1.5Eiseres heeft verweerder op 21 juli 2014 verzocht om medewerking te verlenen aan een detachering per 1 september 2014 bij de GZH in de functie van bestuurssecretaris voor de duur van één jaar.
Bij e-mailbericht van 22 juli 2014 heeft verweerder dit verzoek van eiseres afgewezen.
Eiseres is per 8 augustus 2014 ziekgemeld.
Eiseres heeft bij brief van 20 augustus 2014 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 juli 2014.
Eiseres is op 21 mei 2015 gehoord in het kader van haar bezwaar.
Op 8 juni 2015 heeft de bezwarencommissie verweerder van advies gediend.
Bij besluit van 1 juli 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft bij brief van 3 juli beroep ingesteld tegen dit besluit.
2 Eiseres heeft het bestreden besluit gemotiveerd betwist.
3 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
4 De rechtbank overweegt dat het voorstel van eiseres om te worden gedetacheerd is gedaan in een periode waarin na een matige beoordeling over 2013 een verlenging van een verbetertraject aan de orde was. Bij uitspraken van heden is geoordeeld dat de beoordeling over 2013 en het besluit tot verlenging van het verbetertraject stand kunnen houden.
Verweerder heeft ter zitting medegedeeld dat verweerder in principe coulant ten opzichte van detacheringen is, ook als het functioneren van de betrokkene niet naar behoren is. Bij GZH was echter sprake van een reorganisatie. Dit was nog niet bekend eind 2013, maar wel ten tijde van het besluit tot afwijzing van de detachering. Door de reorganisatie zou eiseres uiteindelijk weer terugvallen op een functie bij de provincie. De detachering was niet gewenst, omdat dit zou leiden tot opschorting van het verbetertraject. Dit zou geen structurele oplossing zijn.
5 De rechtbank overweegt dat voornoemde beweegredenen van verweerder de weigering om medewerking te verlenen aan detachering van eiseres rechtvaardigen. Eiseres heeft ter zitting erkend dat er een reorganisatie aan de orde was bij GZH en dat niet duidelijk was hoe het zou verlopen. Hieruit volgt reeds dat, zoals verweerder heeft gesteld, een structurele oplossing niet aan de orde was en dat mogelijk slechts sprake zou zijn van opschorting van het verbetertraject. De rechtbank volgt verweerder in diens standpunt dat dit onwenselijk was, omdat sprake was van een laatste verbeterkans. Dat in gesprekken met de directeur van GZH is medegedeeld dat een functie op tijdelijke basis zou kunnen leiden tot een vaste plaatsing, zoals eiseres ter zitting heeft medegedeeld, kan hier niet aan afdoen. Dit is een onzekere toekomstige gebeurtenis die hier niet doorslaggevend kan zijn. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij bereid zou zijn geweest om in gesprek te gaan over de periode na de detachering, waarbij zij heeft gewezen op een eventuele plaatsing bij een interim-managementclub bij verweerders organisatie. Verweerder heeft ter zitting medegedeeld dat aan het afdelingshoofd P&O, de beheerder van deze pool, is voorgelegd of plaatsing van eiseres in deze pool mogelijk was. Dit was echter niet mogelijk, omdat eiseres niet aan de eisen voldeed. De rechtbank overweegt dat, nu eiseres dit niet heeft weersproken, ook dit geen reële optie zou zijn geweest die verweerder had moeten nopen om medewerking te verlenen aan de gevraagde detachering.
6 Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
7 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.