ECLI:NL:RBDHA:2016:3532

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2016
Publicatiedatum
4 april 2016
Zaaknummer
4787853 RP VERZ 16-50070
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van werknemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Stichting Werkgever Sportclubs Den Haag (WSDH) en de werknemer, aangeduid als [verweerder]. WSDH heeft verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3 sub e BW, omdat er sprake zou zijn van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. De werknemer was sinds 1 juni 2012 in dienst bij WSDH en was betrokken bij de organisatie van de Zaalvoetbal Schoolleague Den Haag (ZVSL). Tijdens de procedure is vastgesteld dat de werknemer naast zijn werkzaamheden voor WSDH ook betalingen ontving van de gemeente Den Haag voor dezelfde werkzaamheden, wat leidde tot belangenverstrengeling en niet-integer handelen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim door dubbel te worden betaald voor dezelfde werkzaamheden en dat hij niet openhartig is geweest over zijn werkzaamheden en de bijbehorende betalingen. De kantonrechter oordeelde dat het vertrouwen van WSDH in de werknemer ernstig is geschaad en dat herplaatsing niet mogelijk is. De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 april 2016, zonder recht op een transitievergoeding voor de werknemer.

Uitspraak

Rechtbank Den HAAG

Zittingsplaats ‘s-Gravenhage
AJJ
Rep.nr.: 4787853 RP VERZ 16-50070
Datum: 23 maart 2016
Beschikking in de zaak van:
de stichting
Stichting Werkgever Sportclubs Den Haag,
gevestigd te Den Haag,
verzoekende partij, verder te noemen WSDH,
gemachtigde: mr. R.P.C. Kütemann,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij, verder te noemen [verweerder] ,
gemachtigde: mr. M. de Boorder.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 1 februari 2016;
  • het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 26 februari 2016;
  • de producties van partijen.
1.2.
Op 4 maart 2016 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaats gevonden. Namens WSDH is verschenen [RW] , [functie] , [HH] , [functie] , en [BE] , [functie] van [verweerder] (van de KNVB), bijgestaan door de gemachtigde. [verweerder] is in persoon verschenen met zijn gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht, de gemachtigde van WSDH aan de hand van pleitaantekeningen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van het verhandelde ter zitting.

2.De feiten

De kantonrechter gaat op grond van de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling van het volgende uit.
2.1.
WSDH is door de gemeente Den Haag (hierna: de gemeente) op 30 januari 2009 opgericht en stelt zich ten doel jeugdsport te stimuleren. WSDH wordt voor 100% gefinancierd met subsidie van de gemeente. WSDH verricht haar activiteiten doordat zij (als formeel werkgever) haar (circa 50) Jeugdsportcoördinatoren om niet detacheert bij circa 50 sportverenigingen in Den Haag. Daarnaast heeft WSDH circa 26 Streetsportleiders in dienst en circa 4 Sportconsulenten, die de Jeugdsportcoördinatoren en Streetsportleiders bij hun werkzaamheden begeleiden en aansturen.
2.2.
In de loop van 2009 ontstond in de regio Haaglanden een KNVB jeugd-zaalvoetbalcompetitie (Zaalvoetbal Schoolleague Den Haag, hierna verder te noemen: ZVSL) door een samenwerking tussen een aantal Haagse scholen en (de afdeling Sportsupport van) de gemeente. Hieraan namen kinderen deel in de leeftijd van 11 tot en met 19 jaar. Vanaf 2009/2010 is gestart met competities voor kinderen in de leeftijdsgroep 14/15 jaar (hierna: O-15) en de leeftijdsgroep 16/17 jaar (hierna: O-17). Daarnaast is vanaf 2012/2013 gestart met competities voor kinderen in de leeftijdsgroep 12/13 jaar (hierna: O-13) en de leeftijdsgroep 18/19 jaar (hierna: O-19).
2.3.
De gemeente was mede-initiator, participant en financier van het project “ZVSL” en de hiermee verband houdende activiteiten. Namens de gemeente was gemeenteambtenaar [OJ] (hierna: [OJ] ), werkzaam bij de afdeling Sportsupport, belast met het reilen en zeilen van ZVSL.
2.4.
[verweerder] was sinds 2009/2010 betrokken bij het ZVSL project en was belast met het opzetten, de coördinatie en de uitvoering van de ZVSL-activiteiten (destijds O-15 en O-17).
2.5.
