ECLI:NL:RBDHA:2016:3369

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2016
Publicatiedatum
31 maart 2016
Zaaknummer
09/993029-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude door ambtenaar bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie met in beslag genomen gelden

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 maart 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen Rob F., een ambtenaar bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie. De verdachte werd beschuldigd van valsheid in geschrift, oplichting en witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, in zijn functie als beslagmedewerker, op meerdere momenten valse opdrachtformulieren heeft opgemaakt om in beslag genomen gelden, die onder het beheer van justitie stonden, over te maken naar katvangers. In totaal heeft hij bijna een half miljoen euro op deze manier verkregen. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak op verschillende punten. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte de opdrachten valselijk had opgemaakt met het oogmerk om deze als echt te gebruiken. De verdachte heeft bekend dat hij de betaalopdrachten vals had ingediend om LIGOM, de instantie die de in beslag genomen gelden beheert, te bewegen tot afgifte van geldbedragen aan de katvangers. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarbij de verdachte ook verbeurdverklaring van een geldbedrag van € 200,00 kreeg opgelegd. De rechtbank weegt zwaar dat de verdachte als ambtenaar het vertrouwen heeft geschaad dat in hem was gesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/993029-15
Datum uitspraak: 30 maart 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1956 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan, te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 maart 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. M.A.W. Mol en W.A.C. Mulder en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. M.D. Verwoerd, advocaat te Alphen aan den Rijn, en door de verdachte naar voren is gebracht.
De officieren van justitie hebben ter terechtzitting van 16 maart 2016 medegedeeld dat zij voornemens zijn een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 14 december 2015 te Rotterdam en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
in zijn hoedanigheid van ambtenaar (bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie)
(telkens) één of meer opdrachtformulieren aan Ligom en/of DVOMF en/of (een) ander(e) geschrift(en) betrekking hebbend op (een) betaling(en) aan (een) (zogenaamd(e)) slachtoffer(s) in een strafrechtelijk onderzoek,
(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk hebben/heeft doen opmaken en/of doen vervalsen,
immers heeft/hebben verdachte(n) en/of zijn mededader(s) toen en daar (telkens) valselijk - in strijd met de waarheid - in/op deze/die betaalopdracht(en), te weten (onder andere)
Bijlage A bij ambtshandeling FIOD AMB-002 en/of
Bijlage(n) A t/m F bij ambtshandeling FIOD AMB-003 en/of
Bijlage(n) A t/m D bij ambtshandeling FIOD AMB-004 en/of
Bijlage(n) A t/m D bij ambtshandeling FIOD AMB-005 en/of
Bijlage(n) A t/m K bij ambtshandeling FIOD AMB-006 en/of
Bijlage A bij ambtshandeling FIOD AMB-007 en/of
Bijlage A bij ambtshandeling FIOD AMB-008 en/of
Bijlage A bij ambtshandeling FIOD AMB-009 en/of
Bijlage A bij ambtshandeling FIOD AMB-010,
vermeld en/of opgenomen, althans doen vermelden en/of doen opnemen dat (een) geldbedrag(en) (van in totaal 489.365,35 euro dient te worden overgemaakt (in het kader van terugbetaling van slachtofferbeslag) aan
[katvanger 1] en/of
[katvanger 2] en/of
[katvanger 3] en/of
[katvanger 4] en/of
[katvanger 5] en/of
[katvanger 6] en/of
[katvanger 7] en/of
[katvanger 8] en/of
[katvanger 9]
en/of dat dit de opdracht van de officier van justitie zou zijn,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 14 december 2015 te Rotterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
in zijn hoedanigheid van ambtenaar (bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie)
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van één of meer valse en/of vervalste geschrift(en) - zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware deze echt en/of onvervalst, te weten (onder andere)
Bijlage A bij ambtshandeling FIOD AMB-002 en/of
Bijlage(n) A t/m F bij ambtshandeling FIOD AMB-003 en/of
Bijlage(n) A t/m D bij ambtshandeling FIOD AMB-004 en/of
Bijlage(n) A t/m D bij ambtshandeling FIOD AMB-005 en/of
Bijlage(n) A t/m K bij ambtshandeling FIOD AMB-006 en/of
Bijlage A bij ambtshandeling FIOD AMB-007 en/of
Bijlage A bij ambtshandeling FIOD AMB-008 en/of
Bijlage A bij ambtshandeling FIOD AMB-009 en/of
Bijlage A bij ambtshandeling FIOD AMB-010,
(elk) zijnde (een) opdrachtformulier(en) en/of (een) ander(e) geschrift(en) betrekking hebbend op (een) betaling(en) aan (een) (zogenaamd(e)) slachtoffer(s) in een strafrechtelijk onderzoek,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), dit/deze geschrift(en) (elektronisch) aan Ligom en/of aan DVOMF heeft gestuurd en/of doen toekomen (ter verkrijging van (een) geldbedrag(en))
en
