ECLI:NL:RBDHA:2016:2749

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 maart 2016
Publicatiedatum
16 maart 2016
Zaaknummer
09/857117-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van minderjarigen met zwaar lichamelijk letsel en in hulpeloze toestand laten

Op 16 maart 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn kinderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De zaak kwam aan het licht na een melding van de stiefmoeder van de kinderen, [medeverdachte], die op 16 februari 2015 een ambulance belde voor [slachtoffer 1], die in een levensbedreigende toestand verkeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat [slachtoffer 1] op dat moment een lichaamstemperatuur van 23ºC had en geen tekenen van leven vertoonde. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling, maar de rechtbank sprak hem vrij van deze beschuldigingen. Wel werd bewezen dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft mishandeld en hen in een hulpeloze toestand heeft gelaten.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet aanwezig was op het moment dat [slachtoffer 1] in de kou werd gelaten, maar dat hij wel verantwoordelijk was voor de mishandeling van [slachtoffer 1] door haar te dwingen rondjes om een vrachtwagen te lopen, wat resulteerde in letsel. De rechtbank oordeelde ook dat de verdachte zijn zorgplicht als vader heeft verwaarloosd door geen medische hulp in te roepen voor [slachtoffer 1] toen haar toestand verslechterde. De verdachte werd veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf voor de mishandeling van zijn kinderen en het in hulpeloze toestand laten van [slachtoffer 1].

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/857117-15
Datum uitspraak: 16 maart 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1970 te [geboorteplaats] ,
[adres] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, HvB Maatschapslaan te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 28 mei 2015, 25 augustus 2015,
4 november 2015, 12 januari 2016 (steeds pro forma) en 2 maart 2016 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N.J.P. Coenen en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. R.B. Schmidt, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 2 maart 2016 - ten laste gelegd dat:
Feit 1.
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 7 februari 2015 tot en met 16 februari 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1]
(geboren [geboortedag 2] 2002) van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] (terwijl die [slachtoffer 1] (reeds) een fysiek slechte conditie had) die [slachtoffer 1]
  • in koude weersomstandighedenheeft laten fietsen terwijl die [slachtoffer 1] duizelig was en zij
    meermalenmet haar fiets ten val kwam en/of
  • onder een
  • in een
  • in een onverwarmde
  • op een
  • met een geopend raam heeft laten slapen (terwijl het buiten vroor althans
(zeer
)koud was) en/of
- gedurende geruime tijd, zonder voldoende warme kleding, buiten de woning in
de kou heeft gezet en/of heeft laten staan en/of heeft laten lopen
waardoor zij
, die [slachtoffer 1] ,in een toestand van ernstige onderkoeling en/of levensbedreigende onderkoeling is gekomen waarbij de laagst gemeten lichaamstemperatuur 22,6 graden Celsius was terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid:
en/of
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van
7 februari 2015tot en met 16 februari 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, aan zijn kind, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2002 opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (te weten ernstige onderkoeling en/of een hartstilstand en/of een comateuze toestand en/of (meerdere) hematomen
, waaronder een subgaleaal hematoom)
Immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader met dat opzet meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] onder meer
  • van de trap laten vallen en/of
  • laten fietsen terwijl die [slachtoffer 1] duizelig was en zij
  • onder een
  • in een
  • in een onverwarmde
  • op een
  • met een geopend raam laten slapen (terwijl het buiten vroor althans
koud was) en/of gedurende geruime tijd, zonder voldoende warme kleding, buiten de woning in de kou gezet en/of laten staan en/of laten lopen en/of
- ( (terwijl die [slachtoffer 1] ernstig verzwakt was) haar rondjes laten lopen
om de vrachtwagenop een ongelijke met stenen bezaaide bodem waarbij zij meermalen ten val is gekomen
waardoor zij
, die [slachtoffer 1] ,in een toestand van ernstige onderkoeling en/of een comateuze toestand is gekomen en/of zij een hartstilstand heeft gekregen
en/of een subgaleaal hematoom heeft opgelopen en/of een blijvend litteken op haar borstkas,
(meer) subsidiair
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van
7 februari 2015tot en met 16 februari 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, zijn kind, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2002 opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader met dat opzet meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1]
  • van de trap laten vallen en/of
  • laten fietsen terwijl die [slachtoffer 1] duizelig was en zij
  • laten slaan en/of schoppen door
  • onder een
  • in een
  • in een onverwarmde
  • op een
  • met een geopend raam laten slapen (terwijl het buiten vroor althans
koud was) en/of gedurende geruime tijd, zonder voldoende warme kleding, buiten de woning in de kou gezet en/of laten staan en/of laten lopen en/of
- ( (terwijl die [slachtoffer 1] ernstig verzwakt was) haar rondjes laten lopen
om de vrachtwagenop een ongelijke met stenen bezaaide bodem waarbij zij meermalen ten val is gekomen
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1]
zwaar lichamelijkletsel heeft
opgelopen, (te weten ernstige onderkoeling en/of een hartstilstand en/of een comateuze toestand en/of (meerdere) hematomen,
waaronder een subgaleaal hematoom, en/of opgezwollen benen), althans pijn en/of letsel heeft bekomen;
Feit 2.
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 juni 2013 tot en met
16 februari 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, telkens zijn kind, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2002 opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader met dat opzet meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] onder meer
  • laten fietsen terwijl die [slachtoffer 1] verzwakt was en/of
  • in de kou laten slapen en/of zonder (voldoende) beddengoed en/of dekens
laten slapen en/of
- gedurende geruime tijd, zonder voldoende warme kleding, buiten de woning in
de kou gezet en/of
- gedwongen vieze en/of te koude en/of te hete voeding en/of voeding waarin
braaksel terecht was gekomen
te etenen/of
  • andere niet voor consumptie bestemde stoffen/vloeistoffen (bijvoorbeeld urine) te drinken en/of
  • (stelselmatig
    )gekleineerd en/of denigrerend toegesproken en/of
  • opgesloten
  • gedwongen haar behoefte te doen in een kamer waarin die [slachtoffer 1] was opgesloten,
waardoor bij die [slachtoffer 1] een hevige onlust veroorzakende lichamelijke en of geestelijke gewaarwording en/of ongemak is veroorzaakt;
Feit 3.