In afstemming met [OJ] en de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (hierna: KNVB) treedt [verweerder] per 1 juni 2012 in dienst bij WSDH in de functie van [functie] , voor 38 uur per week, voor een salaris van laatstelijk € [xx] bruto per maand. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Sport van toepassing. Artikel 7 van de cao Sport luidt:
‘De werknemer is verplicht schriftelijk toestemming te vragen voor het aannemen of uitbreiden van gehonoreerde nevenfuncties’.
Artikel 9 van de arbeidsovereenkomst bepaalt dat werknemer wekelijks de werktijden moet plannen in het online systeem CombinatiePlanner. In de Plannen van Aanpak voor de jaren 2012/2013 en 2013/2014 is als doel onder meer vermeld: het opzetten, begeleiden en uitvoeren van jeugd zaalvoetval competitie en schoolcompetitie.
2.6.
[verweerder] wordt in voormelde functie door WSDH per 1 juni 2012 gedetacheerd aan de KNVB. Sinds de indiensttreding van [verweerder] tot 1 juli 2014 is [BE] (van de KNVB) zijn direct leidinggevende. Vanaf 1 juli 2014 wordt [WL] de direct leidinggevende. Met ingang van 1 januari 2015 wordt de detachering van [verweerder] bij de KNVB beëindigd en wordt [HH] van WSDH zijn leidinggevende.
2.7.
Het takenpakket van [verweerder] is het coördineren, begeleiden en uitvoeren van de ZVSL-activiteiten in de Haagse regio, het verrichten van werkzaamheden voor en binnen de 4 zaalvoetbalverenigingen in Den Haag (waaronder Sporting Den Haag) en het introduceren van deze 4 zaalvoetbalverenigingen op de scholen en in de wijken. [verweerder] heeft zich vanaf 1 juni 2012 tot de zomer van 2014 in hoofdzaak beziggehouden met het begeleiden, coördineren en uitvoeren van ZVSL-activiteiten. De ZVSL-website vermeldt onder meer het volgende:
Organisatie
De algehele organisatie van de ZVSL is in handen van jeugdsportcoördinator [verweerder] werkzaam bij SWSDH[kantonrechter: WSDH]
2.8.
[verweerder] heeft de door hem gewerkte uren in de Combiplanner geadministreerd en verantwoord. Uit de uitdraai van de Combiplanner (productie 5 bij verzoekschrift) blijkt dat hij hierin vanaf juni 2012 tot en met juni 2014 op iedere zondag (behalve in de vakantieperiodes) uren heeft geregistreerd betreffende ZVSL-activiteiten voor O-15, O-17 en O-19 (jeugd)competities. In de weken van oktober 2012 tot en met december 2012 heeft [verweerder] voor iedere zondag 11 of 12 uur geschreven, behalve zondag 7 oktober 2012, waar hij 8 uur voor heeft geregistreerd.
2.9.
Aan de gemeente gerichte facturen op naam van Sporting Den Haag (productie 30 bij verzoekschrift, factuurdata 23/11/2012, 18/03/2013, 24/05/2013, 13/11/2013, 06/02/2014 en 30/04/2014, in totaal voor een bedrag van € 44.850,-) vermelden:
‘Kosten [verweerder] over[11 of 12]
speeldagen incl. kosten’.
Een email van 28 november 2012 van [verweerder] aan [OJ] (productie 32 bij verzoekschrift), zijnde een specificatie van de factuur van 23/11/2012, vermeldt:
Subject: kosten plaatje [verweerder] en Staf en overige activiteiten
7-okt 14 50 € 700,00
14-okt 14 50 € 700,00
21-okt 14 50 € 700,00
28-okt 14 50 € 700,00
4-nov 14 50 € 700,00
11-nov 14 50 € 700,00
18-nov 14 50 € 700,00
25-nov 14 50 € 700,00
2-dec 14 50 € 700,00
9-dec 14 50 € 700,00
16-dec 14 50 € 700,00
€ 7.700,00
€ - € 1.463,00
€ 9.163,00
Betreft kosten staf zijn[10 gewijzigd in]
11 speeldagen + kosten van rene voor de onder 19 competitie trainingen op de woensdagen, dave website en camera kosten betreft trainingen inclusief btw’
2.10.
