ECLI:NL:RBDHA:2016:2748

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 maart 2016
Publicatiedatum
16 maart 2016
Zaaknummer
09/857113-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van minderjarigen met zwaar lichamelijk letsel en opzettelijk in hulpeloze toestand brengen

Op 16 maart 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van haar stiefkinderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte [slachtoffer 1] opzettelijk in een onverwarmde ruimte heeft laten slapen, waardoor zij ernstige onderkoeling en een hartstilstand opliep. De verdachte had nagelaten om tijdig medische hulp in te schakelen, ondanks dat de gezondheid van [slachtoffer 1] verslechterde. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] in een hulpeloze toestand heeft gebracht en haar zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door haar in de kou te laten slapen zonder voldoende dekens.

Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het mishandelen van [slachtoffer 2] door hem in een korte broek buiten te zetten in koude omstandigheden en hem te dwingen zijn plas op te houden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag, maar achtte de mishandeling van beide kinderen bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers, die door de verdachte als tweederangs kinderen werden behandeld. De rechtbank benadrukte dat kinderen altijd recht hebben op bescherming en geborgenheid.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/857113-15
Datum uitspraak: 16 maart 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres 1] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Utrecht, HvB Nieuwersluis, te Nieuwersluis.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 28 mei 2015, 25 augustus 2015,
4 november 2015, 12 januari 2016 (steeds pro forma) en 2 maart 2016 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N.J.P. Coenen en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. B. Klunder, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 2 maart 2016 - ten laste gelegd dat:
Feit 1.
zij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 7 februari 2015 tot en met 16 februari 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1]
(geboren [geboortedag slachtoffer 1] 2002) van het leven te beroven, met dat
opzet die [slachtoffer 1] (terwijl die [slachtoffer 1] (reeds) een fysiek slechte conditie had) die [slachtoffer 1]
  • in koude weersomstandighedenheeft laten fietsen terwijl die [slachtoffer 1] duizelig was en zij
    meermalenmet haar fiets ten val kwam en/of
  • onder een
  • in een
  • in een onverwarmde
  • op een
  • met een geopend raam heeft laten slapen (terwijl het buiten vroor althans
(zeer
)koud was) en/of
- gedurende geruime tijd, zonder voldoende warme kleding, buiten de woning in
de kou heeft gezet en/of heeft laten staan en/of heeft laten lopen
waardoor zij
, die [slachtoffer 1] ,in een toestand van ernstige onderkoeling en/of levensbedreigende onderkoeling is gekomen waarbij de laagst gemeten lichaamstemperatuur 22,6 graden Celsius was terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid:
en/of
zij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van
7 februari 2015tot en met 16 februari 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, aan een kind over wie zij het gezag uitoefende en/of een kind dat zij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot haar gezin, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag slachtoffer 1] 2002 opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (te weten ernstige onderkoeling en/of een hartstilstand en/of een comateuze toestand en/of (meerdere) hematomen
, waaronder een subgaleaal hematoom)
immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader met dat opzet meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] onder meer:
  • van de trap laten vallen en/of
  • laten fietsen terwijl die [slachtoffer 1] duizelig was en zij
  • onder een
  • in een
  • in een onverwarmde
  • op een
  • met een geopend raam laten slapen (terwijl het buiten vroor althans
koud was) en/of gedurende geruime tijd, zonder voldoende warme kleding, buiten de woning in de kou gezet en/of laten staan en/of laten lopen en/of
- ( (terwijl die [slachtoffer 1] ernstig verzwakt was) haar rondjes laten lopen
om de vrachtwagenop een ongelijke met stenen bezaaide bodem waarbij zij meermalen ten val is gekomen
waardoor zij
, die [slachtoffer 1] ,in een toestand van ernstige onderkoeling en/of een comateuze toestand is gekomen en/of zij een hartstilstand heeft gekregen
en/of een subgaleaal hematoom heeft opgelopen en/of een blijvend litteken op haar borstkas,
(meer) subsidiair
zij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van
7 februari 2015tot en met 16 februari 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een kind over wie zij het gezag uitoefende en/of een kind dat zij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot haar gezin, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag slachtoffer 1] 2002 opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader met dat opzet meermalen, althans eenmaal, die
[slachtoffer 1]
  • van de trap laten vallen en/of
  • laten fietsen terwijl die [slachtoffer 1] duizelig was en zij
  • laten slaan en/of schoppen door
  • onder een
  • in een
  • in een onverwarmde
  • op een
  • met een geopend raam laten slapen (terwijl het buiten vroor althans
koud was) en/of gedurende geruime tijd, zonder voldoende warme kleding, buiten de woning in de kou gezet en/of laten staan en/of laten lopen en/of
- ( (terwijl die [slachtoffer 1] ernstig verzwakt was) haar rondjes laten lopen
om de vrachtwagenop een ongelijke met stenen bezaaide bodem waarbij zij meermalen ten val is gekomen
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1]
zwaar lichamelijkletsel heeft
opgelopen, (te weten ernstige onderkoeling en/of een hartstilstand en/of een comateuze toestand en/of (meerdere) hematomen,
waaronder een subgaleaal hematoom, en/of opgezwollen benen), althans pijn en/of letsel heeft bekomen;
Feit 2.