hij op
één of meer tijdstippenin of omstreeks de periode van 1 juni 2013 tot en met 16 februari 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
opzettelijkals vader van [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag 2] 2002), tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij (als haar vader) krachtens wet of overeenkomst verplicht was, die [slachtoffer 1] meermalen (telkens) in een hulpeloze toestand heeft gebracht of gelaten, door met dat opzet:
na te laten ten behoeve van de gezondheid van die [slachtoffer 1] (tijdig) die [slachtoffer 1]
  • goed
  • op te warmen en/of
  • passende medische zorg in te roepen,
terwijl de lichamelijke toestand van [slachtoffer 1]
(steeds
)verder verslechterde waardoor die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en/of is toegebracht,
waardoor die [slachtoffer 1] in een hulpeloze toestand werd gebracht dan wel gelaten,te weten ernstige onderkoeling en/of een hartstilstand en/of het geraken in een comateuze toestand;
Feit 4.
hij op
één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 februari 2010 tot en met 31 januari 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, telkens zijn kind, te weten [slachtoffer 2] , geboren [geboortedag 3] 2000, opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte en/of haar mededader met dat opzet meermalen, althans eenmaal,
die [slachtoffer 2] onder meer
  • geruime tijd (gedurende enkele uren)in een korte broek
    (althans onvoldoende warme kleding)buiten gezet, terwijl de buitentemperatuur tussen de 0 en 8 graden Celcius was en/of
  • zijn mond met (duct)tape afgeplakt en/of
  • (minutenlang) gedwongen zijn plas op te houden,
zin werd gefilmd
), althans die [slachtoffer 2] ervan weerhouden naar het toilet te
kunnen gaan en/of
  • buiten (in de kou) laten slapen
  • geruime tijd (gedurende enkele uren)in zijn kamer op
    gesloten, zodat hij niet naar het toilet kon gaan en/of
  • (stelselmatig
    )gekleineerd en/of denigrerend toegesproken
waardoor die [slachtoffer 2] pijn en/of letsel heeft bekomen en/of een hevige onlust
veroorzakende lichamelijke gewaarwording is veroorzaakt;
Feit 5.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2010 t/m 31 januari 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem en/of Noordwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, als
vader van [slachtoffer 2] , geboren [geboortedag 3] 2000), tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij (als zijn vader) krachtens wet of overeenkomst verplicht was, in een hulpeloze
toestand heeft gebracht of gelaten, door met dat opzet:
Tegen diverse hulpverlenende instanties te zeggen dat die [slachtoffer 2] thuis niet te
handhaven is, omdat
- die [slachtoffer 2] met opzet in zijn broek plast en/of poept en/of
- die [slachtoffer 2] op zijn kamer plast en/of poept en/of
- die [slachtoffer 2] 's nachts zijn huisgenoten wakker houdt, omdat hij door het huis spookt en/of
- die [slachtoffer 2] seksueel grensoverschrijdend gedrag vertoont in de richting van de andere in huis aanwezige kinderen en/of
- die [slachtoffer 2] volgens verdachte autistisch zou zijn en/of ADHD zou hebben en/of
- die [slachtoffer 2] verstandelijk beperkt dan wel zwakbegaafd zou zijn,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] in een instelling voor verstandelijk beperkte
jongeren is geplaatst, terwijl van de bovengenoemde feiten en/of omstandigheden niet is gebleken.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Ter zake van feit 5 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich in zijn schriftelijke pleitnotities – die hier verkort zijn weergegeven – op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd. Het wettig en overtuigend bewijs daarvan ontbreekt, aldus de raadsman.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor beantwoording van de bewijsvraag.
Verdachte is getrouwd met [medeverdachte] . Zij woonden samen op de [adres] te Roelofarendsveen. Sinds april 2011 woonden de kinderen van verdachte uit zijn huwelijk met [betrokkene 1] , genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , bij hen in. [slachtoffer 2] is in oktober 2014 uit huis geplaatst. [2] Sinds eind januari 2015 kwam [slachtoffer 2] in de weekenden niet meer thuis. [3]
Op 16 februari 2015 belde [medeverdachte] naar het alarmnummer 112. [4] Zij vroeg om een ambulance voor [slachtoffer 1] die volgens haar nauwelijks meer leek te ademen. Ook verdachte was op dat moment in de woning bij [slachtoffer 1] aanwezig. [5] De verpleegkundigen en de arts die naar de woning kwamen, troffen een lijkbleek meisje dat geen tekenen van leven meer vertoonde en zijn overgegaan tot reanimatie, die tijdens het vervoer naar het ziekenhuis (LUMC) is voortgezet. [6] Diezelfde dag is [slachtoffer 1] opgenomen in het LUMC. [7] Op de eerste hulp is haar temperatuur gemeten, die 23º C bedroeg. Omdat geen hartslag werd waargenomen is haar borstkas geopend en is [slachtoffer 1] aangesloten op een hart-longmachine. Vervolgens is [slachtoffer 1] drie dagen in coma gehouden.
Ten aanzien van feit 1 (poging tot doodslag en/of (zware) mishandeling, subsidiair mishandeling met zwaar letsel tot gevolg)
De vraag die door de rechtbank moet worden beantwoord is of verdachte opzet had de dood van [slachtoffer 1] dan wel opzet op het zwaar letsel van [slachtoffer 1] . Subsidiair gaat het om de vraag of verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld en of dat zwaar letsel ten gevolge heeft gehad.
Standpunt officier van justitie
Volgens de officier van justitie heeft verdachte het voorwaardelijk opzet gehad op de dood van [slachtoffer 1] . Hoewel niet is vast te stellen waar [slachtoffer 1] de nacht heeft doorgebracht, valt volgens de officier van justitie met zekerheid vast te stellen dat de omstandigheden waaronder [slachtoffer 1] de nacht doorbracht, meebrachten dat de ruimte waar zij verbleef veel te koud was. Volgens de officier van justitie heeft ook het [slachtoffer 1] de kou insturen met onvoldoende warme kleding in de week voorafgaand aan 16 februari 2015 en het te koud laten douchen van [slachtoffer 1] op de avond van 15 februari 2015 bijgedragen aan de opgetreden onderkoeling van [slachtoffer 1] . Verdachte heeft zich, door passief te blijven en niet in te grijpen, gecommitteerd aan de handelingen die [medeverdachte] heeft uitgeoefend ten aanzien van [slachtoffer 1] .