Medio november 2014 worden de zaalvoetbalcompetities, naar aanleiding van een onderzoek dat door de gemeente is ingesteld naar de oorzaak van budgetoverschrijdingen bij de afdeling Sportsupport, per direct stilgelegd. Het onderzoek is vanaf medio maart 2015 (mede) uitgevoerd door recherchebureau De Leeuw & Partners. In het kader van dit onderzoek heeft [OJ] tegenover De Leeuw & Partners onder meer verklaard:
‘ [verweerder][ [verweerder] ]
was op zondag bij mij in dienst, niet bij de SWSDH. Ik kan mij niet voorstellen dat [verweerder] zich dubbel liet uitbetalen. (…) Ik begrijp dan ook niet wat [verweerder] op het rooster van SWSDH doet op de zondag en wat voor werkzaamheden dat moeten zijn geweest. (…) De ZVSL scholencompetities hebben niets te maken met de SWSDH, maar zijn projecten van Sportsupport. Daarom is het ook logisch dat er vanuit Sporting nog facturen worden gestuurd. (…)’
2.11.
Op 5 juni 2015 vindt een gesprek plaats tussen [RW] en [verweerder] , waarbij [verweerder] verklaart dat hij [functie] is van Sporting Den Haag en dat de gemeente tot het najaar 2014 aan Sporting Den Haag betalingen heeft gedaan voor ZVSL-activiteiten. In het (door [RW] opgestelde en door [verweerder] geaccordeerde) verslag van dit gesprek staat onder meer het volgende:
‘SSa[ [verweerder] ]
stelt vervolgens dat OJo[ [OJ] ]
liegt als hij stelselmatig zegt dat WSDH niets te maken heeft met de ZVSL. In 2012, bij de start van SSa’s dienstverband bij WSDHG, is expliciet afgesproken dat de ZVSL deel uitmaakt van de werkzaamheden van SSa bij WSDH. Aanwezig bij die afspraak waren SSa en OJo, alsmede [HH] van WSDH en [BE] van de KNVB.
SSa stelt vervolgens dat hij, de jaren voorafgaand aan zijn dienstverband bij WSDH, inderdaad betaald werd door OJo voor de uitvoering van de ZVSL op zondagen. Bij zijn indiensttreding heeft hij met OJo afgesproken dat hij de uren voor de uitvoering van de ZVSL als jeugdsportcoördinator verantwoordt, en daarnaast gedurende het seizoen 2012-2013 nog 10 uur per week declareert voor andere werkzaamheden voor de ZVSL, die niet in zijn contracttijd passen. Tevens heeft SSa met OJo, op verzoek van OJo, de afspraak gemaakt dat hij op korte termijn de uitvoering op zondagen van de ZVSL overdraagt aan Rebas. Zelf zou SSa coördinator van de ZVSL blijven en dientengevolge aanwezig zijn als coördinator op zondagen.
SSa zegt dat de gelden die OJo heeft gesubsidieerd voor de uitvoering van ZVSL-werkzaamheden op zondagen niet zijn uitbetaald aan hem persoonlijk, maar aan SV Sporting[Sporting Den Haag].
Vanaf seizoen 2013-2014 zijn die gelden uitbetaald aan Rebaz en aan trainers van Sporting. SSa zegt alleen als tussenpersoon te hebben gefunctioneerd tussen OJo en de uitvoerders.
RWi[ [RW] ]
stelt vervolgens dat het dus eenvoudig moet zijn om dit te controleren, namelijk in de boekhouding van SV Sporting. SSa beaamt dat. RWi spreekt daarom af dat hij het bestuur van Sporting zal vragen om inzage in de boekhouding, specifiek met betrekking tot de geldstromen uit de ZVSL-subsidies. (…)’
2.12.
[RW] verzoekt op 5 juni 2015 aan Sporting Den Haag inzage in de boekhouding. Op 26 juni 2015 stuurt Sporting Den Haag de jaarverslagen van 2012 tot en met 2014. In de jaarverslagen staat onder meer dat aan [verweerder] in de periode van 1 juni 2012 tot 31 december 2012 aan “coördinatiekosten” een bedrag van € 7.110,- en aan “vrijwilligersbijdrage” een bedrag van € 2.660,- is betaald. [RW] verzoekt vervolgens om kasstroomoverzichten uit de boekhouding van Sporting Den Haag. [RW] heeft zijn verzoek om inzage bij mails van 4 juli 2015 en 4 augustus 2015 verder gepreciseerd. Hierop reageert [RR] bij email van 5 augustus 2015 als volgt:
‘Na u laatste mail vóór u vakantie heb ik besloten niet meer in te gaan op u berichten en vragen. Verdere vragen en contacten zal voortaan door mijn advocaat opgepakt worden. Die zal binnenkort ook een reactie op u mail geven.’
2.13.
Op 13 juli 2015 heeft [verweerder] zich bij WSDH met psychische klachten ziek gemeld.
2.14.
