1.7Bij brief van 6 januari 2015 heeft verweerder eiseres zijn voornemen kenbaar gemaakt om haar met toepassing van artikel B.9, onder h, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies (CAP) per 1 maart 2015 ontslag te verlenen wegens ongeschiktheid voor het uitoefenen van haar functie, anders dan wegens ziekte.
Eiseres heeft bij brief van 19 januari 2015 haar zienswijze kenbaar gemaakt.
Bij besluit van 18 februari 2015 heeft verweerder eiseres per 1 maart 2015 ontslag verleend wegens ongeschiktheid voor het uitoefenen van haar functie, anders dan wegens ziekte.
Eiseres is op 21 mei 2015 gehoord in het kader van haar bezwaar.
Op 8 juni 2015 heeft de bezwarencommissie verweerder van advies gediend.
Bij besluit van 1 juli 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft bij brief van 3 juli 2015 beroep ingesteld tegen dit besluit.
2 Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder geen goed werkgeverschap heeft getoond door haar ten tijde van haar arbeidsongeschiktheid te ontslaan. Verweerder had eiseres, mede in aanmerking nemend dat zij jarenlang goed heeft gefunctioneerd bij de provincie Zuid-Holland, in aanmerking moeten brengen voor een andere functie binnen de provincie Zuid-Holland of via mediation andere opties moeten bespreken.
3 Verweerder stelt zich op het standpunt dat er, gezien de adviezen van de bedrijfsarts, redelijkerwijs geen andere opties waren. Weliswaar heeft de bedrijfsarts geadviseerd dat partijen via mediation tot beëindiging van de arbeidsrelatie bij de provincie Zuid-Holland zouden komen, maar eiseres had zelf reeds verschillende opties om tot beëindiging van de arbeidsrelatie te komen verworpen. Zij had overplaatsing naar een andere tijdelijke functie van een jaar bij GZH met de – in dat geval door verweerder verlangde - toezegging harerzijds dat zij vrijwillig ontslag zou nemen na ommekomst van dat jaar indien verlenging van de aanstelling in die functie niet mogelijk zou blijken te zijn, verworpen; zij had een aanbod tot het volgen van een outplacementtraject afgewezen; zij had met verlenging van het verbetertraject niet ingestemd en het verbetertraject niet voltooid.
4 De rechtbank overweegt dat uit de adviezen van de bedrijfsarts blijkt dat het verrichten van werkzaamheden voor de provincie waarschijnlijk geen reële optie meer is. Zo heeft de bedrijfsarts in zijn advies van 28 oktober 2014 vermeld:
“Wat doen op de provincie is voorlopig onverstandig en de vraag is ook of dit in de toekomst verstandig zal zijn. Belangrijk om nu samen naar een definitieve oplossing te werken waarvoor mediation belangrijk kan zijn.”
Op 9 december 2014 adviseert hij om het traject [de rechtbank leest ‘het traject naar een definitieve oplossing’] in het jaar 2015 van start te laten gaan.
5 De rechtbank ziet zich, gelet op de standpunten van partijen en de adviezen van de bedrijfsarts, gesteld voor de vraag of verweerder door eiseres te ontslaan wegens ongeschiktheid, anders dan wegens ziekte, heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die een goed werkgever betaamt. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Daartoe overweegt zij dat eiseres over 2013 een onvoldoende beoordeling heeft gehad, die zorgvuldig tot stand is gekomen en voldoende is onderbouwd. Ter zitting is gebleken dat eiseres eind 2013 reeds gesprekken heeft gevoerd met het mobiliteitsbureau, maar dat dit niet is voortgezet. De reden hiervan was dat het verbetertraject was gestart en zij haar energie daarvoor nodig had. De rechtbank overweegt voorts dat het functioneren van eiseres over de periode van 1 januari 2014 tot 21 mei 2014 eveneens tekortkomingen vertoonde. Eiseres had van haar leidinggevende te horen gekregen dat als zij het verlengde verbetertraject (tot ongeveer eind 2014) niet met een voldoende resultaat zou voltooien, haar ontslag uit haar functie te wachten zou staan. Het voorstel van eiseres om een jaar naar GZH gedetacheerd te worden is geen reële optie gebleken, omdat dit niet zou leiden tot een structurele oplossing en vanwege het voor verweerder niet acceptabele risico op terugkeer van eiseres in haar functie bij FJZ. Verweerder achtte eiseres evenmin een geschikte kandidaat voor de interim-managementpool. Verweerder heeft eiseres bij e-mailberichten 16 oktober 2014 en 10 november 2014 gewezen op vacatures.
Hoewel de bedrijfsarts in zijn advies van 26 augustus 2014 heeft vermeld dat sprake is geweest van ziekte in samenhang met verstoorde arbeidsverhoudingen, kan ook uit diens volgende adviezen worden afgeleid dat de gezondheidssituatie telkens in negatieve zin werd beïnvloed door contact met verweerder over vervolgstappen dan wel de lopende procedures. Uiteindelijk diende, volgens de bedrijfsarts, te worden gezocht naar een structurele oplossing. Eiseres was er volgens hem bij gebaat om snel te kunnen afsluiten bij de provincie. Nu de wijze van functie-uitoefening door eiseres een ongeschiktheidsoordeel rechtvaardigt en niet valt in te zien dat partijen nog tot een structurele oplossing hadden kunnen komen, was verweerder bevoegd om eiseres ontslag te verlenen wegens ongeschiktheid voor het uitoefenen van haar functie, anders dan wegens ziekte.
Van deze bevoegdheid heeft verweerder gebruik gemaakt op een wijze die niet in strijd is met enige geschreven of ongeschreven rechtsregel.
6 Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
7 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.