Scenario geschetst door verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij zondagavond 15 februari 2015 aan het werk was op het moment dat [slachtoffer 1] - na het eten van het gebakje en het vertrek van [medeverdachte] ’s broer [betrokkene 2] en zijn vriendin [betrokkene 3] - naar bed ging. [slachtoffer 1] heeft niet in de garage gelegen en het raam van het kamertje van [slachtoffer 1] op de eerste verdieping stond ook niet open, aldus verdachte. De ochtend van 16 februari 2015 heeft hij [slachtoffer 1] nog horen spreken met [medeverdachte] .
Standpunt verdediging
De raadsman heeft, samengevat, betoogd dat verdachte nooit de bedoeling heeft gehad [slachtoffer 1] van het leven te beroven noch om haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De opgetreden onderkoeling is het gevolg van een zeer ongelukkige samenloop van omstandigheden. Volgens de raadsman hebben het in bed plassen door [slachtoffer 1] , haar coeliakie, en het door de deskundigen Daanen en Karst beschreven fenomeen van ‘paradoxical undressing’ invloed gehad op de afkoeling van [slachtoffer 1] . Het is bovendien niet uit te sluiten dat een persoon bij een lichaamstemperatuur van 28º C, mogelijk zelfs nog lager, bij bewustzijn is. Dat [slachtoffer 1] in de ochtend van 16 februari nog heeft gepraat, valt dan ook niet uit te sluiten.
Oordeel rechtbank
Verdachte onderschrijft het scenario van medeverdachte en verdediging. Daarin staat centraal dat [slachtoffer 1] in de avond van 15 februari 2015 te slapen is gelegd met voldoende nachtkleding, voldoende toegedekt in een slaapkamertje op de eerste verdieping van een verwarmd huis, op nachttemperatuur. In de vroege ochtend voelde [slachtoffer 1] zich koud maar was wel communicabel.
Naar oordeel van de rechtbank kan dat scenario niet als waar worden aanvaard, omdat in dat scenario niet kan worden verklaard dat [slachtoffer 1] rond half tien in de ochtend werd gevonden, bewusteloos, met een hartstilstand en een lichaamstemperatuur van 23º C. In het navolgende licht de rechtbank dit oordeel toe. Bij de beoordeling is als uitgangspunt genomen dat [slachtoffer 1] op de avond van 15 februari 2015 nog (een stukje van) een hazelnootgebakje heeft gegeten waardoor het niet aannemelijk is dat haar kerntemperatuur bij het naar bed gaan die dag rond 21.30 uur lager dan 34º C is geweest. [8]
Volgens de deskundigen is het voorts zeer onwaarschijnlijk dat een persoon met de lichaamsbouw van [slachtoffer 1] met normale nachtkleding en met een extra dekbedje en onder de omstandigheden als door medeverdachte geschetst (een slaapkamer op de eerste verdieping in een verwarmd huis waar rond elf uur naar nachttemperatuur wordt gegaan), ook indien wordt uitgegaan van een aanvankelijke ondertemperatuur van 34º C, in de ochtend een ondertemperatuur bereikt van 23º C. Uit het rapport van de deskundige Daanen kan worden opgemaakt dat het onwaarschijnlijk is dat [slachtoffer 1] gedurende de nacht met één of meer dekbedden is bedekt. Een kerntemperatuur van 23º C wordt volgens de deskundigen alleen gehaald als [slachtoffer 1] niet bedekt is geweest. [9]
Volgens deskundigen Daanen en Karst is voorts niet waarschijnlijk dat men bij volledig bewustzijn is als de kerntemperatuur van het lichaam minder dan 30º C bedraagt. [10] In aanmerking genomen dat maximaal 1 uur en 50 minuten verliepen tussen het moment waarop [slachtoffer 1] volgens medeverdachte zou hebben gezegd dat zij in haar broek geplast had en het moment waarop in het ziekenhuis werd vastgesteld dat haar kerntemperatuur 23º C bedroeg, moet [slachtoffer 1] ’s kerntemperatuur in die tijd met 7º C zijn gedaald. Een dergelijke daling van de lichaamstemperatuur is, behoudens het – zich hier niet voordoende geval dat iemand na fysieke inspanning in ijswater wordt gekoeld – bijzonder onwaarschijnlijk. [11] Dat geldt naar het oordeel van de rechtbank eveneens als wordt uitgegaan van een aanvangstemperatuur van 28º C [12] , waardoor in voornoemd tijdsverloop ‘slechts’ sprake is van een afkoeling van 5º C, nu een daling van 2º C per uur maximaal lijkt. [13] Om deze redenen is het door medeverdachte geschetste scenario inhoudende dat zij in de ochtend van
16 februari 2015 [slachtoffer 1] in haar bed gekleed en toegedekt in het kleine kamertje op de eerste verdieping heeft aangetroffen en dat zij nog met [slachtoffer 1] heeft gepraat en dat verdachte dit heeft gehoord, naar het oordeel van de rechtbank niet overeenkomstig de werkelijkheid.
De verdediging heeft verwezen naar de mogelijkheid dat het fenomeen van ‘paradoxical undressing’ zich heeft voorgedaan. Dit ziet op het verschijnsel dat personen, bijvoorbeeld in staat van verminderd bewustzijn door overmatig alcoholgebruik, vertoeven op een zo koude plaats dat zij in ondertemperatuur geraken. Bij kerntemperaturen rond 33º C kan het zich dan voordoen dat door ontregeling van het hersendeel dat de lichaamstemperatuur controleert een vals gevoel van warmte optreedt. In reactie daarop kleedt men zich dan uit of vermindert de thermische isolatie. [14]
Naar oordeel van de rechtbank is dit fenomeen niet relevant in het door medeverdachte geschetste scenario. Volgens medeverdachte heeft zij [slachtoffer 1] niet in een te koude ruimte te slapen gelegd. Bovendien was [slachtoffer 1] volgens medeverdachte zowel bij het wakker worden toen zij nog bij bewustzijn was en ook op het latere moment dat zij [slachtoffer 1] buiten bewustzijn en helemaal koud werd aangetroffen nog aangekleed en toegedekt. De ‘paradoxical undressing’ heeft zich dus niet voorgedaan.