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) hierin dat in dat/die geschrift(en) valselijk en/of in strijd met de waarheid is vermeld dat er (een) slachtoffer(s) is/zijn in die strafza(a)k(en) en/of dat dit/deze slachtoffer(s) recht had(den) op uitbetaling van (een) geldbedrag(en) en/of dat dit de opdracht van de officier van justitie zou zijn;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 januari 2010 tot en met 14 december 2015 te Rotterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
in zijn hoedanigheid van ambtenaar (bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie)
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Ligom en/of DVOMF heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) - ter verkrijging van (een) geldbedrag(en) - (een ) geschrift(en), te weten (een) valselijk opgemaakte of vervalste (elektronische) opdrachtformulier(en) (tot betaling) bij Ligom en/of DVOMF ingediend, inhoudende (onder meer) dat de in de aanvra(a)g(en) genoemde perso(on(en) (een) slachtoffer(s) zou(den) zijn in die desbetreffende strafza(a)k(en) en/of dat aan deze perso(o)n(en) geldbedrag(en) diende(n) te worden uitgekeerd en/of dat dit de opdracht van de te weten (onder ander) de volgende geschriften:
Bijlage A bij ambtshandeling FIOD AMB-002 en/of
Bijlage(n) A t/m F bij ambtshandeling FIOD AMB-003 en/of
Bijlage(n) A t/m D bij ambtshandeling FIOD AMB-004 en/of
Bijlage(n) A t/m D bij ambtshandeling FIOD AMB-005 en/of
Bijlage(n) A t/m K bij ambtshandeling FIOD AMB-006 en/of
Bijlage A bij ambtshandeling FIOD AMB-007 en/of
Bijlage A bij ambtshandeling FIOD AMB-008 en/of
Bijlage A bij ambtshandeling FIOD AMB-009 en/of
Bijlage A bij ambtshandeling FIOD AMB-010,
waardoor verdachte en/of zijn mededader(s) de suggestie heeft/ hebben gewekt dat de perso(o)n(en) genoemd op het/de opdrachtformulier(en) recht had(den) op deze uitkering(en) van (een) geldbedrag(en),
waardoor Ligom en/of DVOMF is bewogen tot uitbetaling van voornoemd(e) geldbedrag(en) ten bedrage van (in totaal) 489.365,35 euro;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 14 december 2015, te Rotterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
in zijn hoedanigheid van ambtenaar (bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie)
(telkens) opzettelijk (een) geldbedrag(en) van (in totaal) 489.365,35 euro, in elk geval één of meer geldbedrag(en), dat/die hij in zijn bediening onder zich had, heeft verduisterd door dit/deze geldbedrag(en) over te (laten) maken op bankrekeningen van (een) perso(o)n(en) die op betaling van dit/deze geldbedrag(en) geen recht had(den) en/of dit/deze geldbedrag(en) heeft onttrokken aan zijn/hun (ambtelijke) bestemming;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met heden te Rotterdam en/of Schiedam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) van (een) voorwerp(en), te weten (totaal) (in elk geval) (een bedrag van) 489.365,35 euro, in elk geval van één of meer geldbedrag(en),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld dan wel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die geld(en), althans dat/die voorwerp(en) is/zijn en/of
dat/die geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad en/of dit/deze geldbedrag(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van dat/die geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijven/misdrijf, te weten valsheid in geschrift en/of oplichting en/of verduistering door een ambtenaar,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van dit plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) een of meerdere van de volgende handelingen verricht:
- een totaalbedrag van (circa) 70.000 euro overgemaakt naar Thailand,
- een totaalbedrag van (circa) 15.000 euro contant naar Thailand meegenomen,
- een totaalbedrag van (circa) 18.000 euro als vakantiegeld in Thailand uitgegeven/gebruikt,
- één of meer woning(en) en/of stuk(ken) grond in Thailand gekocht,
- één of meer varkens en/of een varkensfokkerij in Thailand gekocht,
- één of meer restaurant(s) en/of " [bedrijf 1] " en/of koffieshop
gekocht (in de provincie Surin) in Thailand.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Verdachte wordt verweten, dat hij als senior administratief medewerker bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, op de afdeling Beslag van het Arrondissementsparket Rotterdam, valse opdrachten heeft gegeven om geldbedragen - onder het beheer van justitie - over te maken naar katvangers. Op deze manier zou iets minder dan een half miljoen euro aan in beslag genomen geld zijn overgemaakt en verdachte zou een (groot) deel daarvan hebben ontvangen. Hem wordt verweten dat hij die opdrachten valselijk heeft opgemaakt (feit 1 primair) dan wel dat hij van die opdrachten gebruikt heeft gemaakt (feit 1 subsidiair). Voorts wordt hem verweten dat hij de beheerder van het geld (LIGOM en of DVOM, de afdeling landelijk beheer inbeslaggenomen gelden van de Dienstverleningsorganisatie OM) heeft opgelicht (feit 2 primair) dan wel dat hij het geld heeft verduisterd (feit 2 subsidiair). Tot slot wordt hem verweten dat hij het geld heeft witgewassen (gewoontewitwassen). Verdachte heeft grotendeels bekennende verklaringen afgelegd.