zij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 juni 2013 tot en met 6 februari 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, telkens een kind over wie zij het gezag uitoefende en/of een kind dat zij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot haar gezin, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag slachtoffer 1] 2002 opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader met dat opzet meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] onder meer
  • laten fietsen terwijl die [slachtoffer 1] verzwakt was en/of
  • in de kou laten slapen en/of zonder (voldoende) beddengoed en/of dekens
laten slapen en/of
- gedurende geruime tijd, zonder voldoende warme kleding, buiten de woning in
de kou gezet en/of
- gedwongen vieze en/of te koude en/of te hete voeding en/of voeding waarin
braaksel terecht was gekomen
te etenen/of
  • andere niet voor consumptie bestemde stoffen/vloeistoffen (bijvoorbeeld urine) te drinken en/of
  • (stelselmatig
    )gekleineerd en/of denigrerend toegesproken en/of
  • opgesloten
  • gedwongen haar behoefte te doen in een kamer waarin die [slachtoffer 1] was opgesloten,
waardoor bij die [slachtoffer 1] een hevige onlust veroorzakende lichamelijke en of
geestelijke gewaarwording en/of ongemak is veroorzaakt;
Feit 3.
zij op
één of meer tijdstippenin of omstreeks de periode van 1 juni 2013 tot en met 16 februari 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
opzettelijkals stiefmoeder van [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag slachtoffer 1] -2002), tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij (als haar stiefmoeder) krachtens wet of overeenkomst verplicht was, die
[slachtoffer 1] meermalen (telkens) in een hulpeloze toestand heeft gebracht of gelaten,
door met dat opzet na te laten ten behoeve van de gezondheid van die [slachtoffer 1] (tijdig) die [slachtoffer 1]
  • goed
  • op te warmen en/of
  • passende medische zorg in te roepen,
terwijl de lichamelijke toestand van [slachtoffer 1]
(steeds
)verder verslechterde waardoor die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en/of is toegebracht,
waardoor die [slachtoffer 1] in een hulpeloze toestand werd gebracht dan wel gelaten,te weten ernstige onderkoeling en/of een hartstilstand en/of het geraken in een comateuze toestand
Feit 4.
zij op
één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 februari 2010 tot en met 31 januari 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, telkens een kind over wie zij het gezag uitoefende en/of een kind dat zij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot haar gezin, te weten [slachtoffer 2] (roepnaam [slachtoffer 2] ), geboren [geboortedag slachtoffer 2] 2000, opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader met dat opzet meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 2] onder meer
  • geruime tijd (gedurende enkele uren)in een korte broek
    (althans onvoldoende warme kleding)buiten gezet, terwijl de buitentemperatuur tussen de 0 en 8 graden Celsius was en/of
  • zijn mond met (duct)tape afgeplakt en/of
  • (minutenlang) gedwongen zijn plas op te houden,
zin werd gefilmd
), althans die [slachtoffer 2] ervan weerhouden naar het toilet te
kunnen gaan en/of
  • buiten (in de kou) laten slapen
  • geruime tijd (gedurende enkele uren)in zijn kamer op
    gesloten, zodat hij niet naar het toilet kon gaan en/of
  • (stelselmatig
    )gekleineerd en/of denigrerend toegesproken
waardoor die [slachtoffer 2] pijn en/of letsel heeft bekomen en/of een hevige onlust
veroorzakende lichamelijke gewaarwording is veroorzaakt;
Feit 5.
