleging worden opgelegd. De eis van een (volwaardig) multidisciplinair onderzoek, als bedoeld in artikel 37a, derde lid, Sr juncto artikel 37, tweede lid, Sr vervalt in dat geval. Ook dan blijft evenwel vereist dat wordt vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens ten tijde van het plegen van het feit. Zonder die vaststelling is oplegging van TBS niet mogelijk.
· Gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens?
De gedragsdeskundigen van het PBC hebben geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en polymiddelenafhankelijkheid, dat deze ook aanwezig waren ten tijde van de tenlastegelegde feiten en dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt die tot de hare.
· Recidiverisico?
Wat betreft het recidiverisico hebben de gedragsdeskundigen van het PBC geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een verhoogd risico is op recidive in gewelddadig en/of crimineel gedrag. Dit gelet op de aanwezigheid van zijn omvangrijke strafblad met eerdere gewelddelicten, het middelengebruik, de persoonlijkheidsstoornis, en de afwezigheid van werk en een steunsysteem. Volgens de gedragsdeskundigen kan er echter geen onderbouwd individueel oordeel kan worden gegeven over de kans op recidive in seksueel agressief gedrag.
De rechtbank is van oordeel dat het recidiverisico op geweldsdelicten bij verdachte als hoog moet worden ingeschat en overweegt daartoe als volgt.
- Verdachte is in staat gebleken om bij daglicht, op een vroege zomerochtend (na zijn verjaardag te hebben gevierd), via een openstaand raam en schijnbaar willekeurige seniorenwoning binnen te klimmen en een weerloze 85-jarige vrouw in een tijdsbestek van zo’n vier uur meermalen te verkrachten en onder bedreiging met de dood te bestelen. Dit zijn zeer ernstige feiten.
- De bewezenverklaarde feiten hebben een gewelddadige component, terwijl – kijkend naar het omvangrijke strafblad van verdachte waarop zich tevens geweldsdelicten bevinden –thans kan worden gesteld dat sprake is van een escalatie in ernst van de feiten.
- Verdachte is gediagnosticeerd met een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Er is sprake van vroege antisociale gedragsproblemen (vanaf zijn 6e levensjaar) die mogelijk het gevolg zijn (geweest) van een zeer onveilige en affectief verwaarlozende thuissituatie.
- Verdachte kwam vanaf de pubertijd in een neerwaartse spiraal terecht van crimineel gedrag, justitiële veroordelingen en overmatig middelengebruik. Hij heeft nooit (langdurige) dienstbetrekkingen gehad en was niet in staat een stabiele relatie (met een vrouw) aan te gaan. Verdachte heeft ook thans geen werk en een steunsysteem ontbreekt. Daarnaast is hij – naar eigen zeggen – sinds ongeveer acht jaar dakloos.
- Verdachte is voorts gediagnostiseerd met polymiddelenafhankelijkheid. Er is sinds zeer lange tijd sprake van problematisch middelen gebruik. Verdachte zegt zelf alle drugs te gebruiken die voorhanden zijn, behalve heroïne. Voorts zijn er aanwijzingen voor problematisch alcoholgebruik.
- Inmiddels is het middelengebruik van verdachte zo langdurig en ernstig aanwezig dat dit verweven is geraakt met de antisociale persoonlijkheidsstoornis, waardoor niet meer duidelijk te onderscheiden valt
welkegedragingen
waaruit voortkomen. Verdachte heeft (tijdens de observatie in het PBC) gedrag laten zien dat zowel past bij zijn verslavingsproblematiek als bij zijn persoonlijkheidsstoornis. Hierbij vallen met name de impulsiviteit, een gebrekkig inlevingsvermogen, egocentrisme als een gebrek aan sociale afstemming op.
- Wat betreft het huidige (psychisch) functioneren van verdachte hebben diverse referenten benoemt dat zij een verslechtering hebben waargenomen. Zo zou hij chaotischer, drukker en impulsiever zijn geworden.
