ECLI:NL:RBDHA:2016:3372
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Intrekking erkenning bedrijfsvoorraad van een autoverhuurbedrijf na overtredingen van de Regeling erkenning bedrijfsvoorraad
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een autoverhuurbedrijf, verzoekster, en de Dienst Wegverkeer (RDW), verweerster. Verzoekster had een erkenning voor bedrijfsvoorraad, die haar toestond om zelf kentekens van voertuigen te schorsen. Deze erkenning werd door verweerster ingetrokken na geconstateerde overtredingen van de Regeling erkenning bedrijfsvoorraad. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de intrekking en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de intrekking van de erkenning terecht was, omdat verzoekster niet had aangetoond dat een voertuig op 28 april 2015 niet op de openbare weg had gereden zonder handelaarskentekenplaten. De voorzieningenrechter concludeerde dat de bewijsvoering van verweerster, waaronder foto’s van de belastingdienst, voldoende was om de overtredingen aan te tonen. Verzoekster had onvoldoende bewijs geleverd om haar stelling te onderbouwen dat het voertuig niet op de openbare weg was geweest.
De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De rechter benadrukte dat verzoekster verantwoordelijk was voor het goed gebruik van de voertuigen in haar bedrijfsvoorraad en dat de overtredingen voor haar rekening kwamen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.