De verklaring van medeverdachte dat [slachtoffer 1] in haar kamer onwel was geworden en dat zij haar samen met verdachte naar beneden heeft gedragen, vindt geen bevestiging in het dossier. Integendeel: waar te verwachten is dat bij het van boven naar beneden brengen van [slachtoffer 1] via de houten binnentrap woorden en geluiden te horen zijn, zijn deze bij de
112-melding niet te horen. [15] De rechtbank ziet dit als een extra aanwijzing dat verdachte en medeverdachte met betrekking tot het gebeuren en met name de plaats waar [slachtoffer 1] de nacht moest doorbrengen niet de waarheid verklaren.
Wat is er dan wel gebeurd?
Volgens één van de verpleegkundigen heeft medeverdachte voorts verklaard dat [slachtoffer 1] al beneden was toen zij onwel werd. Hij verklaarde als volgt: ‘De stiefmoeder vertelde mij: “We zaten eerst een lekker bakkie thee te doen. Toen plaste ze in haar broek. (…) Toen viel ze weg.’ [16] Eén van de verpleegkundigen heeft verklaard dat de huid van [slachtoffer 1] vuil was [17] , hetgeen minst genomen opmerkelijk is, nu zij kort na de douche de avond tevoren nog heeft gedronken en gegeten en vervolgens naar bed is gegaan.
Deze omstandigheden bevestigen naar het oordeel van de rechtbank het oordeel dat [slachtoffer 1] de nacht niet op haar kamer maar elders heeft doorgebracht. Waar dat is geweest, is niet komen vast te staan. Dat dat een onverwarmde, veel te koude ruimte is geweest wel. Dat volgt uit de toestand van [slachtoffer 1] de volgende ochtend. De rechtbank merkt op dat bij de woning wel een koude ruimte is aan te wijzen, namelijk de garage, niet verwarmd, voorzien van een open ventilatie van 400 cm2, in een nacht waar het tot vijf graden onder nul zou afkoelen.
Bij deze stand van zaken kan het niet anders zijn en acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] in een onverwarmde ruimte heeft laten slapen terwijl zij slapende in de kou onvoldoende beddengoed of dekens had om zich te verwarmen. De vraag is nu hoe dit feitelijk tussenoordeel doorwerkt in het onder 1 te last gelegde.
Vrijspraak primair (poging tot doodslag en/of zware mishandeling)
Daarmee is de vraag aan de orde of verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] het leven zou laten, althans zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Met andere woorden het gaat hier om de vraag of de (voorwaardelijke) opzet van verdachte was gericht op de mogelijke gevolgen. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Verdachte is niet de persoon die [slachtoffer 1] op een te koude plaats onder te koude omstandigheden te slapen heeft gelegd. Verdachte was zelfs niet aanwezig. Verdachte dient van het primair te laste gelegde te worden vrijgesproken.
Medeplegen van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg?
De handelingen die uiteindelijk hebben geleid tot het zware lichamelijke letsel van [slachtoffer 1] zijn verdachte niet toe te rekenen, nu verdachte niet aanwezig was toen [slachtoffer 1] op de avond van 15 februari 2015 door medeverdachte naar bed werd gebracht, dus niet heeft gezien onder welke omstandigheden zij is gaan slapen. Onder die omstandigheden kan niet worden gesproken van een bewuste nauwe samenwerking op dat punt.
Bewezenverklaring (meer) subsidiair
Wel komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van hetgeen verdachte (meer) subsidiair ten laste is gelegd, namelijk de mishandeling van [slachtoffer 1] . Verdachte heeft verklaard [slachtoffer 1] op donderdag 12 februari 2015 en vrijdag 13 februari 2015 rondjes om de vrachtwagen te hebben laten lopen, waarbij [slachtoffer 1] op die donderdag is gevallen en ook op die vrijdag is gevallen over een ‘heuveltje’ en niet zelf meer overeind kon komen. [18] Het idee om [slachtoffer 1] om de vrachtwagen te laten lopen kwam van verdachte. [19] Uit de NFI-rapportage maakt de rechtbank op dat [slachtoffer 1] hierbij letsel op haar benen in de vorm van bloeduitstortingen heeft opgelopen. [20] Uit het dossier blijkt niet dat de [medeverdachte] er bij was toen verdachte [slachtoffer 1] rondjes liet lopen om de vrachtwagen. Bij deze stand van zaken kan ook in zoverre niet van medeplegen gesproken worden. Ook verwerpt de rechtbank de stelling van de verdediging dat het hier zou gaan om een advies van hulpverleners op basis waarvan verdachte heeft gehandeld. Het laten lopen van een verzwakte [slachtoffer 1] rond de vrachtwagen terwijl zij daarbij ten val kwam en zelf niet meer kon opstaan, nota bene op twee achtereenvolgende dagen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gezien dan mishandeling.
Partiële vrijspraak t.a.v. feitelijkheden
De rechtbank is van oordeel dat de overige onder meer subsidiair ten laste gelegde feitelijkheden niet bewezen kunnen worden verklaard, nu op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is komen vast te staan dat verdachte deze handelingen heeft verricht. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Verdachte ontkent deze handelingen te hebben verricht. De verklaring die [slachtoffer 1] ’s stiefbroertje [betrokkene 4] heeft gegeven over het laten slaan of schoppen van [slachtoffer 1] wordt niet door andere bewijsmiddelen ondersteund. Afgezien van een opmerking die een stiefbroer van [slachtoffer 1] over het van de trap vallen van [slachtoffer 1] tegen zijn pleegouders heeft gemaakt is er onvoldoende bewijs dat medeverdachte [slachtoffer 1] van de trap heeft laten vallen. Ook is er geen bewijs dat [slachtoffer 1] in een te koud bad is geplaatst of dat de douche waar [slachtoffer 1] zondagavond 15 februari 2015 onder is gezet te koud was. [getuige 1] die in de badkamer aanwezig was ten tijde van het douchen heeft niet gevoeld dat het douchewater (te) koud was. Ook acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte en/of zijn medeverdachte [slachtoffer 1] op een nat matras lieten slapen. Ten slotte ontbreekt bewijs dat het raam van [slachtoffer 1] ’s slaapkamer openstond. Hoewel de rechtbank het laten fietsen van [slachtoffer 1] door verdachte waarbij zij meermalen ten val kwam, wel bewezen acht, ziet zij geen causaal verband tussen het fietsen van [slachtoffer 1] en daarbij ten val komen en het zwaar lichamelijk letsel dat is opgetreden, namelijk de ernstige onderkoeling, de hartstilstand en de comateuze toestand.