Bij brief van 13 november 2015 roept (de gemachtigde van) WSDH [verweerder] op voor een vervolggesprek. In deze brief deelt WSDH aan [verweerder] mede dat hij voor de laatste maal in de gelegenheid wordt gesteld mee te werken aan onderzoek naar waarheidsvinding.
2.15.
Op 25 november 2015 vindt ten kantore van de gemachtigde van WSDH een gesprek tussen partijen plaats. [verweerder] werd daarbij vergezeld door [HV] van Stichting Papyrus en mr. Dijkgraaf, zijn toenmalige gemachtigden. Het verslag van dit gesprek – dat door mr. Dijkgraaf over het algemeen als een adequate weergave van het besprokene wordt aangemerkt – vermeldt onder meer het volgende:
‘(blz 5)
SG: Toen ik aan tafel zat met WSDH, [BE] , [HH] en [OJ] is besproken dat ik 10 uur extra werk deed en daarvoor extra betaald kreeg. (…) Eerst als ZZP-er en daarna door de vereniging SpDH. (…)
(blz 6) O15/17 bleef deels bij de gemeente anders had me dat 30 uur gekost. Dat takenpakket ZVSL O15/O17 bleef ik ook buiten het dienstverband doen. O13/19 zijn ook onder het ZVSL gebracht, maar die vielen wel binnen mijn contract. Bepaalde werkzaamheden vielen onder SpDH, maar ik kan niet exact zeggen welke.
(…) Er was discussie hoe ik mijn uren precies moest invoeren, als ik weer 12-15-18 uur extra had gewerkt. Mijn leidinggevenden hebben dat altijd goedgekeurd. In eerste instantie was dat [BE] . Die had moeten zeggen “je administratie is slordig” (…) Ik zei tegen mijn werkgever “waar moet ik al die uren kwijt?”. Ik vulde ze in op zondag omdat [BE] zei “vul ze maar in, ik weet waar je mee bezig bent”. (blz 7) Met [OJ] heb ik besproken dat op zondag van 10u-17u de O15 en O17 vanuit de gemeente aan mij werd opgedragen.
(vraag: [BE] zou hier vanaf weten?)
Ja, dat denk ik wel, dat ik dat met hem heb afgesproken.
(blz 8) (vraag: Heeft u sinds 1 juni 2012, buiten uw rol en uw hoedanigheid van [functie] om, ZVSL-activiteiten verricht?)
Ja, ik kreeg te maken met projecten binnen het knooppunt, dat is een internaat dat valt onder jeugdzorg, een soort rebound-school en daar wilden wij, [OJ] en ik, extra workshops verzorgen aan kinderen met een probleemgeval. Misschien kan ik stukken achterhalen, zal ik even uitzoeken.(…)
(vraag: heeft u die extra dingen met [BE] besproken?)
Ik weet het niet meer precies. (…)
(blz 11) (vraag: U was dus de contactpersoon namens SpDH met de gemeente en uw aanspreekpunt was [OJ] ?)
Ja, klopt.
(blz 12) (vraag: Wie heeft die facturen namens SpDH opgesteld en verzonden?)
Ik zelf heb dat gedaan.
(vraag: Kunt u uitleggen waar de facturen die ik u laat zien betrekking op hebben?)
Deels op mij en deels op de vrijwilligers (…) Geld is niet volledig naar mij toegegaan, voor een deel was het mijn vergoeding. (…) 50 euro bruto per uur voor de 10 uur die ik extra werkte. (…) [BE] wist dit ook. Niet zozeer het tarief, maar voordat ik in dienst kwam bij WSDH is die 10u extra besproken en dat vond de werkgever geen probleem.(…)
(blz 13) (vraag: kunt u concreet en precies uitleggen waar die door SpDH na 1 juni 2012 gefactureerde bedragen met omschrijving “kosten [verweerder] ” betrekking op hebben?)
Alle activiteiten.
(blz 14) (vraag: Het gaat om 700 euro per zondag. Op die dagen heeft u gewerkt voor WSDH)
Dit zijn de stafkosten, 50 euro per vrijwilliger.
(vraag: Als u namens SpDH in die periode voor elke zondag 14 vrijwilligers heeft gefactureerd, dan zou dat toch ook moeten terugkomen in de boekhouding van
SpDH?) Alles wat u op papier ziet en wat ik u vertel komt niet overeen, alles is chaotisch.
(blz 18) (vraag: Aziz (=bijnaam [RR] ) heeft blijkens die door hemzelf aan WSDH toegezonden jaarverslagen wel heel veel geld van SpDH ontvangen.)
Die jaarverslagen kloppen niet. (…)’
2.16.