3.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair en 3 (uitgezonderd de koffieshop) ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 primair. Voorts heeft zij primair gehele en subsidiair partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 3.
Ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 primair is betoogd dat er geen sprake was van medeplegen. Daartoe is aangevoerd dat uit het dossier niets anders volgt dat verdachte de ten laste gelegde feitelijke handelingen alleen, en dus niet in nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en), heeft gepleegd. Voorts is betoogd dat de tenlastegelegde periode te ruim ten laste is gelegd. Daartoe is aangevoerd dat de overboekingen naar de rekeningen van de katvangers hebben plaatsgevonden vanaf 20 november 2012 tot en met 14 oktober 2015.
Ten aanzien van feit 3 is betoogd dat de tenlastegelegde periode eveneens te ruim ten laste is gelegd. Daartoe is aangevoerd dat de overboekingen naar de rekeningen van de katvangers eerst hebben plaatsgevonden vanaf 20 november 2012. Voorts is betoogd dat (gewoonte) witwassen niet kan worden bewezen. Daartoe is, onder meer, aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat de katvangers het geld daadwerkelijk op hun rekening gestort hebben gekregen van LIGOM, nu de bankafschriften van de rekeningen van de katvangers zich niet in het dossier bevinden en omdat is gebleken dat er een storting is teruggestort. Bovendien kan ten aanzien van de onder feit 3 opgenomen handelingen alleen bewezen worden verklaard dat verdachte een bepaald bedrag (€ 15.000,-) naar Thailand heeft meegenomen als vakantiegeld. Dát alleen is onvoldoende om te spreken van een gewoonte van witwassen. Tot slot is betoogd dat er geen sprake was van medeplegen omdat de handeling(en) die zijn opgenomen onder feit 3 door verdachte alleen zijn begaan zonder dat iemand anders daar een aandeel in heeft gehad.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
Feit 1 primair (valsheid in geschrift)
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren, heeft bekend – valsheid in geschrift (feit 1 primair) in de periode van 27 november 2012 tot en met 14 oktober 2015 – en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouw hiervoor vrijspraak hebben bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 maart 2016;
- het proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden aan [katvanger 1] (met bijlagen), p. 99 t/m 106;
- het proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden aan [katvanger 2] (met bijlagen), p. 107 t/m 155;
- het proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden aan [katvanger 3] (met bijlagen), p. 156 t/m 183;
- het proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden aan [katvanger 4] (met bijlagen), p. 184 t/m 222;
- het proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden aan [katvanger 5] (met bijlagen), p. 223 t/m 313;
- het proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden aan [katvanger 6] (met bijlagen), p. 314 t/m 324;
- het proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden aan [katvanger 7] (met bijlagen), p. 325 t/m 335;
- het proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden aan [katvanger 8] (met bijlagen), p. 336 t/m 348;
- het proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden aan [katvanger 9] (met bijlagen), p. 349 t/m 358.
Pleegperiode
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de eerste valse opdracht van verdachte tot zogenaamde terugbetaling aan een zogenaamd slachtoffer plaatsvond op 20 november 2012 (p. 184). Op 14 oktober 2015 heeft verdachte de laatste opdracht gegeven (p. 233). De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de periode voor 20 november 2012 en de periode na 14 oktober 2015.
Medeplegen
De rechtbank zal verdachte voorts vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen nu uit het dossier niet volgt dat ter zake van de ten laste gelegde handelingen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en).
Conclusie
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte, in zijn hoedanigheid van ambtenaar bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, in de periode van 20 november 2012 tot en met 14 oktober 2015 te Rotterdam meermalen opdrachtformulieren aan LIGOM en/of DVOMF en andere geschriften, alle bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
3.4.1
Feit 2 primair (oplichting)
LIGOM beheert geld dat door onderdelen van het OM dan wel de politie inbeslaggenomen is. Indien er in een strafzaak geld inbeslaggenomen wordt en van dit geld afstand wordt gedaan of wordt verbeurd verklaard, dan wordt dit overgemaakt naar een bankrekening van LIGOM. Voorts kan LIGOM vanuit een OM-onderdeel een opdracht tot uitbetaling van gelden krijgen.