Ten aanzien van feit 2 (mishandeling van [slachtoffer 1] in de periode 2013-2015)
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] [slachtoffer 1] in de ten laste gelegde periode heeft mishandeld, door haar te laten fietsen terwijl zij verzwakt was, door haar te kleineren en denigrerend toe te spreken, door haar uren achtereen in een kamer op te sluiten en door haar te dwingen daar haar behoefte te doen.
Laten fietsen terwijl [slachtoffer 1] verzwakt was
Op 7 februari is [slachtoffer 1] thuis van de trap gevallen. Zij heeft daarbij zodanig letsel opgelopen aan de rug, hematomen en een grote schaafwond, dat op 16 februari de artsen van de eerste hulp dat meldden. Medeverdachte heeft [slachtoffer 1] op 8 februari 2015 naar de supermarkt in Roelofarendsveen laten fietsen. [21] Onderweg is [slachtoffer 1] gevallen en heeft zij een buurman, genaamd [Getuige 6] , om hulp gevraagd omdat ze onder de modder zat. [Getuige 6] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] verscheidene malen zei dat ze zo duizelig was en dat [slachtoffer 1] er ziek of zwak uitzag. [22] In de supermarkt werd [slachtoffer 1] door het personeel opgevangen omdat zij duizelig en erg bleek was. [slachtoffer 1] heeft daar verteld dat ze al twee keer gevallen was met de fiets. [23] In weerwil van dit heldere signaal over de verzwakte toestand van [slachtoffer 1] hebben verdachte en [medeverdachte] [slachtoffer 1] vanaf de supermarkt terug naar huis laten fietsen. [24]
Gekleineerd en denigrerend toegesproken
Dat [slachtoffer 1] gekleineerd is en denigrerend werd toegesproken volgt uit de verklaring van [medeverdachte] dat verdachte tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij alleen maar toiletjuf kon worden en dat zij ook wel eens om deze opmerking heeft gelachen. [25] Ook verdachte heeft verklaard deze opmerking te hebben gemaakt. [26]
Door de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] is gezien dat medeverdachte [slachtoffer 1] tijdens een uitje naar Duinrell op 4 januari 2015 bij de uitkijktoren toeschreeuwde toen [slachtoffer 1] aan het huilen was en dat de [medeverdachte] daarbij de huilgeluiden van [slachtoffer 1] nadeed. [27] Verdachte deed volgens [getuige 3] helemaal niets tegen medeverdachte.
Door de medeverdachte is erkend dat het gezin, dus met verdachte, naar Duinrell en bij de uitkijktoren is geweest. [28]
Bij de vertoning van met een telefoon opgenomen filmpjes ter terechtzitting heeft de rechtbank waargenomen dat op het filmpje opgenomen op 26 februari 2014 (met blauw beeld) [slachtoffer 1] wordt uitgescholden door [medeverdachte] . [29] Medeverdachte heeft erkend dit filmpje van [slachtoffer 1] te hebben opgenomen en te hebben gescholden tegen [slachtoffer 1] . [30] Op een ander filmpje door [medeverdachte] opgenomen hoort de rechtbank verdachte tegen [slachtoffer 1] zeggen: “Je bent minder dan een baby”. [31] Op hetzelfde filmpje zegt [medeverdachte] tegen verdachte over [slachtoffer 1] “Moet je die bek zien”. [32]
Opgesloten in een kamer/gedwongen haar behoefte te doen in een kamer waar [slachtoffer 1] was opgesloten
Verdachte heeft verklaard dat de deur van [slachtoffer 1] ’s kamer op de eerste verdieping op ‘mindere dagen’ door [medeverdachte] op slot werd gedaan en dat toen [slachtoffer 1] nog op zolder sliep een plank voor de trap werd gedaan. [33] Dit wordt ondersteund door de verklaring van oppas [getuige 9] die in december 2014 en januari 2015 een aantal keer bij het gezin heeft opgepast. Deze getuige heeft verklaard dat [slachtoffer 1] op het kleine kamertje sliep en opgesloten zat. [34] Ook medeverdachte heeft verklaard [slachtoffer 1] opgesloten te hebben toen [slachtoffer 1] op zolder sliep. [35] [betrokkene 4] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] op haar kamer moest plassen omdat de deur op slot zat. [36]
Gevolgen mishandeling
Het is vaste rechtspraak dat niet alleen het veroorzaken van pijn, maar ook het opwekken van een min of meer hevige onlust veroorzakende lichamelijke gewaarwording onder omstandigheden mishandeling kan opleveren. Naar het oordeel van de rechtbank moet ook de kleinerende en denigrerende bejegening van [slachtoffer 1] zoals die bewezen is verklaard als mishandeling worden gekwalificeerd, in aanmerking genomen de fysieke en mentale toestand waarin [slachtoffer 1] – mede door toedoen van verdachte – gebracht was. De bejegening van [slachtoffer 1] heeft onmiskenbaar ernstige schade toegebracht aan haar algeheel welzijn. De rechtbank heeft daarbij gelet op de conclusies van de deskundige Van der Schoot die de bejegening van [slachtoffer 1] op het beeldmateriaal interpreteert als een ernstige vorm van fysieke en emotionele mishandeling. [37] Ook ziet de deskundige bij [slachtoffer 1] symptomen van een posttraumatische stressstoornis en kenmerken van een verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling.
Ten aanzien van feit 3 (in hulpeloze toestand laten):
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 7 februari 2015 tot en met 16 februari 2015 heeft nagelaten passende medische zorg in te roepen terwijl de fysieke toestand van [slachtoffer 1] in die periode verslechterde en aldus [slachtoffer 1] in een hulpeloze toestand heeft gebracht en gelaten. Op 7 februari 2015 is [slachtoffer 1] van de trap gevallen, waarbij zij onder meer een schaafwond opliep. [38] Verdachte heeft de schrammen op de rug van [slachtoffer 1] opgelopen door de val van de trap gezien en [slachtoffer 1] zei bij die gelegenheid tegen verdachte dat zij pijn in haar rug had. [39] Verdachte heeft vervolgens niets gedaan. Verdachte heeft ook verklaard dat hij die donderdag door had dat [slachtoffer 1] slap was en zwakker dan anders. [40] [medeverdachte] heeft [slachtoffer 1] op donderdag 12 februari 2015 ziek gemeld bij school omdat zij zo wankel was. [41] Ter terechtzitting is het filmpje bekeken dat medeverdachte op 13 februari 2015 van [slachtoffer 1] heeft gemaakt, waarop de rechtbank heeft waargenomen dat [slachtoffer 1] zeer beefde en toonde als ernstig ziek. [42] Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij en medeverdachte misschien de verkeerde beslissing hebben genomen door donderdag niet met [slachtoffer 1] naar het ziekenhuis te gaan. [43] Verdachte had naar het oordeel van de rechtbank na de valpartij medische hulp moeten inroepen, te meer toen hij op donderdag zag dat [slachtoffer 1] slap en zwakker dan anders was. Door dit na te laten heeft verdachte [slachtoffer 1] in een hulpeloze toestand gelaten. Dat naar zeggen van verdachte zijn vrouw doorgaans de zorgtaken op zich nam, doet aan het voorgaande niet af.