zij in of omstreeks de periode van 1 februari 2010 t/m 31 januari 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem en/of Noordwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, als
stiefmoeder van [slachtoffer 2] (roepnaam [slachtoffer 2] , geboren [geboortedag slachtoffer 2] -2000), tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij (als zijn stiefmoeder) krachtens wet of overeenkomst verplicht was, in een hulpeloze
toestand heeft gebracht of gelaten, door met dat opzet:
tegen diverse hulpverlenende instanties te zeggen dat die [slachtoffer 2] thuis niet te
handhaven is, omdat
- die [slachtoffer 2] met opzet in zijn broek plast en/of poept en/of
- die [slachtoffer 2] op zijn kamer plast en/of poept en/of
- die [slachtoffer 2] 's nachts zijn huisgenoten wakker houdt, omdat hij door het huis
spookt en/of
- die [slachtoffer 2] seksueel grensoverschrijdend gedrag vertoont in de richting van de
andere in huis aanwezige kinderen en/of
- die [slachtoffer 2] volgens verdachte autistisch zou zijn en/of ADHD zou hebben en/of
- die [slachtoffer 2] verstandelijk beperkt dan wel zwakbegaafd zou zijn,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] in een instelling voor verstandelijk beperkte
jongeren is geplaatst, terwijl van de bovengenoemde feiten en/of omstandigheden niet is gebleken.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Ter zake van feit 5 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich in haar schriftelijke pleitnotities – die hier verkort zijn weergegeven – op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van hetgeen haar ten laste is gelegd. Het wettig en overtuigend bewijs daarvan ontbreekt, aldus de raadsvrouw.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor beantwoording van de bewijsvraag.
Verdachte is getrouwd met [medeverdachte] . Zij woonden samen op [adres 1] . Sinds april 2011 woonden de kinderen van [medeverdachte] uit zijn huwelijk met [betrokkene] , genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , fulltime bij hen in. [2] [slachtoffer 2] is in oktober 2014 uit huis geplaatst. Sinds eind januari 2015 kwam [slachtoffer 2] in de weekenden niet meer thuis. [3]
Op 16 februari 2015 belde verdachte naar het alarmnummer 112. [4] Zij vroeg om een ambulance voor [slachtoffer 1] die volgens haar nauwelijks meer leek te ademen. Ook [medeverdachte] was op dat moment in de woning bij [slachtoffer 1] aanwezig. [5] De verpleegkundigen en de arts die naar de woning kwamen, troffen een lijkbleek meisje dat geen tekenen van leven meer vertoonde en zijn overgegaan tot reanimatie, die tijdens het vervoer naar het ziekenhuis (LUMC) is voortgezet. [6] Diezelfde dag is [slachtoffer 1] opgenomen in het LUMC. [7] Op de eerste hulp is haar temperatuur opgemeten die 23º C bedroeg. [8] Omdat geen hartslag werd waargenomen is haar borstkas geopend en is [slachtoffer 1] aangesloten op een hart-longmachine. Vervolgens is [slachtoffer 1] drie dagen in coma gehouden.
Ten aanzien van feit 1 (poging tot doodslag en/of (zware) mishandeling)
De vraag die door de rechtbank moet worden beantwoord is of verdachte opzet had op het in toestand van onderkoeling brengen van [slachtoffer 1] , welke onderkoeling zonder medisch ingrijpen met een langdurige reanimatie en een operatieve ingreep met aansluiting op de hart-longmachine, tot haar overlijden dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft geleid zou hebben geleid.
Standpunt officier van justitie
Volgens de officier van justitie heeft verdachte het voorwaardelijk opzet gehad op de dood van [slachtoffer 1] . Hoewel niet is vast te stellen waar [slachtoffer 1] de nacht heeft doorgebracht, valt volgens de officier van justitie met zekerheid vast te stellen dat de omstandigheden waaronder [slachtoffer 1] de nacht doorbracht, meebrachten dat de ruimte waar zij verbleef veel te koud was. Volgens de officier van justitie heeft ook het [slachtoffer 1] de kou insturen met onvoldoende warme kleding in de week voorafgaand aan 16 februari 2015 en het te koud laten douchen van [slachtoffer 1] op de avond van 15 februari 2015 bijgedragen aan de opgetreden onderkoeling van [slachtoffer 1] .
Scenario geschetst door verdachte
Volgens verdachte heeft zij [slachtoffer 1] de avond van 15 februari 2015 niet onder een koude douche gezet en is [slachtoffer 1] , gekleed in pyjama, sokken en een fleecevest en toegedekt met twee dekbedden, gaan slapen in het kleine kamertje op de eerste verdieping, waarvan het raam gesloten was. Verdachte heeft (onder andere) ter terechtzitting verklaard dat ze de ochtend van 16 februari 2015 nog heeft gepraat met [slachtoffer 1] en dat [slachtoffer 1] die ochtend aanvankelijk nog toegedekt op bed lag. [medeverdachte] heeft verklaard [slachtoffer 1] die ochtend te hebben horen praten.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft, samengevat, betoogd dat verdachte nooit de bedoeling heeft gehad [slachtoffer 1] van het leven te beroven noch om haar (zwaar) lichamelijk letsel toe te brengen. De opgetreden onderkoeling is het gevolg van een zeer ongelukkige samenloop van omstandigheden. Volgens de raadsvrouw hebben het in bed plassen door [slachtoffer 1] , haar coeliakie, en het door de deskundige beschreven fenomeen van ‘paradoxical undressing’ invloed gehad op de afkoeling van [slachtoffer 1] . Het is bovendien niet uit te sluiten dat een persoon bij een lichaamstemperatuur van 28º C, mogelijk zelfs nog lager, nog bij bewustzijn is. Dat [slachtoffer 1] in de ochtend nog heeft gecommuniceerd, valt dan ook niet uit te sluiten.
