ECLI:NL:RBDHA:2016:3549

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2016
Publicatiedatum
4 april 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 4839
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag wegens ongeschiktheid van een ambtenaar, beoordeling van functioneren en procesgang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, werkzaam als Senior Beleidsadviseur bij de Provincie Zuid-Holland, en het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Eiseres is per 1 maart 2015 ontslagen wegens ongeschiktheid voor het uitoefenen van haar functie, anders dan wegens ziekte. Dit ontslag volgde op een periode van beoordelingen die varieerden van goed tot matig, waarbij eiseres in 2013 een onvoldoende beoordeling ontving. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het ontslag, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder. De rechtbank heeft de procesgang en de adviezen van de bedrijfsarts in overweging genomen, evenals de stappen die eiseres heeft ondernomen in het kader van haar functioneren en het verbetertraject. De rechtbank concludeert dat de wijze van functie-uitoefening door eiseres een ongeschiktheidsoordeel rechtvaardigt en dat verweerder bevoegd was om het ontslag te verlenen. Eiseres heeft niet aangetoond dat er alternatieve opties waren die door verweerder overwogen hadden moeten worden. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/4839 AW

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.G.F.M. Hoffmans),
en

Het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. Hofkes).

Procesverloop

Bij besluit van 18 februari 2015 heeft verweerder eiseres per 1 maart 2015 ontslag verleend wegens ongeschiktheid voor het uitoefenen van haar functie, anders dan wegens ziekte.
Bij besluit van 1 juli 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2015.
Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts is verschenen [persoon A], leidinggevende van eiseres.

