In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2016 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres, die lijdt aan een posttraumatische stressstoornis, had een opvolgende aanvraag ingediend, maar verweerder verklaarde deze niet-ontvankelijk op grond van het ontbreken van nieuwe elementen. Eiseres voerde aan dat er wel degelijk nieuwe medische informatie was die haar situatie zou kunnen veranderen, maar de rechtbank oordeelde dat de medische stukken geen nieuwe elementen bevatten die relevant waren voor de beoordeling van haar asielaanvraag.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiseres niet in een terminaal en levensbedreigend stadium van haar ziekte verkeerde en dat de medische behandeling in Sierra Leone niet zodanig was dat dit een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) zou opleveren. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet onterecht had besloten dat eiseres Nederland onmiddellijk moest verlaten en dat het inreisverbod niet in strijd was met artikel 8 van het EVRM, omdat eiseres haar relatie met haar partner onvoldoende had onderbouwd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.