- Verdachte heeft een beperkte behandelmotivatie. Eerdere reclasseringscontacten zijn nimmer (goed) van de grond gekomen en vroegtijdig afgebroken. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt door de reclassering als hoog ingeschat. Gelet op de complexe problematiek, achterdocht en eerdere ervaringen met verdachte is de reclassering van mening dat er op dit moment geen mogelijkheden zijn voor begeleiding en toezicht door de reclassering (noch in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, noch in het kader van een TBS met voorwaarden).
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het recidivegevaar op geweldsdelicten bij verdachte als hoog moet worden ingeschat en dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen in het geding is. Aangezien er voorts een verband is vastgesteld tussen de bij verdachte aanwezige stoornis en hij als gevolg daarvan met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar wordt beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel tot TBS ook
eist.Het opleggen van deze maatregel behoort dus tot de mogelijkheden.
Recidiverisico zedendelicten?
De rechtbank onthoudt zich van een oordeel over het recidiverisico op het gebied zedendelicten. Uit het PBC-rapport en uit de verklaring van verdachte komt naar voren dat verdachte in zijn jeugd langdurig seksueel is misbruikt. Voorts komt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting naar voren dat verdachte hier psychisch ernstig onder heeft geleden en nog steeds lijdt. In het PBC is waargenomen dat verdachte licht seksueel grensoverschrijdend gedrag vertoonde naar vrouwelijke groepsleiders en ook in het penitentiair dossier wordt melding gemaakt van seksueel overschrijdend gedrag naar bewaarsters. Tot slot heeft een referent kenbaar gemaakt dat hij vermoedt dat verdachte geïnteresseerd is in oude vrouwen. Zo zou verdachte recent chatcontact hebben gehad met oude vrouwen, in het verleden eens de achterwerken van bejaarde vrouwen in een bejaardentehuis hebben gefilmd en volgens de referent op straat slechts oog te hebben voor oude vrouwen. Verdachte heeft dit alles ontkend. Hoewel de rechtbank op basis van het voorgaande (alsmede de bewezenverklaarde verkrachting) van oordeel is dat er bij verdachte aanwijzingen zijn voor een gestoorde seksualiteitsbeleving, acht de rechtbank het voorgaande, ook in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende om een uitspraak te kunnen doen over het recidiverisico op zedendelicten. Dit klemt temeer nu door de gedragsdeskundigen geen inzicht is verkregen in de seksuele belevingswereld van verdachte en verdachte niet eerder voor een zedendelict is veroordeeld.
TBS met voorwaarden of TBS met dwangverpleging?
Naar het oordeel van de rechtbank is de stoornis van verdachte zodanig dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om hem onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Aan verdachte zijn eerder bijzondere voorwaarden opgelegd waaronder verplicht reclasseringstoezicht, aan welke voorwaarden verdachte zich niet heeft kunnen houden. De reclasseringsinterventies zijn vroegtijdig negatief beëindigd. Gelet op het advies van de reclassering en de zorgmijdende houding van verdachte heeft de rechtbank geen enkel handvat om eventueel aan verdachte een TBS-maatregel met voorwaarden op te leggen, zoals verzocht door zijn raadsman.
De rechtbank ziet dan ook geen andere mogelijkheid dan om de terbeschikkingstelling van verdachte te gelasten en daarbij te bepalen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd, nu de door verdachte begane feiten misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van deze maatregel eist. Nu de TBS-maatregel zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht waren tegen of gevaar hebben veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, is sprake van ongemaximeerde TBS als bedoeld in artikel 38e Sr en kan de totale duur van de op te leggen maatregel om die reden een periode van vier jaar te boven gaan.
De enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte betekent dat zijn strafbaarheid niet geheel is uitgesloten. De rechtbank is derhalve van oordeel dat aan verdachte, naast voornoemde maatregel, ook een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur moet worden opgelegd. Wat betreft de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de voor de rechtbank geldende LOVS-oriëntatiepunten alsmede bij straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. De rechtbank acht, het voorgaande in aanmerking nemende, de door de officier van justitie gevorderde straf passend.