Verdachte was als senior administratief medewerker op de afdeling Beslag van het Arrondissementsparket Rotterdam [2] bevoegd om voornoemde betalingsopdrachten aan het LIGOM te verstrekken.
Verdachte heeft :
- op 8 januari 2014 een betalingsverzoek heeft ingediend bij LIGOM om een geldbedrag van € 20.000,00 over te maken naar een bankrekening van [katvanger 1] ; [3]
- in de periode van 14 november 2013 tot en met 23 april 2015 zes betalingsverzoeken heeft ingediend bij LIGOM om geldbedragen van in totaal € 128.000,00 over te maken naar een bankrekening van [katvanger 2] ; [4]
- in de periode van 16 april 2013 tot en met 1 mei 2014 vier betalingsverzoeken heeft ingediend bij LIGOM om geldbedragen van in totaal € 60.000,00 over te maken naar een bankrekening van [katvanger 3] ; [5]
- in de periode van 20 november 2012 tot en met 22 mei 2013 vier betalingsverzoeken heeft ingediend bij LIGOM om geldbedragen van in totaal € 39.000,00 over te maken naar een bankrekening van [katvanger 4] [6]
- in de periode van 8 oktober 2013 tot en met 14 oktober 2015 elf betalingsverzoeken heeft ingediend bij LIGOM om geldbedragen van in totaal € 174.000,00 over te maken naar een bankrekening van [katvanger 5] ; [7]
- op 23 augustus 2013 een betalingsverzoek heeft ingediend bij LIGOM om een geldbedrag van € 15.000,00 over te maken naar een bankrekening van [katvanger 6] ; [8]
- op 16 juli 2014 een betalingsverzoek heeft ingediend bij LIGOM om een geldbedrag van € 20.000,00 over te maken naar een bankrekening van [katvanger 7] ; [9]
- op 22 februari 2013 een betalingsverzoek heeft ingediend bij LIGOM om een geldbedrag van € 8.000,00 over te maken naar een bankrekening van [katvanger 8] ; [10]
- op 1 augustus 2013 een betalingsverzoek heeft ingediend bij LIGOM om een geldbedrag van € 10.000,00 over te maken naar een bankrekening van [katvanger 9] . [11]
LIGOM is, vanuit haar vestigingsplaats in Nederland, in de periode van 27 november 2012 [12] tot en met 4 november 2015 [13] overgegaan tot uitvoering van die opdrachten tot overboekingen, welke overboekingen door de ook uitgekeerde wettelijke rente een totaalbedrag hadden van € 489.365,35. [14]
Verdachte heeft bekend dat de betaalopdrachten vals waren en dat hij door het indienen van die betaalopdrachten LIGOM wilde bewegen tot afgifte van de geldbedragen aan de katvangers, wiens bankrekeningen verdachte had opgegeven. Daarbij had hij het doel dat hij die geldbedragen later (grotendeels) zelf zou krijgen. [15]
Pleegperiode
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de eerste valse opdracht van verdachte tot zogenaamde terugbetaling aan een zogenaamd slachtoffer plaatsvond op 20 november 2012. [16] De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de ten laste gelegde periode voor 20 november 2012.
De rechtbank deelt echter niet het standpunt van de verdediging dat de oplichting heeft voortgeduurd tot en met 14 oktober 2015 (zijnde de dag van de laatste opdracht van verdachte tot betaling). Daartoe is redengevend dat een oplichting pas is voltooid op het moment dat wordt overgegaan tot de daadwerkelijke afgifte. In dat kader is LIGOM pas op 4 november 2015 overgegaan tot het overmaken van het laatste geldbedrag. Daarmee eindigde de pleegperiode naar het oordeel van de rechtbank pas op 4 november 2015.
Medeplegen
De rechtbank zal verdachte voorts vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen nu uit het dossier niet volgt dat er ter zake van de ten laste gelegde handelingen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en).
Conclusie
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte, in zijn hoedanigheid van ambtenaar bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, in de periode van 20 november 2012 tot en met 4 november 2015 te Rotterdam en elders in Nederland, meermalen LIGOM middels oplichtingshandelingen heeft bewogen tot afgifte van geldbedragen van in totaal € 489.365,35 en dat hij daarbij telkens het oogmerk had zichzelf en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen.
