Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres] ,
hierna te noemen eiseres,
mede namens haar minderjarige dochter:
[naam],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Bulgaarse nationaliteit, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres had haar verblijfsrecht als EU-burger verloren, omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf volgens artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000. De staatssecretaris had het verblijfsrecht van eiseres beëindigd, omdat zij sinds haar vestiging in Nederland niet had gewerkt en daardoor geen rechtmatig verblijf had als economisch actieve Unieburger. Eiseres ontving sinds oktober 2014 een bijstandsuitkering, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet automatisch leidde tot een rechtmatig verblijf. De rechtbank concludeerde dat de beëindiging van het verblijfsrecht een evenredig middel was, aangezien eiseres een onevenredige last vormde voor de Nederlandse publieke middelen. Eiseres had geen bewijs geleverd dat zij in haar levensonderhoud kon voorzien zonder gebruik te maken van publieke middelen. De rechtbank verwierp ook het argument van eiseres dat zij ten onrechte niet was gehoord, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard en werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.