3.4De beoordeling van de tenlastelegging.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Ten aanzien van parketnummer 09/827314-15
- primair:
De verdachte heeft bekend dat hij de aangever meermalen heeft geslagen, zoals hieronder zal worden vastgesteld. De rechtbank overweegt dat het dossier geen letselbeschrijving bevat zodat niet kan worden vastgesteld dat het letsel als zodanig als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet kan worden aangemerkt. Uit de bewijsmiddelen is voorts niet af te leiden wat de oorzaak is geweest van het bij aangever geconstateerde letsel, nu ook vast staat dat de aangever is gevallen. Het is dan ook niet duidelijk of het letsel van de aangever het gevolg is van de val of van de klappen van de verdachte. Aldus is er naar het oordeel van de rechtbank, in afwijking van het standpunt van de officier van justitie, onvoldoende bewijs dat de verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft teweeggebracht en zal de rechtbank de verdachte van het onder primair tenlastegelegde feit vrijspreken.
- subsidiair:
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- de aangifte;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 7 maart 2016.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan.
Ten aanzien van parketnummer 09/199975-15
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Op 15 september 2015 deed [slachtoffer 2] aangifte van mishandeling. Uit de aangifte komt het volgende naar voren. Een groep jongens maakte die middag achter de schutting van de tuin van aangever lawaai. Deze verzocht hen rustiger te doen. Tegen een jongen die zich bij de groep jongens had gevoegd en die de aangever aankeek, zei aangever “je moet niet naar mij staren met je Harry Potter bril”. De aangever zag kort daarop dat de groep naar de voorkant van zijn huis liep. Aan de overkant van zijn huis bevindt zich een school. De aangever belde de conciërge van deze school en vroeg hem te komen omdat hij problemen verwachtte. Toen de aangever zijn voordeur opende nadat er tegen zijn deur was geschopt en op zijn raam was gebonsd, zag hij een voor hem onbekende jongen staan, die zei “jij hebt mijn broertje Harry Potter genoemd”. De aangever stond op de drempel van zijn voordeur. Hij zag dat achter de jongen een groep van circa 15 jongeren stond. Hij voelde een harde klap tegen zijn kin en daarna een klap tegen zijn oor. De aangever constateerde dat hij een snee bij zijn kin en een snee bij zijn oor heeft opgelopen. Hij omschreef de jongen die hem sloeg als volgt: donker getint, bol gezicht, kort zwart haar.De snee bij zijn kin is in het ziekenhuis gehecht.
[naam] , broer van de verdachte, heeft verklaard dat hij op 15 september 2015 met anderen was, die met een meneer praatten en dat deze meneer toen tegen hem zei dat hij een Harry Potter bril had. Hij heeft ook verklaard dat de man daarna geslagen is door een bruine jongen.
De getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 15 september 2015 met de conciërge naar de leerlingen is gelopen die bij de woning van een buurtbewoner stonden. De conciërge stuurde de leerlingen naar school maar twee jongens bleven bij de deur van de woning staan. Een meisje zei tegen de jongen die voor de man in de deuropening stond: “ [verdachte] , kom!”. Hij zag dat de jongen met zijn vuist uithaalde en de man in de deuropening hard op zijn gezicht sloeg en hoorde dat de jongen tegen de tweede jongen, die een bril droeg, zei: “ [naam] , hou hem vast”. Hij zag dat de twee jongens daarop de man in de deuropening te lijf gingen.
Hij omschreef de jongen die [verdachte] werd genoemd als volgt: donker getint, licht bol gezicht, kort zwart haar. De jongen die [naam] genoemd werd, omschreef hij als volgt: donker getint, kort haar, bril met zwart montuur.
Uit een relaas van bevindingen blijkt dat de getuige de verdachte dacht te herkennen uit de tijd dat hij werkzaam was op de [school] en dat hij, nadat hij een daarna van die school verkregen foto van de verdachte bekeek, zei: Ja, dat is hem, ik weet het 100 % zeker.”
Onrechtmatig verkregen bewijs?
De rechtbank stelt voorop dat van onrechtmatige verkregen bewijs sprake kan zijn indien bij het voorbereidend onderzoek naar de verdachte vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld. In het onderhavige geval staat vast dat leerlingengegevens van de verdachte waaronder zijn foto door de school vrijwillig aan de politie zijn verstrekt, zodat reeds daarom van een vormverzuim geen sprake is. De omstandigheid dat de school mogelijk in strijd heeft gehandeld met de privacywetgeving brengt niet met zich mee dat de politie onjuist heeft gehandeld. Het verweer van de raadsman dat het proces-verbaal houdende de herkenning van de getuige van de verdachte van het bewijs moet worden uitgesloten, faalt dan ook.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het feit heeft begaan.