3.4.2
Feit 3 ((gewoonte)witwassen)
Het staat vast dat LIGOM, vanuit haar vestigingsplaats in Nederland, in de periode van 27 november 2012 [17] tot en met 4 november 2015 [18] de opdrachten tot overboeking heeft uitgevoerd, zijnde overboekingen van in totaal € 489.365,35 naar diverse rekeningen van katvangers. Verdachte is op 14 december 2015 aangehouden. [19]
De katvangers
[medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ), mede-rekeninghouder van één van de begunstigde rekeningen en broer van verdachte, heeft verklaard dat zijn broer handelingen verrichtte die er toe leidden dat geldbedragen niet op de rekening van rechthebbenden, maar op zijn rekening werden overgeboekt, waarvan hij 25% zou houden en hij de resterende 75% aan verdachte zou geven. Aldus kon [medeverdachte] een luxe leventje leiden. Hij heeft geldbedragen gepind, vaak in Rotterdam en Schiedam. Verdachte maakte volgens [medeverdachte] het aan hem overhandigde geld via Western Union over naar Thailand en verdachte zou hem zelf eens hebben gezegd dat hij aan het maximaal aantal stortingen had gezeten bij Western Union. [20] [medeverdachte] denkt dat hij ongeveer € 80.000,00 euro op de gezamenlijke rekening van hem en zijn vrouw gestort heeft gekregen, in vijf geldbedragen. Vervolgens heeft hij dat geld opgenomen, zijn deel van 25% gehouden en de overige 75% aan verdachte gegeven. [21]
J [katvanger 2] , houder van één van de begunstigde rekeningen, heeft verklaard dat zij van een vriendin van haar genaamd “ [katvanger 4] ” (de rechtbank begrijpt: [katvanger 4] , de vrouw van verdachte) te horen heeft gekregen dat verdachte op haar rekening geld zou storten. De man van [katvanger 2] , [katvanger 1] , heeft vervolgens het op haar rekening gestorte bedrag van ruim € 31.000,00 opgenomen, daarvan € 10.000,00 gebruikt om een gokschuld van “ [katvanger 4] ” af te betalen en de resterende € 20.000,00 aan verdachte gegeven, zij het dat [katvanger 1] € 2.000,00 mocht houden. Zij heeft verklaard ook haar bankpas aan “ [katvanger 4] ” ter beschikking te hebben gesteld. Vier keer had zij gezien dat “ [katvanger 4] ” bij het casino geld van haar rekening had opgenomen, waarbij “ [katvanger 4] ” verteld dat zij voor verdachte elke dag € 1.000,00 moest opnemen van de rekening van [katvanger 2] . [22]
[katvanger 3] , houder van één van de begunstigde rekeningen, heeft verklaard dat de vrouw van verdachte aan hem heeft gevraagd of verdachte geldbedragen op zijn rekening kon storten. Het ging om meerdere geldbedragen. Hij heeft een aantal keer tot aan het daglimiet van € 1.000,00 gepind en dat geld aan verdachte dan wel aan de vrouw van verdachte gegeven. [23]
Verdachte
Verdachte heeft verklaard dat het geld van LIGOM eerst werd gestort op de aan LIGOM opgegeven rekeningnummers, dat het geld vervolgens werd opgenomen door de rekeninghouders en dat verdachte vervolgens het geld cash kreeg van de rekeninghouders. Het geld heeft hij in het begin maandelijks aangewend om een bedrag te betalen om de gokschulden van zijn vrouw af te lossen. [24] Hij heeft voor het geld gezorgd, en het waren zijn vrouw en mevrouw [katvanger 2] die daadwerkelijk de schulden hebben betaald. Verder zijn er met de geldbedragen huurschulden, aflossingen van andere schulden (ziektekostenverzekering), deurwaarderskosten, de belastingdienst, gas en licht betaald. Ook heeft hij wel eens het geld overgemaakt naar Thailand. [25] Een deel van het geld heeft hij overgemaakt via MoneyGram en Western Union. [26] Verdachte had zeker één keer in de twee maanden geld overgemaakt via Western Union. [27] Verdachte heeft ook geld gekregen van zijn broer [medeverdachte] , geld dat door LIGOM op de rekening van de vrouw van [medeverdachte] was gestort. [28] Het geld dat [medeverdachte] op de rekening van zijn vrouw ontving zou 50/50 worden verdeeld met verdachte en verdachte heeft dan ook de helft van het bedrag dat op de die rekening - is gestort, ontvangen. [29] Een deel van het geld dat op de rekening van [katvanger 7] is gestort, heeft verdachte via zijn vrouw ontvangen. [30] Ook een deel van het geld dat op de rekening van [katvanger 3] is gestort, heeft verdachte rechtstreeks of via zijn vrouw ontvangen [31] , evenals een deel van het geld dat is gestort op de rekening van [katvanger 1] . [32] Al het geld dat op de rekening van [katvanger 6] is gestort, heeft zij aan verdachte overhandigd en hij heeft haar daarvoor een geldbedrag gegeven. [33] Tot slot heeft verdachte verklaard dat hij op een gegeven moment aan zijn maximum zat bij de overboekingen via Westen Union en daarom naar MoneyGram is overgestapt. [34]
Conclusie ten aanzien van witwassen
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het voorgaande is komen vast te staan dat verdachte middels misdrijf verkregen geldbedragen van LIGOM voorhanden heeft gehad, terwijl hij in de volste wetenschap van de herkomst van dat geld van katvangers geldbedragen in ontvangst heeft genomen en vervolgens – voor enige tijd – voorhanden heeft gehouden. Hij heeft dat geld ook voor een deel overgedragen, door (verzekering/belasting/huur)schulden te betalen en katvanger [katvanger 6] geld te geven. Tenslotte heeft hij ook een deel van dat geld omgezet, door het meermalen overmaken van geld via wisselkantoren waardoor er een tegoed ontstond dat door de begunstigde kon worden opgenomen.