In een schriftelijke verklaring van [BE] staat, voor zover relevant, het volgende:
‘(…)
Ik ben gedurende de periode 1 juni 2012-1 juli 2014 vanuit de KNVB opgetreden als direct leidinggevende van [verweerder] (…). De taken die door [verweerder] moesten worden uitgevoerd hadden betrekking op de ontwikkeling van School zaalvoetbal. Dat is de reden waarom de WSDH de KNVB en in persoon [BE] heeft gevraagd om functioneel toezicht te houden. (…)
Voor en bij indiensttreding van [verweerder] bij WSDH (…) zijn diverse gesprekken gevoerd, waarbij naast [verweerder] en ik zelf ook de heer [OJ] (…) aanwezig was. Ik was zodoende ermee bekend, wat wel of niet bij die indiensttreding is overeengekomen.
Ik bevestig dat [verweerder] zich, in dienst van WSDH, in hoofdzaak bezig hield met het opzetten, coördineren en begeleiden van (…) (ZVSL). In dat verband heb ik samen met [verweerder] over de jaren 2012/2013 en 2013/2014 Plannen van Aanpak opgesteld, die door het jaar heen zijn geëvalueerd en zonodig werden bijgesteld.
Ik bevestig (…) dat met ingang van 1 juni 2012 de algehele organisatie van alle reeds lopende en nog te initiëren ZVSL-activiteiten, in handen van [verweerder] als Jeugdsportcoördinator Zaalvoetbal van WSDH zijn gelegd en kwamen te liggen.
  • Naar mijn stellige overtuiging zijn tussen WSDH, de KNVB, [verweerder] en de gemeente Den Haag op geen enkel moment afspraken gemaakt die hiervan afwijken. (…)
  • Als [verweerder] stelt dat hij met [OJ] andere of afwijkende afspraken heeft gemaakt, dan is mij daarvan niets bekend.
  • Ik heb niet met [verweerder] afgesproken, zoals hij beweert (…), dat de ZVSL-scholen competities O-15 en O-17 buiten zijn dienstverband met WSDH zouden blijven. Mij is ook niet bekend dat de werkzaamheden op zondag, verband houdende met die O-15 en O-17 scholencompetities, na 1 juni 2012 door de gemeente Den Haag aan [verweerder] zijn opgedragen. Ik bestrijd zodoende het bestaan van die door [verweerder] gestelde afspraak omdat -als gezegd- alle ZVSL activiteiten sinds 1 juni 2012 tot de taak en opdracht van [verweerder] als [functie] van WSDH behoorden.
  • Ik weet niet beter dan dat de werkzaamheden die [verweerder] op zondag (en gedurende de week) in het kader van scholencompetities heeft verricht, enkel en alleen verband hielden met zijn dienstverband bij WSDH.
4.
Ik heb begin december 2015 ervan kennis genomen dat [verweerder] is gaan stellen dat voor of bij zijn indiensttreding bij WSDH, per 1 juni 2012, een separate afspraak zou zijn gemaakt die inhoudt dat [verweerder] naast zijn dienstverband bij WSDH, in opdracht van de gemeente Den Haag, 10 uur arbeid extra per week verricht ten aanzien van ZVSL-activiteiten.
-
Mij is die door [verweerder] gestelde afspraak (…) niet bekend. Evenmin is mij bekend dat onderdeel van die afspraak zou zijn, dat [verweerder] voor die 10 uur extra werkzaamheden per week, van de gemeente Den Haag honorering ontvangt. Laat staan een bedrag van € 50,-- voor elk gewerkt uur, zodoende
€ 500,-- per week (extra).
  • Ik ben niet ermee bekend dat [verweerder] na 1 juni 2012 van de gemeente Den Haag, rechtstreeks of via derden, voor ZVSL-activiteiten (welke ook) enige betaling heeft ontvangen.
  • Volgens mij is WSDH evenmin met die door [verweerder] gestelde afspraak bekend, anders zou WSDH mij daarvan wel op de hoogte hebben gesteld.
  • Het standpunt van [verweerder] (…) dat WSDH een dergelijke afspraak “geen probleem” zou hebben gevonden, acht ik zeer onwaarschijnlijk.
(…)
Ik was er bij de indiensttreding van [verweerder] mee bekend dat hij voordien ZVSL- werkzaamheden voor de gemeente Den Haag had verricht via zijn vereniging Sporting Den Haag. Ik weet dus dat hij bestuurder van die vereniging was, maar ik weet niets over eventuele financiële afspraken die destijds (vóór 1 juni 2012) tussen [verweerder] en gemeente Den Haag hebben bestaan.