De rechtbank ziet aanleiding in deze uitspraak een advies op te nemen als bedoeld in artikel 37b, tweede lid, Sr omtrent het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege dient aan te vangen, zoals verzocht door de raadsman, omdat de rechtbank het van belang acht dat zo spoedig mogelijk wordt aangevangen met de behandeling van verdachte. De rechtbank adviseert daarom de terbeschikkingstelling te laten ingaan op het moment dat twee derde gedeelte van de straf is ondergaan.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, groot € 9.283,92, bestaande uit een bedrag van € 8,750,00 aan immateriële schade en een bedrag van € 533,92 aan materiële schade.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- contant geld € 350,00;
- huistelefoon € 24,95;
- nieuwe bankpas € 7,50;
- nieuw beddengoed € 31,85;
- reiskosten € 98,00;
- parkeerkosten ziekenhuis € 2,40;
- telefoonkosten € 19,22.
De benadeelde partij heeft voorts verzocht de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 9.283,92, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente, en gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 9.283,92 ten behoeve van [slachtoffer] .
7.3
Het standpunt van de verdediging
Materiële schade
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde materiële schade aangaande het contante geldbedrag van € 350,00 verzocht de vordering af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaring in haar vordering op dit punt. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat een dergelijk groot bedrag niet bij verdachte is aangetroffen, maar slechts een bedrag van € 61,70, welk bedrag past bij het pingedrag van aangeefster zoals zij zelf heeft verklaard. Voor het overige heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
Immateriële schade
Wat betreft de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman opgemerkt dat het bedrag aan de hoge kant lijkt en aangevoerd dat in vergelijkbare zaken lagere bedragen worden toegekend. De raadsman heeft verwezen naar een viertal uitspraken en naar de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven, waar verkrachting geschaard is onder letselcategorie 3, € 5.000,00.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten.
Materiële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 533,92 als vergoeding ter zake van materiële schade is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij en derhalve voor toewijzing vatbaar. De rechtbank ziet geen aanleiding aan de verklaring van de benadeelde partij te twijfelen dat verdachte een geldbedrag van € 350,00 heeft weggenomen. Dat onder verdachte slechts een bedrag van € 61,70 is aangetroffen maakt dat niet anders, aangezien verdachte ruim 24 uur na het voorval is aangehouden en in die uren derhalve voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad om het geld te gebruiken.
Immateriële schade
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 7.500,00 toewijzen. Dit bedrag is in overeenstemming met bedragen die in soortgelijke gevallen worden toegewezen en de ernst van de in deze zaak bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Totaal toe te wijzen bedrag en de wettelijke rente
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een totaalbedrag van € 8.033,92, zijnde een bedrag van € 533,92 ter zake van materiële schade en een bedrag van € 7.500,00 ter zake van immateriële schade. De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 juli 2015, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van die datum is ontstaan.
Kosten rechtsbijstand
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 8.033,92, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 juli 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De lijst van in beslaggenomen goederen (hierna: beslaglijst)
In onderhavige zaak zijn de volgende goederen in beslaggenomen:
1. Geld € 61,70;
2. Geld € 0,20;
3. 1 boxershort;
4. 1 paar slippers;
5. 1 broek;
6. 1 t-shirt;
7. 1 paar sokken;
8. 2 onderbroeken;
9. 1 nagelknipschaar;
10. 1 laken;
11. 1 oranje schaar;
12. 2 notitiepapiertjes;
13. 1 sjaal;
14. 1 jurk.
8.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard, dat de op de beslaglijst onder 3 tot en met 7 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan verdachte en dat de op de beslaglijst onder 8 tot en met 14 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan aangeefster
[slachtoffer] .
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 3 tot en met 7 genummerde voorwerpen.
