ECLI:NL:RBDHA:2016:3424

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2016
Publicatiedatum
1 april 2016
Zaaknummer
VK-15_14493
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Somalische eiser op grond van ongeloofwaardig relaas en tegenstrijdige verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Somalische nationaliteit hebbende man, zijn asielaanvraag had ingediend. Eiser had eerder een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke in 2012 was afgewezen. De rechtbank Arnhem had deze afwijzing in 2013 vernietigd, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde in 2014 de eerdere uitspraak. Eiser werd op 25 maart 2015 opnieuw opgenomen in de nationale asielprocedure, maar zijn aanvraag werd op 3 juli 2015 afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Eiser stelde dat hij vanwege zijn problemen met de terreurgroep Al Shabaab niet naar Somalië kon terugkeren. Hij had verklaard dat hij in 2009 door Al Shabaab was gevangen genomen en dat zijn zakenpartner was omgekomen. Eiser had ook aangegeven dat Al Shabaab zijn moeder had vermoord en dat hij als spion zou worden gezien bij terugkeer naar Somalië. De staatssecretaris achtte echter het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig, onder andere omdat eiser tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over zijn verleden en de gebeurtenissen rondom zijn bioscoop in Somalië.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig was. Eiser had zijn verklaringen niet met documenten kunnen onderbouwen en had inconsistenties vertoond in zijn verklaringen. De rechtbank concludeerde dat er geen gegronde reden was om te vrezen voor vervolging bij terugkeer naar Somalië, en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 15/14493
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 31 maart 2016 in de zaak tussen
[naam], eiser,
gemachtigde mr. S.B. Kleerekooper,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. P.M.W. Jans.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 3 juli 2015 waarbij de asielaanvraag van eiser is afgewezen (het bestreden besluit).
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 18 februari 2016. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Somalische nationaliteit. Op 1 september 2011 heeft hij een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 13 maart 2012 afgewezen. Deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft bij uitspraak van 11 april 2013 (AWB 12/11974) het beroep tegen het afwijzend besluit gegrond verklaard en het besluit vernietigd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft bij uitspraak van 12 augustus 2014 (201304291/1/V4) het daartegen ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Op 25 maart 2015 is eiser opgenomen in de nationale asielprocedure. Bij het bestreden besluit is de asielaanvraag afgewezen.
2. Eiser heeft aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd dat hij afkomstig is uit [naam gebied] in Somalië. Hij is moslim en heeft de Somalische nationaliteit. Eiser was eigenaar van een bioscoop in [naam gebied] en heeft daar zijn hele leven verbleven totdat hij in maart 2009 samen met zijn zakenpartner door Al Shabaab is opgepakt. Zijn zakenpartner is omgekomen toen hij probeerde te ontvluchten. Eiser is het na een maand gevangenschap wel gelukt om Al Shabaab te ontvluchten waarna hij Somalië heeft verlaten. Al Shabaab is nog immer op zoek naar eiser en in 2015 heeft Al Shabaab een halfbroer van eiser getraceerd. Al Shabaab heeft zijn huis aangevallen, waarbij zijn moeder is vermoord en de halfbroer is bevraagd naar de verblijfsplaats van eiser. De halfbroer van eiser heeft vervolgens via Facebook contact met eiser gelegd. Eiser heeft gesteld dat hij vanwege zijn probleem met Al Shabaab niet naar Somalië kan terugkeren. Vanwege zijn verblijf in Nederland, zijn kleding, zijn haardracht en zijn spraak zal hij bij terugkeer naar Somalië als spion worden gezien. Ook wil eiser niet terugkeren naar Somalië vanwege zijn gezinsleven in Nederland.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) (oud). Verweerder acht geloofwaardig de identiteit en nationaliteit van eiser en ook dat hij afkomstig is uit [naam gebied] in Somalië. Verweerder heeft eisers asielrelaas niet geloofwaardig geacht. Verweerder acht niet geloofwaardig dat eiser in [naam gebied] eigenaar is geweest van een bioscoop en dat hij hierdoor persoonlijke problemen heeft ondervonden met Al Shabaab. Ten eerste heeft eiser de door hem gestelde gebeurtenissen en zijn beroep niet met documenten aannemelijk gemaakt. Verder heeft hij tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de bioscoop waarvan hij de eigenaar was en over de gestelde detentie door Al Shabaab. Verweerder heeft de gestelde problemen van de halfbroer van eiser met Al Shabaab als bevreemdingwekkend aangemerkt. Verweerder heeft voorts overwogen dat de veiligheidssituatie in Somalië in zijn algemeenheid en in [naam gebied] in het bijzonder niet zodanig slecht is dat elke vreemdeling, ongeacht de individuele omstandigheden, enkel en alleen door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt op ernstige schade. Tot slot is overwogen dat eiser niet afkomstig is uit een gebied alwaar Al Shabaab thans de macht heeft.
4. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte het asielrelaas ongeloofwaardig heeft geacht. De motivering in het besluit is onvoldoende gelet op de in de zienswijze gegeven bevredigende uitleg voor de door verweerder gestelde tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser. Ten aanzien van het gestelde gevaar voor terugkerende Somaliërs heeft eiser aangevoerd dat Al Shabaab ook in staat is zijn invloed te doen gelden in delen van Somalië waar hij niet de macht uitoefent.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw (oud) wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
6. Gelet op de beroepsgronden spitst het geschil zich toe op de vraag of verweerder terecht het asielrelaas niet geloofwaardig heeft geacht.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht en deugdelijk heeft gemotiveerd dat het asielrelaas van eiser als ongeloofwaardig moet worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hierbij terecht betrokken dat eiser zijn beroep en de gestelde gebeurtenissen niet met documenten aannemelijk heeft gemaakt. Voorts heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de naam van de bioscoop waarvan hij eigenaar is geweest. Tijdens zijn eerste gehoor heeft eiser aangegeven dat de naam van de bioscoop ‘[naam 1]’ was, terwijl hij tijdens zijn nader gehoor heeft verklaard dat de bioscoop ‘[naam 2]’ heette en ook wel ‘[naam 3]’ werd genoemd. De rechtbank volgt eiser niet in zijn uitleg dat hij tijdens het eerste gehoor niet de naam ‘[naam 1]’ heeft genoemd, nu eiser tijdens dat gehoor bijstand heeft gehad van een tolk in de Somalische taal en aangegeven heeft dat hij de tolk goed kon verstaan en begrijpen en evenmin gebleken is van communicatieproblemen tussen eiser en de tolk. Ook over de gestelde detentie door Al Shabaab heeft eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Tijdens het eerste gehoor heeft eiser uit eigen beweging aangegeven dat hij in 2009 met zijn zakenpartner een maand door Al Shabaab is vastgehouden, waarbij hij heeft verklaard ‘we zijn vrijgelaten’, terwijl hij in het nader gehoor heeft verklaard dat zijn zakenpartner heeft geprobeerd te vluchten en toen is doodgeschoten. De door eiser hiervoor gegeven verklaring dat de tolk hem tijdens het eerste gehoor misschien niet goed heeft begrepen acht de rechtbank niet genoegzaam nu, zoals hierboven reeds is overwogen, niet gebleken is van communicatieproblemen tussen eiser en de tolk.
Daarnaast heeft verweerder terecht de gestelde problemen van de halfbroer van eiser met Al Shabaab, die in 2015 vanwege eiser en zijn bioscoop zouden zijn ontstaan, als bevreemdingwekkend aangemerkt. Nog afgezien van het langdurige tijdsverloop tussen eisers vertrek uit Somalië in 2009 en de gestelde gebeurtenissen van zijn halfbroer in 2015 met de Al Shabaab is het toevallig dat Al Shabaab een op dat moment voor eiser onbekende halfbroer heeft getraceerd in een gebied in Somalië dat niet meer onder controle staat van Al Shabaab en dat de halfbroer vervolgens eiser via Facebook heeft kunnen traceren. Verweerder heeft bovendien terecht bevreemdingwekkend gevonden dat Al Shabaab de moeder van de halfbroer heeft vermoord in 2015, terwijl de halfbroer van eiser op dat moment nog nimmer met eiser contact heeft gehad.
10. Tenslotte dient beoordeeld te worden of bij terugkeer van eiser naar Somalië schending van artikel 3 van het Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM) dreigt.
11. Niet in geschil is dat [naam gebied], het gebied waar eiser vandaan komt, niet onder controle staat van Al Shabaab. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser bij terugkeer naar [naam gebied] in Somalië geen gegronde reden heeft om te vrezen voor vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag en geen reëel risico loopt om te worden onderworpen aan een behandeling of bestraffing als bedoeld in artikel 3 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, van de Vw.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E. Paulus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2016.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.