  • Ik heb, nadat [verweerder] per 1 juni 2012 in dienst trad bij WSDH, hem aangesproken op het feit dat het wenselijk en noodzakelijk is dat [verweerder] terugtreedt als [functie] van Sporting Den Haag. Ik heb [verweerder] gezegd dat die rol niet te verenigen is met zijn functie en rol als [functie] van WSDH.
  • [verweerder] heeft hierop omstreeks medio 2013 actie ondernomen en heeft mij bericht dat hij was teruggetreden als [functie] van Sporting Den Haag.(…) Ik heb dit destijds, medio 2013, doorgegeven aan de KNVB die dit intern geregistreerd heeft. (…)’
2.17.
Bij email van 28 april 2014 bericht [verweerder] aan de gymdocenten dat vanaf die datum [RR] als coördinator voor de scholencompetitie wordt aangesteld, waarbij [verweerder] als back-up blijft functioneren.

3.Het verzoek

WSDH verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de tussen WSDH en [verweerder] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens de daarvoor aangevoerde primaire althans subsidiaire redelijke grond;
bij het bepalen van de einddatum geen rekening te houden met de wettelijke opzegtermijn van 1 maand die jegens [verweerder] geldt en de arbeidsovereenkomst per onmiddellijk te ontbinden, nu de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van [verweerder] ;
te bepalen dat [verweerder] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en/of nagelaten en dientengevolge geen recht heeft op een transitievergoeding ten laste van WSDH;
indien geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van [verweerder] bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de duur gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de ontbindingsbeschikking;
indien geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van [verweerder] , aan hem een transitievergoeding toe te kennen zoals vermeld onder punt 102 van het verzoekschrift;
[verweerder] te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure.
WSDH verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op grond van artikel 7:671b BW juncto artikel 7:669 lid 3 sub e (primair) en g (subsidiair) BW te ontbinden. Aan dit verzoek heeft zij primair ten grondslag gelegd dat er sprake is van verwijtbaar handelen van [verweerder] , zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereen-komst te laten voortduren (de e-grond). Het handelen van [verweerder] kan zelfs worden aangemerkt als dringende reden voor ontslag in de zin van artikel 7:678 BW. [verweerder] heeft zich schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling, niet-integer handelen en overtreding van het verbod van het verrichten van gehonoreerde nevenactiviteiten ex artikel 7 van de toepasselijke cao Sport. In deze situatie ligt herplaatsing niet in de rede (artikel 7:669 lid 1 jo. lid 3 sub e BW). Zijn handelen is als ernstig verwijtbaar aan te merken, in de zin van artikel 7:671b lid 8 sub b BW alsmede in de zin van artikel 7:673 lid 7 sub c BW. Aan [verweerder] komt daarom geen transitievergoeding toe en er dient geen rekening te worden gehouden met de voor [verweerder] geldende opzegtermijn.
Indien dit handelen niet kwalificeert als verwijtbaar handelen heeft WSDH subsidiair aan het verzoek te grondslag gelegd dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen door toedoen van [verweerder] ernstig en duurzaam is verstoord, zodat van WSDH in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Gelet op de omstandigheden kan er geen sprake zijn van terugkeer van [verweerder] binnen WSDH, omdat WSDH in hem geen enkel vertrouwen meer heeft. Herplaatsing in een passende functie is niet mogelijk. Het verzoek houdt geen verband met het bestaan van een opzegverbod.

4.Het verweer

[verweerder] betwist uitdrukkelijk dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan plichtsverzuim dan wel verwijtbaar handelen. Er is ook geen sprake van een verstoorde arbeidsverhouding. [verweerder] vindt dat hij onheus is bejegend door deze niet-onderbouwde verdachtmaking. Volgens [verweerder] heeft hij altijd integer gehandeld en zich niet schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling. Er is geen dringende reden voor ontslag. WSDH wist van de situatie af. De werkzaamheden van [verweerder] hebben altijd openlijk plaatsgevonden. [verweerder] werd op zondag door twee partijen betaald voor verschillende werkzaamheden en daarvan was WSDH op de hoogte. Op zondagen vonden meerdere activiteiten plaats die deels onder WSDH vielen en deels daarbuiten. Het gaat om activiteiten voor kinderen die buiten het reguliere systeem vallen en daar juist binnen gebracht moeten worden, schoolverlaters die binnen een sportclub worden gebracht. [verweerder] heeft voor deze werkzaamheden een opvolger gezocht en voorgedragen. Er is dus geen grond voor ontbinding. De arbeidson-geschiktheid van [verweerder] staat daaraan ook in de weg. [verweerder] zou herplaatst kunnen worden. Indien de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden maakt [verweerder] aanspraak op € 10.000,- aan immateriële schadevergoeding, € 4.600,- aan advocaatkosten (20 uur) en een ontbindingsvergoeding ter hoogte van een jaarsalaris, een bedrag van (13x € 3.266,- =)
€ 42.458,-.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat er in deze zaak om of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. De kantonrechter neemt tot uitgangspunt dat in zaken die voortvloeien uit de Wet werk en zekerheid (Wwz), zoals deze zaak, het bewijsrecht in beginsel van toepassing is, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet. In dit geval verzet de aard van de zaak zich niet tegen toepassing van het bewijsrecht.