Medeplegen?
Het vorenoverwogene ziet uitsluitend op het handelen van verdachte. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte in bewuste nauwe samenwerking met [medeverdachte] [slachtoffer 1] in een hulpeloze toestand heeft gebracht en gelaten.
Ten aanzien van feit 4 (mishandeling van [slachtoffer 2] in de periode 2010-2015):
De rechtbank komt ten slotte tot een bewezenverklaring van hetgeen verdachte onder feit 4 ten laste is gelegd, namelijk dat verdachte samen met [medeverdachte] [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem geruime tijd in een korte broek buiten te zetten terwijl de buitentemperatuur tussen de 0 en 8 dragen Celsius was, door zijn mond met ducttape af te plakken, door hem te dwingen zijn plas op te houden en door hem geruime tijd (uren) in zijn kamer op te sluiten, zodat hij niet naar het toilet kon.
Geruime tijd in een korte broek buiten gezet terwijl de buitentemperatuur tussen de 0 en 8 dragen Celsius was/zijn mond met ducttape afgeplakt
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat het tape plakken op zijn mond een aantal keer is gebeurd en dat papa of [betrokkene 7] dat deed. [44] [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte de tape heeft geplakt en dat het kan zijn dat zij het zelf ook een keer heeft gedaan toen de tape was losgegaan. [45] Door buurman [getuige 11] is [slachtoffer 2] , in korte broek terwijl het hartje winter was, in de tuin gezien met ducttape op zijn mond; hij heeft ook een foto van [slachtoffer 2] gemaakt. [46] Uit onderzoek blijkt dat het de dag van het maken van de foto van [slachtoffer 2] maximaal 7,5º C is geweest. [47]
Gedwongen zijn plas op te houden en ervan weerhouden naar het toilet te gaan
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij ’s nachts niet naar de wc kon omdat de deur van zijn kamer door [medeverdachte] op slot was gedraaid; als hij moest poepen, dan poepte hij op de grond. [48] Ook verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 2] niet naar de wc kon omdat zijn slaapkamerdeur op slot zat hetgeen past bij de verklaring van medeverdachte. [49] Over het door haar opgenomen filmpje waarin [slachtoffer 2] niet naar de wc mocht heeft [medeverdachte] verklaard dat zij dit deed om zijn blaas te trainen. [50] Ook heeft zij verklaard dat [slachtoffer 2] vaak gefrustreerd was dat hij niet naar de wc mocht. [51]
Ten aanzien van feit 5:
De rechtbank overweegt dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich aan het onder 5 ten laste gelegde feit schuldig heeft gemaakt, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Nu de raadsman en de officier van justitie zich beiden op het standpunt hebben gesteld dat vrijspraak ten aanzien van dit feit moet volgen, behoeft dit onderdeel geen nadere motivering.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
Feit 1.
subsidiair
in de periode van 12 februari 2015 tot en met 13 februari 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, althans in Nederland, zijn kind, te weten [slachtoffer 1] , opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte met dat opzet die [slachtoffer 1]
- ( (terwijl die [slachtoffer 1] ernstig verzwakt was) rondjes laten lopen om de vrachtwagen op een ongelijke met stenen bezaaide bodem waarbij zij ten val is gekomen
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen;
Feit 2.
in de periode van 1 juni 2013 tot en met 6 februari 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, tezamen en in vereniging met een ander, zijn kind, te weten [slachtoffer 1] , opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte en zijn mededader met dat opzet die [slachtoffer 1]
  • laten fietsen terwijl die [slachtoffer 1] verzwakt was en
  • gekleineerd en denigrerend toegesproken en
  • opgesloten in een kamer en
  • gedwongen haar behoefte te doen in een kamer waarin die [slachtoffer 1] was opgesloten,
waardoor bij die [slachtoffer 1] een hevige onlust veroorzakende lichamelijke en of geestelijke gewaarwording en ongemak is veroorzaakt;
Feit 3.
in de periode van 7 februari 2015 tot en met 16 februari 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, opzettelijk als vader van [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag 2] 2002), tot wiens onderhoud
enverzorging hij (als haar vader) krachtens wet verplicht was, die [slachtoffer 1] in een hulpeloze toestand heeft gebracht of gelaten, door met dat opzet na te laten ten behoeve van de gezondheid van die [slachtoffer 1] tijdig
- passende medische zorg in te roepen,
terwijl de lichamelijke toestand van [slachtoffer 1] verder verslechterde waardoor die [slachtoffer 1] in een hulpeloze toestand werd gebracht dan wel gelaten;
Feit 4.