Nu het belang van strafvordering zich eveneens daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan aangeefster [slachtoffer] gelasten van de op de beslaglijst onder 8 tot en met 14 genummerde voorwerpen, alsmede van de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, aangezien aannemelijk is dat deze voorwerpen aan aangeefster toebehoren.

9.De vordering tenuitvoerlegging

9.1
De voorwaardelijk opgelegde straf
Verdachte is bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 15 oktober 2014, met parketnummer 09/819533-14, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) weken, waarvan 1 (één) week voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
9.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van het bij voornoemd vonnis voorwaardelijk opgelegde gedeelte van de gevangenisstraf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde gedeelte van de gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan een soortgelijk feit.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 14g, 24c, 36f, 37a, 37b, 57, 242 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
verkrachting;
ten aanzien van feit 2:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
verklaart het bewezen verklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de terbeschikkingstelling van verdachte en beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
adviseert de terbeschikkingstelling te laten ingaan op het moment dat twee derde gedeelte van de straf is ondergaan;
benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer] , een bedrag van € 8.033,92, zijnde een bedrag van € 533,92 ter zake van materiële schade en een bedrag van € 7.500,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 juli 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 8.033,92, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 juli 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
beslag
gelast de teruggave aan
verdachtevan de op de beslaglijst onder 3 tot en met 7 genummerde voorwerpen, te weten:
3. 1 boxershort;
4. 1 paar slippers;
5. 1 broek;
6. 1 t-shirt;
7. 1 paar sokken;
gelast de teruggave aan
aangeefster [slachtoffer]van de op de beslaglijst onder 1, 2 en 8 tot en met 14 genummerde voorwerpen, te weten:
1. Geld € 61,70;
2. Geld € 0,20;
8. 2 onderbroeken;
9. 1 nagelknipschaar;
10. 1 laken;
11. 1 oranje schaar;
12. 2 notitiepapiertjes;
13. 1 sjaal;
14. 1 jurk;
vordering TUL
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 15 oktober 2014, gewezen onder parketnummer 09/819533-14, te weten een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, voorzitter,
mr. R.G.C. Veneman, rechter,
mr. A.P. Sno, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Moese, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 april 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL2015/195987, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen. Het proces-verbaal bestaat uit de volgende dossiers: voorgeleidingsdossier (p.1-33), raadkamerdossier (p. 1-87), procesdossier
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1 voorgeleidingsdossier (idem p. 13 procesdossier).
3.Proces-verbaal van bevindingen verhoor aangeefster, p. 20-21 voorgeleidingsdossier (idem p. 136-137 procesdossier); proces-verbaal van bevindingen (woordelijke uitwerking aangifte), p. 16-40 raadkamerdossier (idem p. 138-162 procesdossier ).
4.Proces-verbaal van bevindingen (woordelijke uitwerking aangifte), p. 19 raadkamerdossier.
5.Proces-verbaal van bevindingen (woordelijke uitwerking aangifte), p. 23 raadkamerdossier.
6.Proces-verbaal van bevindingen (woordelijke uitwerking aangifte), p. 22 raadkamerdossier.
7.Proces-verbaal van bevindingen (woordelijke uitwerking aangifte), p. 19 raadkamerdossier.
8.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 20 procesdossier.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1 voorgeleidingsdossier (idem p. 13 procesdossier)
10.Proces-verbaal van bevindingen verhoor aangeefster, p. 136 procesdossier.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 317 vervolgdossier.
12.Proces-verbaal van verdenking, p. 18-19 voorgeleidingsdossier; proces-verbaal sporenonderzoek, p. 16-17 voorgeleidingsdossier.
13.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 18-27 procesdossier; rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 3 juli 2015, p. 90 procesdossier; rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 18 augustus 2015, p. 103-106 procesdossier.
14.Aanvullend proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, p. 290-291 vervolgdossier; rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 16 oktober 2015, p. 300-302 vervolgdossier.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 25 voorgeleidingsdossier; proces-verbaal van bevindingen ‘foutieve pincode’ p. 28 voorgeleidingsdossier.