5.2.
De kantonrechter stelt vast dat sprake is van een opzegverbod, omdat [verweerder] arbeidsongeschikt is. Dit opzegverbod staat gezien artikel 7:671b lid 6 BW echter niet in de weg aan ontbinding, omdat het verzoek geen verband houdt met de ziekte van de werknemer. Het verzoek is immers gebaseerd op verwijtbaar handelen van [verweerder] in de periode 2012 tot en met 2014 en dat staat los van de ziekmelding in juli 2015.
5.3.
Uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is (limitatief) omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
5.4.
WSDH stelt dat de redelijke grond voor ontbinding primair is gelegen in verwijtbaar handelen van [verweerder] in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub e BW. De kantonrechter overweegt daarover het volgende.
5.5.
Als onbetwist staat vast dat [verweerder] ná zijn indiensttreding bij WSDH via Sporting Den Haag betalingen van de gemeente voor ZVSL-werkzaamheden heeft ontvangen. [verweerder] heeft deze kosten gedeclareerd middels facturen van Sporting Den Haag, welke niet nader zijn gespecificeerd maar slechts vermelden: “kosten [verweerder] ”.
Als de specificatie van de factuur van 23 november 2012 (r.o. 2.9) naast de uitdraai van de combiplanner wordt gelegd, en daarbij in aanmerking wordt genomen de verklaring van [OJ] over de uitbetaling aan [verweerder] (via Sporting Den Haag) van ZVSL-werkzaamheden op zondagen, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat [verweerder] dubbel is betaald voor dezelfde werkzaamheden. [verweerder] heeft aangevoerd dat hij de combiplanner niet juist heeft ingevuld en dat sprake was van “extra werkzaamheden”, maar heeft niet inzichtelijk gemaakt welke ZVSL-werkzaamheden buiten zijn dienstverband met WSDH zouden vallen. Verder heeft [verweerder] zich beroepen op een afspraak met WSDH over deze extra werkzaamheden. Deze vermeende afspraak is echter niet op schrift gesteld en is door WSDH (zowel door [RW] als [HH] ) en [BE] uitdrukkelijk betwist. [verweerder] heeft daartegenover geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit zou volgen dat WSDH ervan op de hoogte was (en ermee instemde) dat hij voor ZVSL-activiteiten ook door de gemeente werd betaald, laat staan dat het hierbij zou gaan om 10 uur per week tegen een vergoeding van € 50,- per uur. De door [verweerder] gestelde afspraak is dan ook niet aannemelijk geworden. Daarbij valt niet te begrijpen waarom, indien juist zou zijn dat [verweerder] met instemming van WSDH handelde en hij dus niets te verbergen zou hebben, [verweerder] geen open kaart speelt maar wisselende, onjuiste en tegenstrijdige verklaringen aflegt tegenover WSDH en niet meewerkt aan een boekenonderzoek bij Sporting Den Haag.
De gemachtigde heeft verzocht [OJ] te horen. [OJ] heeft echter tegenover De Leeuw & Partners anders verklaard dan [verweerder] , namelijk dat hij in de veronderstelling verkeerde dat [verweerder] de uren op zondagen
nietregistreerde bij WSDH, en dat de ZVSL-scholencompetities buiten het dienstverband met WSDH vielen, hetgeen beide aantoonbaar onjuist is. Het is dan ook niet duidelijk wat het horen van [OJ] zou kunnen bijdragen aan de waarheidsvinding, nu [OJ] kennelijk niet (volledig) op de hoogte is van de feiten. Indien [verweerder] nog ander bewijs zou hebben aangaande de gestelde extra werkzaamheden of de afspraak met WSDH dan had hij die direct kunnen en moeten overleggen. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding [verweerder] alsnog in de gelegenheid te stellen van zijn stellingen bewijs te leveren.