in de periode van 1 februari 2010 tot en met 31 januari 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, tezamen en in vereniging met een ander, zijn kind, te weten [slachtoffer 2] , geboren [geboortedag 3] 2000, opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte en zijn mededader met dat opzet die [slachtoffer 2]
  • geruime tijd in een korte broek buiten gezet, terwijl de buitentemperatuur tussen de 0 en 8 graden Celsius was en
  • zijn mond met (duct)tape afgeplakt en
  • (minutenlang) gedwongen zijn plas op te houden
kunnen gaan en
- geruime tijd in zijn kamer opgesloten, zodat hij niet naar het toilet kon gaan
waardoor
bijdie [slachtoffer 2] een hevige onlust veroorzakende lichamelijke gewaarwording is veroorzaakt.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1 subsidiair, 2 en 4:
mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
t.a.v. feit 3:
het opzettelijk in hulpeloze toestand brengen en laten van iemand tot wier onderhoud en verzorging hij krachtens wet verplicht is.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar. De officier van justitie acht groot gevaar voor recidive aanwezig.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie inhoudende het opleggen van zeven jaar gevangenisstraf buitenproportioneel hoog is gelet op hetgeen doorgaans in zaken van kindermishandeling wordt opgelegd. Tevens acht de raadsman geen recidivegevaar aanwezig.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zijn kinderen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , die reeds een ‘vechtscheiding’ hebben moeten doorstaan, mishandeld. Naast fysieke mishandelingen van beide kinderen heeft verdachte [slachtoffer 1] gekleineerd en gedenigreerd. Kindermishandeling is een zeer ernstige vorm van mishandeling. Daarnaast heeft verdachte nagelaten medische zorg in te roepen voor [slachtoffer 1] , terwijl haar lichamelijke conditie zeer zorgelijk was. Hoewel verdachte uiteindelijk niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de levensbedreigende onderkoeling van [slachtoffer 1] acht de rechtbank hetgeen verdachte zijn beide kinderen heeft aangedaan zeer laakbaar. Verdachte zou als vader juist degene moeten zijn die zijn kinderen een veilige en geborgen omgeving biedt waarin zij zonder angst en spanningen kunnen opgroeien. Verdachte is in zijn rol als vader ernstig tekortgeschoten. Dat het nu goed gaat met de kinderen – in weerwil van de afschuwelijke thuissituatie waarin zij zich door toedoen van verdachte en de [medeverdachte] jarenlang hebben bevonden – is vooral te danken aan de veerkracht van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat [medeverdachte] de gang van zaken in het gezin bepaalde – waarin verdachte schijnbaar zonder zelf veel na te denken meeging – doch dit kan nimmer het op deze ernstige wijze verwaarlozen van zijn zorgtaken rechtvaardigen. Tevens kan de betrokkenheid van hulpverleners bij het gezin nooit afdoen aan de eigen zorgplicht van de ouders.
Deze zaak heeft niet alleen de directe slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] getroffen, maar heeft ook grote gevolgen gehad voor de biologische moeder van de kinderen, die geconfronteerd werd met de situatie dat haar dochter dreigde te overlijden. Ook in de maatschappij roepen dergelijke feiten gevoelens van afschuw, onbegrip en geschoktheid op.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van:
  • het strafblad van verdachte d.d. 25 februari 2015 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit;
  • het Pro Justitia-rapport d.d. 11 mei 2015, opgemaakt en ondertekend door
Dr. R.A.R. Bullens;
  • de Pro Justitia-persoonlijkheidsrapportage d.d. 23 februari 2016, opgemaakt en ondertekend door P.G. Smits, psycholoog, en A.E. Grochowska, psychiater, opgemaakt naar aanleiding van de opname van verdachte in het Pieter Baan Centrum (PBC);
  • de reclasseringsrapportage d.d. 1 maart 2016.
Rapporteur Bullens concludeert dat verdachte op zwakbegaafd niveau functioneert en een (zeer) beperkte emotionele diepgang heeft. Verdachte imponeert als onrijp/onvolwassen. De indruk is dat verdachte niet weet hoe hij zijn kinderen affectie moet tonen. De beperkingen van verdachte op cognitief, sociaal en emotioneel vlak hebben bijgedragen aan de ontstane gezinsinteracties. Gelet op de ontkennende houding van verdachte heeft de rapporteur zich onthouden van het geven van advies over de mate van toerekeningsvatbaarheid. De rapporteur acht – indien de kinderen ooit weer bij de ouders gaan wonen – intensieve gezinsbegeleiding en individuele opvoedbegeleiding geïndiceerd, naast individuele begeleiding voor verdachte om te werken aan het versterken van zijn probleemoplossende vaardigheden.
Uit de PBC-rapportage komt – kort samengevat – naar voren dat er geen persoonlijkheidsstoornis bij verdachte is vastgesteld. Door zijn beperkte verbale cognitieve capaciteiten en emotionele tekorten is verdachte minder goed in staat zich te verplaatsen in anderen en af te stemmen op het gedrag van anderen. Hij heeft moeite om affectieve behoeften van een ander te herkennen. Er zijn geen aanwijzingen voor agressieregulatieproblemen noch voor sadisme. In bepaalde periodes waarin hij emotioneel onder druk stond, is er (kortdurend) sprake geweest van aanpassingsproblemen en verminderde ‘coping’. Er zijn onvoldoende gronden om de aanwezigheid van een ziekelijke stoornis dan wel gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens vast te stellen. Geadviseerd wordt hem als volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De reclassering adviseert verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Wanneer verdachte in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling zal de reclassering in samenwerking met Jeugdbescherming een plan van aanpak opstellen.
Afdoening
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf. De rechtbank zal evenwel een beduidend lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat verdachte zal worden vrijgesproken van het meest ernstige verwijt van de tenlastelegging, namelijk de poging tot doodslag. Ook acht de rechtbank de gedragingen die hebben geleid tot het zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 1] niet aan verdachte te wijten. De rechtbank acht het recidivegevaar minder groot dan de officier van justitie nu de door verdachte gepleegde delicten sterk samenhangen met de aanwezigheid van [medeverdachte] en het in huis wonen van de kinderen. Zijn kinderen zijn momenteel uit huis geplaatst en zullen naar verwachting niet op korte termijn weer bij verdachte inwonen. De rechtbank acht het, ook gelet op de strafmaat in enigszins vergelijkbare zaken van kindermishandeling, niet opportuun dat verdachte nog langdurig gedetineerd blijft. Nu het leven van verdachte ernstig is ontwricht, gaat de rechtbank er van uit dat verdachte in het kader van voorwaarden te verbinden aan een invrijheidstelling zal worden begeleid bij zijn terugkeer in de maatschappij.

7.De vordering van de benadeelde partij

[betrokkene 1] , biologische moeder en wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , heeft zich voorafgaande aan het onderzoek op de zitting, als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Namens haar heeft mr. M.J. Snijder, advocaat te Alphen aan den Rijn, ter terechtzitting van 2 maart 2016 de vordering mondeling toegelicht.
Mr. Snijder heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat de vordering namens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is ingediend en dat verdachte, al is hij ook wettelijk vertegenwoordiger van de kinderen, geen belang heeft bij de vordering.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in haar geheel – hoofdelijk – toewijsbaar is.