Nu uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte meerdere uit misdrijf afkomstige geldbedragen voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en heeft omgezet, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake was van witwassen. Dat de precieze omvang van het witgewassen bedrag niet is komen vast te staan, doet daar niet aan af.
Het verweer van de raadsvrouw dat niet bewezen kan worden verklaard dat de katvangers daadwerkelijk het geld op hun rekening overgeboekt hebben gekregen wordt verworpen, nu uit de voorgaande bewijsmiddelen volgt dat de katvangers hebben verklaard dat zij geld op hun rekening hebben ontvangen en dat verdachte zelf heeft verklaard dat hij daarvan een deel heeft ontvangen.
Van de overige tenlastegelegde witwashandelingen zal de rechtbank verdachte vrijspreken. Ten eerste zijn in de tenlastelegging als pleegplaats Rotterdam, Schiedam en/of (elders) in Nederland opgenomen. Daaruit volgt dat verdachte enkel handelingen gepleegd in (plaatsen) in Nederland wordt verweten. Voor zover uit het dossier volgt dat er met het LIGOM geld door verdachte handelingen zijn verricht in Thailand valt dat dan ook buiten de tenlastelegging.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet volgt dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking ter zake van de op het witwassen gerichte, vastgestelde handelingen. De rechtbank zal verdachte daarvan dan ook vrijspreken.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat verdachte in Nederland in een periode van drie jaren continue geldbedragen afkomstig van de oplichtingen van LIGOM voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en heeft omgezet. Hij heeft in die periode tientallen malen geld ontvangen van katvangers.
Gewoonte?
De rechtbank begrijpt de tenlastelegging aldus dat de gewoonte bestaat uit de handelingen genoemd bij de zes gedachtestreepjes. Nu als pleegplaats enkel Rotterdam en/of Schiedam en/of elders in Nederland wordt genoemd, is de rechtbank van oordeel dat uitsluitend de handeling genoemd bij het eerste gedachtestreepje daar onder zou kunnen vallen, Dat verdachte gelden heeft overgemaakt naar Thailand heeft hij zelf bekend. Met de voorhanden bewijsmiddelen kan echter niet wettig en overtuigend worden bewezen dat het om een bedrag van 70.000 euro zou gaan. De rechtbank zal de verdachte om die reden vrijspreken van het tenlastegelegde gewoontewitwassen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
1 primair.
hij in de periode van
20 november 2012tot en met 14
oktober2015 te Rotterdam,
meermalen, in zijn hoedanigheid van ambtenaar (bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie) opdrachtformulieren aan Ligom en/of DVOMF en/of andere geschriften betrekking hebbend op betalingen aan slachtoffers in een strafrechtelijk onderzoek,
zijnde geschriften die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft verdachte toen en daar telkens valselijk - in strijd met de waarheid - in/op die betaalopdrachten, vermeld en/of opgenomen, dat een geldbedrag dient te worden overgemaakt (in het kader van terugbetaling van slachtofferbeslag) aan
[katvanger 1] of
[katvanger 2] of
[katvanger 3] of
[katvanger 4] of
[katvanger 5] of
[katvanger 6] /of
[katvanger 7] of
[katvanger 8] of
[katvanger 9]
en dat dit de opdracht van de officier van justitie zou zijn,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2 primair.