5.6.
Het voorgaande leidt ertoe dat als onvoldoende betwist vast staat dat [verweerder] , zonder toestemming en buiten medeweten van WSDH, de werkzaamheden waarvoor hij reeds salaris ontving van WSDH nogmaals (via Sporting Den Haag) in rekening heeft gebracht bij de gemeente en uitbetaald heeft gekregen. Daarnaast heeft [verweerder] door na zijn indiensttreding betrokken te blijven bij Sporting Den Haag “met 2 petten op” gehandeld, en heeft hij daarmee zijn rollen als werknemer van WSDH en [functie] van Sporting Den Haag ontoelaatbaar verstrengeld. [verweerder] is, toen deze zaken aan het licht kwamen, niet open en transparant geweest en heeft niet meegewerkt om een en ander op te helderen. Anders dan [verweerder] meent is het niet onbegrijpelijk dat [BE] of WSDH niet heeft gecontroleerd wat [verweerder] registreerde in de combiplanner, enerzijds omdat men op de juistheid van die invoer moest kunnen vertrouwen en anderzijds omdat [BE] noch WSDH reden had om te veronderstellen dat [verweerder] deze werkzaamheden ook nog declareerde bij de gemeente. Weliswaar kan gezegd worden dat het heeft ontbroken aan goed toezicht van de zijde van de gemeente, waardoor deze zaken langere tijd konden voortduren, maar dit ontslaat [verweerder] niet van zijn verplichting jegens WSDH om zich als goed werknemer te gedragen. Hij is die verplichting niet nagekomen en heeft door zijn handelen het vertrouwen van WSDH ernstig geschonden.
5.7.
De gedragingen van [verweerder] zijn als verwijtbaar handelen aan te merken in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub e BW, zodanig dat van WSDH in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Vanwege de verwijtbare handelwijze ligt herplaatsing van [verweerder] binnen de organisatie van WSDH niet in de rede.
De arbeidsovereenkomst zal daarom op de primaire grond worden ontbonden.
5.8.
De kantonrechter is met WSDH eens dat de handelwijze van [verweerder] als ‘ernstig verwijtbaar’ in de zin van artikel 7:671b lid 8 sub b BW en artikel 7:673 lid 7 sub c BW kan worden gekwalificeerd. In de wetgeschiedenis zijn voorbeelden gegeven van situaties waarbij sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van de werknemer, en de gedragingen van [verweerder] kunnen hieronder worden geschaard. Het gaat hier niet om een eenmalige uitglijder; [verweerder] heeft gedurende enkele jaren buiten zijn dienstverband om, naast zijn salaris, aanzienlijke betalingen voor dezelfde werkzaamheden ontvangen en heeft zichzelf daarmee op ontoelaatbare wijze financieel bevoordeeld ten koste van het gemeentelijk budget. Door zijn gedragingen is hij het vertrouwen van WSDH onwaardig geworden en [verweerder] heeft door geen open kaart te spelen ook niet bijgedragen aan mogelijk herstel van dat vertrouwen. Het zou daarom te ver voeren om aan [verweerder] desondanks een transitievergoeding toe te kennen. De arbeidsovereenkomst zal dus worden ontbonden zonder dat aan [verweerder] een transitievergoeding toekomt en zonder inachtneming van een opzegtermijn.
5.9.
Het voorgaande leidt er tevens toe dat geen aanleiding bestaat om aan [verweerder] , zoals hij heeft verzocht, een billijke vergoeding toe te kennen. Gelet op artikel 7:671b lid 8, onderdeel c, BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Daarvan is in de onderhavige zaak niet gebleken. Ook bestaat er geen grond voor de toekenning van een immateriële schadevergoeding, nog daargelaten dat die schade onvoldoende is onderbouwd. De advocaatkosten die [verweerder] verzoekt zijn evenmin toewijsbaar, nu [verweerder] in het ongelijk wordt gesteld.
5.10.
Gezien al het bovenstaande zal de arbeidsovereenkomst, met toepassing van artikel 7:671 lid 8 onder BW, worden ontbonden met ingang van 1 april 2016.
5.11.
Nu aan de ontbinding geen billijke vergoeding wordt verbonden, hoeft WSDH gelet op artikel 7:686a lid 6 BW niet in de gelegenheid te worden gesteld om het verzoek in te trekken.
5.12.
Er wordt aanleiding gezien de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 april 2016;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. A.J. Japenga en uitgesproken ter openbare zitting van 23 maart 2016.