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en heeft daartoe aangevoerd dat de kinderen niet op de hoogte zijn van de vordering die is ingediend en [betrokkene 1] in rechte niet alleen namens de kinderen kan optreden, zeker niet tegen de andere wettelijk vertegenwoordiger.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de benadeelde partij niet in haar vordering worden ontvangen. Door de benadeelde partij is geen onderbouwing overgelegd waaruit blijkt dat [betrokkene 1] de enig wettelijk vertegenwoordiger is van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ; voor zover de rechtbank bekend, is ook verdachte (tevens) wettelijk vertegenwoordiger van de kinderen. De stelling van de advocaat van de benadeelde partij inhoudende dat verdachte geen belang zou hebben bij de vordering, volgt de rechtbank niet nu verdachte gehouden moet worden voor een ouder bij wie mede het gezag berust en de vordering mede tegen voornoemde verdachte is gericht. Dat verdachte toestemming heeft gegeven voor het indienen van de vordering namens de kinderen is de rechtbank niet gebleken. Waarom in deze situatie van tegenstrijdig belang tussen beide verzorgende ouders en de kinderen, de benoeming van een bijzonder curator niet is overwogen heeft de raadsvrouw onvoldoende inzichtelijk gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op deze onduidelijkheden, de vordering niet van eenvoudige aard is. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering aangezien de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de rechtbank de kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt zal compenseren door te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 57, 255, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
t.a.v. feit 1 subsidiair, 2 en 4:
mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
t.a.v. feit 3:
het opzettelijk in hulpeloze toestand brengen en laten van iemand tot wier onderhoud en verzorging hij krachtens wet verplicht is;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
de vordering van de benadeelde partij;
bepaalt dat de vordering ingediend door [betrokkene 1] niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, voorzitter,
mr. R.G.C. Veneman, rechter,
mr. M.M. Dolman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 maart 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer DHRAB15401, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 2522).
2.De verklaring van [medeverdachte] afgelegd ter terechtzitting van 2 maart 2016, voor zover inhoudende “Ik was de stiefmoeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ze zijn een week voor de geboorte van mijn jongste zoon, in april 2011, volledig bij ons in huis geplaatst”.
3.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 51
4.Proces-verbaal bevindingen (uitluisteren meldkamer gesprek), p. 136-140
5.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 854
6.Proces-verbaal van verhoor [getuige 4] , p. 159 en proces-verbaal van verhoor [getuige 5] , p. 150
7.NFI rapportage (medisch-forensisch onderzoek) d.d. 28 oktober 2015, opgesteld en ondertekend door W.A. Karst, forensisch arts KNMG, p. 7
8.TNO-rapportage d.d. september 2015, opgesteld door Prof. Dr. H.A.M. Daanen, p. 5.
9.TNO-rapportage d.d. september 2015, opgesteld door Prof. Dr. H.A.M. Daanen, p. 9
10.Rapportage ‘beantwoording aanvullende vragen’ d.d. 20 januari 2016, opgesteld door Prof. Dr. H.A.M. Daanen en Drs. W.A. Karst.
11.TNO-rapportage d.d. september 2015, opgesteld door Prof. Dr. H.A.M. Daanen, p. 8.
12.Hier wordt als ondergrens voor bewustzijn van uitgegaan in het Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van vermoeden van mishandeling van een minderjarige door het NFI d.d. 28 oktober 2015, p. 15.
13.TNO-rapportage d.d. september 2015, opgesteld door Prof. Dr. H.A.M. Daanen, p. 8.
14.TNO-rapportage d.d. september 2015, opgesteld door Prof. Dr. H.A.M. Daanen, p. 8
15.Proces-verbaal 112 melding vd trapgeluiden [adres] , p. 1445
16.Proces-verbaal verhoor [getuige 4] , p. 159
17.Proces-verbaal verhoor getuige (anoniem), p. 460
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 274 en proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 518
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 518
20.NFI-rapportage ‘medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van vermoeden van mishandeling van een minderjarige’ d.d. 28 oktober 2015, opgesteld en ondertekend door W.A. Karst, forensisch arts KNMG
21.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte, p. 53
22.Proces-verbaal van verhoor [Getuige 6] , p. 690
23.Proces-verbaal van verhoor [getuige 7] , p. 261 en proces-verbaal van verhoor getuige
24.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 515-516
25.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte, p. 739
26.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 343
27.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 695 en proces-verbaal van verhoor [getuige 3] , p. 701
28.De verklaring van medeverdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 maart 2016, voor zover inhoudende “We zijn naar Duinrell geweest, we zijn naar de uitkijktoren geweest”.
29.Filmpje van compilatie-cdrom
30.Proces-verbaal verhoor medeverdachte, p. 825
31.Compilatie-cdrom en proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 829
32.Compilatie-cdrom en proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 829
33.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 519-520
34.Proces-verbaal van verhoor [getuige 9] , p. 1097
35.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte, p. 746
36.Proces-verbaal van (studio)verhoor [getuige 10] , p. 897
37.Rapportage inzake onderzoek naar [slachtoffer 1] d.d. 19 augustus 2015, opgesteld en ondertekend door Dr. T.A.W. van der Schoot, p. 8
38.De verklaring door medeverdachte ter terechtzitting van 2 maart 2016 afgelegd, voor zover inhoudende: “ [slachtoffer 1] is van de trap gevallen, ze kreeg een schaafwond en een wondje aan haar teen. Dat was op 7 februari 2015, ja”.
39.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 513
40.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 516
41.De verklaring door medeverdachte ter terechtzitting van 2 maart 2016 afgelegd, voor zover inhoudende: “Donderdag heb ik [slachtoffer 1] ziek gemeld omdat ze zo wankel was”.
42.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 maart 2016, voor zover inhoudende ‘Ik heb het filmpje op vrijdag 13 februari 2015 gemaakt ja’ en de eigen waarneming van de rechtbank welke ter terechtzitting van 2 maart 2016 is geschied van de filmpjes op de compilatiecd-rom, welke cd-rom is toegevoegd aan het dossier
43.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1379
44.Proces-verbaal van verhoor (studioverhoor) [slachtoffer 2] , p. 551
45.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte, p. 741
46.Proces-verbaal van verhoor [getuige 11] , p. 187
47.Proces-verbaal van bevindingen, p. 146-147
48.Proces-verbaal van verhoor (studioverhoor) [slachtoffer 2] , p. 551
49.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 351 en proces-verbaal verhoor medeverdachte, p. 819
50.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte, p. 814
51.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte, p. 815