hij in de periode
20 november 2012tot en met
4 november2015 te Rotterdam en elders in Nederland, meermalen, in zijn hoedanigheid van ambtenaar (bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie) telkens met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door door listige kunstgrepen, Ligom en/of DVOMF heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
immers heeft - ter verkrijging van geldbedragen - geschriften, te weten valselijk opgemaakte (elektronische) opdrachtformulieren (tot betaling) bij Ligom en/of DVOMF ingediend, inhoudende dat de in de aanvragen genoemde personen slachtoffers zouden zijn in die desbetreffende strafzaken en dat aan deze personen geldbedragen dienden te worden uitgekeerd en dat dit de opdracht van de
officier van justitie zou zijn,
waardoor verdachte de suggestie heeft gewekt dat de personen genoemd op de opdrachtformulieren recht hadden op deze uitkeringen van geldbedragen,
waardoor Ligom en/of DVOMF is bewogen tot uitbetaling van geldbedragen ten bedrage van in totaal 489.365,35 euro;
3.
hij in de periode van 27 november 2012 tot en met
14 december 2015te Rotterdam en elders in Nederland, meermalen, geldbedragen voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet,
terwijl hij, verdachte, wist dat
diegeldbedragen geheel - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijven, te weten valsheid in geschrift en oplichting.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 primair:
oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
witwassen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat in het voordeel van verdachte dient te worden meegewogen dat hij niet uit persoonlijk gewin is begonnen, maar enkel om de gokschulden van zijn vrouw en de bedreigingen aan zijn en haar adres te doen beëindigen. Verdachte heeft zijn baan verloren door de feiten, zal gelet op zijn leeftijd geen andere baan kunnen krijgen en zal daardoor tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd in de bijstand zitten. Verdachte heeft direct met het onderzoek meegewerkt, heeft zijn verantwoordelijkheid genomen en zijn spijt betuigd. Voorts heeft verdachte geen strafblad. De raadsvrouw heeft verder betoogd dat gelet op de LOVS-oriëntatiepunten bij een fraudebedrag als in onderhavige zaak een gevangenisstraf van 12 tot 18 maanden kán worden opgelegd. Voorts is het recidivegevaar nihil te achten, nu verdachte zijn baan heeft verloren. De raadsvrouw heeft eveneens gewezen op jurisprudentie, te weten ECLI:NL:RBDHA:2016:1895 en ECLI:NL:RBZLY:2011:BU6642, en de bij die vonnissen opgelegde straffen. Tot slot heeft de raadsvrouw betoogd dat de omstandigheid dat verdachte nog een ontnemingsvordering moet voldoen straf matigend moet werken, zo ook de negatieve en onjuiste verhalen in de media over verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van valsheid in geschrift, oplichting en witwassen. Hij heeft als medewerker van het Openbaar Ministerie van zijn bevoegdheden door valse opdrachten op te stellen om bedragen van in totaal bijna een half miljoen euro aan in beslaggenomen geld uit te keren aan mensen binnen zijn kennissenkring, aan zijn vrouw en aan zijn broer. Vervolgens heeft hij die opdrachten aan de beheerder van dat geld, LIGOM, gegeven en zodoende hen bewogen tot afgifte van dat geld aan voornoemde katvangers. Voorts heeft verdachte een (groot) deel van het buitgemaakte geld ontvangen van de katvangers en dat witgewassen. Met zijn handelen heeft verdachte niet alleen het vertrouwen dat in hem was gesteld en waarover hij een belofte heeft afgelegd tot in de kern geschaad, maar ook het vertrouwen dat de samenleving moet hebben in de overheid, hier in het bijzonder het Ministerie van Veiligheid en Justitie en het Openbaar Ministerie. Dit rekent de rechtbank verdachte bijzonder zwaar aan. De rechtbank rekent verdachte niet alleen het hoge bedrag aan dat hij de Staat, afhandig heeft gemaakt, maar ook de omstandigheid dat hij drie jaar lang in totaal dertig valse opdrachten heeft gegeven tot het overmaken van telkens tienduizenden euro’s. Elke opdracht daartoe was een nieuw wilsbesluit waarbij verdachte opnieuw het in hem gestelde vertrouwen ernstig heeft geschaad. Daar komt bij dat uit het dossier en de verklaring van verdachte volgt dat verdachte enkel is gestopt door zijn aanhouding, en dus niet op eigen initiatief. Voorts zijn er aanwijzingen dat verdachte zijn handelswijze nog even wilde voortzetten, om zijn (pre)pensioen in Thailand te kunnen bekostigen. Mogelijk was de oorspronkelijke beweegreden van verdachte gelegen in het doen vereffenen van gokschulden uit illegaal gokken door zijn vrouw, maar gaandeweg heeft die beweegreden plaatsgemaakt voor hoofdzakelijk eigen gewin. Ook dit rekent de rechtbank verdachte allemaal aan. In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte in essentie volledig heeft meegewerkt aan het onderzoek. Dat hij op momenten zich niet alles precies heeft weten te herinneren doet daar niets aan af.