Overwegingen

1.1
Eiseres, in dienst sinds 1 januari 2004, is met ingang van 1 maart 2010 geplaatst in de functie van Senior Beleidsadviseur bij het bureau Kaderstelling en Controle van de afdeling Financiële en Juridische Zaken. Aan deze functie is schaal 13 verbonden.
1.2
De beoordeling van het functioneren van eiseres over de periode 1 januari 2010 tot 1 januari 2011 was goed.
De beoordelingen over de periode 1 januari 2011 tot 1 januari 2012 en 1 januari 2012 tot 19 december 2012 waren normaal.
De beoordeling over de periode 1 januari 2013 tot 27 november 2013 was matig. Deze beoordeling is onderwerp van geschil in de beroepsprocedure met nummer SGR 15/3013 AW, waarin deze rechtbank heden uitspraak heeft gedaan.
1.3
Eiseres is per 2 december 2013 in het kader van een verbetertraject begeleid door een externe coach. Er is een verbeterplan opgesteld, waarin is vermeld dat het doel is dat eiseres binnen een half jaar op een voldoende niveau functioneert, dat een tussentijdse beoordeling wordt opgemaakt en dat bij een onvoldoende beoordeling ontslag zal volgen wegens ongeschiktheid anders dan wegens ziekte.
De tussentijdse beoordeling over de periode 1 januari 2014 tot 21 mei 2014 was vervolgens matig. Deze beoordeling is onderwerp van geschil in de beroepsprocedure met nummer SGR 15/4833 AW, waarin deze rechtbank heden eveneens uitspraak heeft gedaan.
1.4
Bij besluit van 2 juli 2014 heeft verweerder het verbetertraject per 2 juli 2014 verlengd met vijf maanden, omdat eiseres ondanks het verbetertraject nog steeds niet op een voldoende niveau functioneert. Dit is onderwerp van geschil in de beroepsprocedure met nummer SGR 15/4840 AW, waarin heden uitspraak is gedaan.
1.5
Bij e-mailbericht van 22 juli 2014 heeft verweerder het verzoek van eiseres om medewerking te verlenen aan een detachering per 1 september 2014 bij de Groenvoorziening Zuid-Holland (GZH) in de functie van bestuurssecretaris voor de duur van één jaar afgewezen. Dit is onderwerp van geschil in de beroepsprocedure met nummer SGR 15/4835 AW, waarin heden uitspraak is gedaan.
1.6
Eiseres is per 8 augustus 2014 ziekgemeld.
1.7
Bij brief van 6 januari 2015 heeft verweerder eiseres zijn voornemen kenbaar gemaakt om haar met toepassing van artikel B.9, onder h, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies (CAP) per 1 maart 2015 ontslag te verlenen wegens ongeschiktheid voor het uitoefenen van haar functie, anders dan wegens ziekte.
Eiseres heeft bij brief van 19 januari 2015 haar zienswijze kenbaar gemaakt.
Bij besluit van 18 februari 2015 heeft verweerder eiseres per 1 maart 2015 ontslag verleend wegens ongeschiktheid voor het uitoefenen van haar functie, anders dan wegens ziekte.
Eiseres is op 21 mei 2015 gehoord in het kader van haar bezwaar.
Op 8 juni 2015 heeft de bezwarencommissie verweerder van advies gediend.
Bij besluit van 1 juli 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft bij brief van 3 juli 2015 beroep ingesteld tegen dit besluit.
2 Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder geen goed werkgeverschap heeft getoond door haar ten tijde van haar arbeidsongeschiktheid te ontslaan. Verweerder had eiseres, mede in aanmerking nemend dat zij jarenlang goed heeft gefunctioneerd bij de provincie Zuid-Holland, in aanmerking moeten brengen voor een andere functie binnen de provincie Zuid-Holland of via mediation andere opties moeten bespreken.
3 Verweerder stelt zich op het standpunt dat er, gezien de adviezen van de bedrijfsarts, redelijkerwijs geen andere opties waren. Weliswaar heeft de bedrijfsarts geadviseerd dat partijen via mediation tot beëindiging van de arbeidsrelatie bij de provincie Zuid-Holland zouden komen, maar eiseres had zelf reeds verschillende opties om tot beëindiging van de arbeidsrelatie te komen verworpen. Zij had overplaatsing naar een andere tijdelijke functie van een jaar bij GZH met de – in dat geval door verweerder verlangde - toezegging harerzijds dat zij vrijwillig ontslag zou nemen na ommekomst van dat jaar indien verlenging van de aanstelling in die functie niet mogelijk zou blijken te zijn, verworpen; zij had een aanbod tot het volgen van een outplacementtraject afgewezen; zij had met verlenging van het verbetertraject niet ingestemd en het verbetertraject niet voltooid.
4 De rechtbank overweegt dat uit de adviezen van de bedrijfsarts blijkt dat het verrichten van werkzaamheden voor de provincie waarschijnlijk geen reële optie meer is. Zo heeft de bedrijfsarts in zijn advies van 28 oktober 2014 vermeld:
“Wat doen op de provincie is voorlopig onverstandig en de vraag is ook of dit in de toekomst verstandig zal zijn. Belangrijk om nu samen naar een definitieve oplossing te werken waarvoor mediation belangrijk kan zijn.”
Op 9 december 2014 adviseert hij om het traject [de rechtbank leest ‘het traject naar een definitieve oplossing’] in het jaar 2015 van start te laten gaan.
5 De rechtbank ziet zich, gelet op de standpunten van partijen en de adviezen van de bedrijfsarts, gesteld voor de vraag of verweerder door eiseres te ontslaan wegens ongeschiktheid, anders dan wegens ziekte, heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die een goed werkgever betaamt. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Daartoe overweegt zij dat eiseres over 2013 een onvoldoende beoordeling heeft gehad, die zorgvuldig tot stand is gekomen en voldoende is onderbouwd. Ter zitting is gebleken dat eiseres eind 2013 reeds gesprekken heeft gevoerd met het mobiliteitsbureau, maar dat dit niet is voortgezet. De reden hiervan was dat het verbetertraject was gestart en zij haar energie daarvoor nodig had. De rechtbank overweegt voorts dat het functioneren van eiseres over de periode van 1 januari 2014 tot 21 mei 2014 eveneens tekortkomingen vertoonde. Eiseres had van haar leidinggevende te horen gekregen dat als zij het verlengde verbetertraject (tot ongeveer eind 2014) niet met een voldoende resultaat zou voltooien, haar ontslag uit haar functie te wachten zou staan. Het voorstel van eiseres om een jaar naar GZH gedetacheerd te worden is geen reële optie gebleken, omdat dit niet zou leiden tot een structurele oplossing en vanwege het voor verweerder niet acceptabele risico op terugkeer van eiseres in haar functie bij FJZ. Verweerder achtte eiseres evenmin een geschikte kandidaat voor de interim-managementpool. Verweerder heeft eiseres bij e-mailberichten 16 oktober 2014 en 10 november 2014 gewezen op vacatures.
Hoewel de bedrijfsarts in zijn advies van 26 augustus 2014 heeft vermeld dat sprake is geweest van ziekte in samenhang met verstoorde arbeidsverhoudingen, kan ook uit diens volgende adviezen worden afgeleid dat de gezondheidssituatie telkens in negatieve zin werd beïnvloed door contact met verweerder over vervolgstappen dan wel de lopende procedures. Uiteindelijk diende, volgens de bedrijfsarts, te worden gezocht naar een structurele oplossing. Eiseres was er volgens hem bij gebaat om snel te kunnen afsluiten bij de provincie. Nu de wijze van functie-uitoefening door eiseres een ongeschiktheidsoordeel rechtvaardigt en niet valt in te zien dat partijen nog tot een structurele oplossing hadden kunnen komen, was verweerder bevoegd om eiseres ontslag te verlenen wegens ongeschiktheid voor het uitoefenen van haar functie, anders dan wegens ziekte.
Van deze bevoegdheid heeft verweerder gebruik gemaakt op een wijze die niet in strijd is met enige geschreven of ongeschreven rechtsregel.
6 Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
7 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 april 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hoger beroepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.