De verdachte is – blijkens een hem betreffend uittreksel uit het documentatieregister
van 16 december 2015 – niet eerder voor strafbare feiten veroordeeld.
De door het landelijk vakoverleg strafrecht gepubliceerde oriënteringspunten straftoemeting fraude gaan bij een fraudebedrag als hier aan de orde uit van een gevangenisstraf van 12 tot 18 maanden. In de hiervoor weergegeven omstandigheden, waarbij met name in ogenschouw wordt genomen, dat het hier gaat om een ambtenaar, meer in het bijzonder een medewerker van het openbaar ministerie, is een aanzienlijk hogere straf aan de orde. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van nader te noemen duur passend en geboden is.

7.De inbeslaggenomen goederen

7.1
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat – nu verdachte afstand heeft gedaan van € 4.000,00 waarop beslag rustte – het restant van het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage C aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde geldbedrag, zijnde een geldbedrag van € 200,00, zal worden verbeurdverklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de € 200,00 dient te worden geretourneerd aan de vrouw van verdachte, nu dat geld betrof dat door de vrouw van verdachte is gespaard van haar loon.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het restant van € 200,00 van het op de beslaglijst onder 1 genummerde geldbedrag, verbeurdverklaren. Dit geldbedrag is voor verbeurdverklaring vatbaar,
aangezien dit geldbedrag aan verdachte toebehoort en dit geldbedrag door middel van de bewezenverklaarde strafbare feiten is verkregen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte onvoldoende aannemelijk gemaakt dat dit geldbedrag enkel en alleen afkomstig is uit het vermogen dat zijn vrouw heeft gekregen uit loon, en daarmee is onvoldoende aannemelijk geworden dat dit geldbedrag niet van misdrijf afkomstig is.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen (bijkomende) straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33a, 57, 225, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 primair:
oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
witwassen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart
verbeurdhet op de beslaglijst onder 1 genummerde geldbedrag (voor zover verdachte daar geen afstand van had gedaan), te weten:
-
een geldbedrag van € 200,00(tweehonderd euro).
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. Poustochkine, voorzitter,
mr. R.G.C. Veneman, rechter,
mr. I. Mantel-Duetz, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Zelst, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 maart 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van de processen-verbaal van onderzoek Corinaldo, zaaksnummer 20150096, Zaaksdossier [verdachte] Deel 1, van de Rijksrecherche, Regio West I(doorgenummerd blz. 1 t/m 847).
2.Proces-verbaal van relaas, p. 8.
3.Proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden aan [katvanger 1] , p. 99 en 100.
4.Proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden aan [katvanger 2] , p. 107 t/m 113.
5.Proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden aan [katvanger 3] , p. 156 t/m 160.
6.Proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden aan [katvanger 4] , p. 184 t/m 189.
7.Proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden aan [katvanger 5] , p. 223 t/m 234.
8.Proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden aan [katvanger 6] , p. 314 en 315.
9.Proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden aan [katvanger 7] , p. 325 t/m 327.
10.Proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden aan [katvanger 8] , p. 336 t/m 338.
11.Proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden aan [katvanger 9] , p. 349 t/m 351.
12.Proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden aan [katvanger 4] , p. 184 t/m 189.
13.Proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden aan [katvanger 5] , p. 223 t/m 234.
14.Proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden LIGOM, p. 93 t/m 95.
15.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 maart 2016.
16.Proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden aan [katvanger 4] , p. 184.
17.Proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden aan [katvanger 4] , p. 184.
18.Proces-verbaal onderzoek uitbetaalde gelden aan [katvanger 5] , p. 223.
19.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte] , p. 55.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 413 t/m 415.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 399 en 400
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte [katvanger 2] , p. 499 en 500.
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte [katvanger 3] , p. 510, 511 en 515.
24.Proces-verbaal van 1e verhoor verdachte [verdachte] , p. 529 en 530.
25.Proces-verbaal van 8e verhoor verdachte [verdachte] , p. 579 en 580.
26.Proces-verbaal van 9e verhoor verdachte [verdachte] , p. 584 en 586.
27.Proces-verbaal van 1e verhoor verdachte [verdachte] , p. 533.
28.Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [verdachte] , p. 543.
29.Proces-verbaal van 22e verhoor verdachte [verdachte] , p. 642-F en 642-G.
30.Proces-verbaal van 17de verhoor verdachte [verdachte] , p. 630 en 631.
31.Proces-verbaal van 16de verhoor verdachte [verdachte] , p. 626.
32.Proces-verbaal van 14de verhoor verdachte [verdachte] , p. 619.
33.Proces-verbaal van 10de verhoor verdachte [verdachte] , p. 591.
34.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 maart 2016.