Oordeel rechtbank
In het scenario van verdachte en verdediging staat centraal dat [slachtoffer 1] in de avond van
15 februari 2015 te slapen is gelegd met voldoende nachtkleding, voldoende toegedekt in een slaapkamertje op de eerste verdieping van een verwarmd huis, op nachttemperatuur. In de vroege ochtend voelde [slachtoffer 1] zich koud maar was wel communicabel.
Naar oordeel van de rechtbank kan dat scenario niet als waar worden aanvaard, omdat in dat scenario niet kan worden verklaard dat [slachtoffer 1] rond half tien in de ochtend werd gevonden, bewusteloos, met een hartstilstand en een lichaamstemperatuur van 23º C. In het navolgende licht de rechtbank dit oordeel toe. Bij de beoordeling is als uitgangspunt genomen dat [slachtoffer 1] op de avond van 15 februari 2015 nog (een stukje van) een hazelnootgebakje heeft gegeten waardoor het niet aannemelijk is dat haar kerntemperatuur bij het naar bed gaan die dag rond 21.30 uur lager dan 34º C is geweest. [9]
Volgens de deskundigen is het voorts zeer onwaarschijnlijk dat een persoon met de lichaamsbouw van [slachtoffer 1] met normale bedkleding en met een extra dekbedje en onder de omstandigheden als door verdachte geschetst (een slaapkamer op de eerste verdieping in een verwarmd huis waar rond elf uur naar nachttemperatuur wordt gegaan), ook indien wordt gerekend met een aanvankelijke ondertemperatuur van 34º C, in de ochtend een onder- temperatuur bereikt van 23º C. Uit het rapport van de deskundige Daanen kan worden opgemaakt dat het onwaarschijnlijk is dat [slachtoffer 1] gedurende de nacht met één of meer dekbedden is bedekt. Een kerntemperatuur van 23º C wordt volgens de deskundigen alleen gehaald als [slachtoffer 1] niet bedekt is geweest. [10]
Volgens deskundigen Daanen en Karst is voorts niet waarschijnlijk dat men bij volledig bewustzijn is als de kerntemperatuur van het lichaam minder dan 30º C bedraagt. [11] In aanmerking genomen dat maximaal 1 uur en 50 minuten verliepen tussen het moment waarop [slachtoffer 1] volgens verdachte zou hebben gezegd dat zij in haar broek geplast had en het moment waarop in het ziekenhuis werd vastgesteld dat haar kerntemperatuur 23 º C bedroeg, moet [slachtoffer 1] kerntemperatuur in die tijd met 7º C zijn gedaald. Een dergelijke daling van de lichaamstemperatuur is, behoudens het – zich hier niet voordoende geval dat iemand na fysieke inspanning in ijswater wordt gekoeld – bijzonder onwaarschijnlijk. [12] Dat geldt naar het oordeel van de rechtbank eveneens als wordt uitgegaan van een aanvangstemperatuur van 28º C [13] , waardoor in voornoemd tijdsverloop ‘slechts’ sprake is van een afkoeling van 5º C, nu een daling van 2º C per uur maximaal lijkt. [14] Ook om deze redenen is het door verdachte geschetste scenario inhoudende dat zij in de ochtend van
16 februari 2015 [slachtoffer 1] in haar bed gekleed en toegedekt in het kleine kamertje op de eerste verdieping heeft aangetroffen en dat zij nog met [slachtoffer 1] heeft gepraat, naar het oordeel van de rechtbank niet overeenkomstig de werkelijkheid.
De verdediging heeft verwezen naar de mogelijkheid dat het fenomeen van ‘paradoxical undressing’ zich heeft voorgedaan. Dit ziet op het verschijnsel dat personen, bijvoorbeeld in staat van verminderd bewustzijn door overmatig alcoholgebruik, vertoeven op een zo koude plaats dat zij in ondertemperatuur geraken. Bij kerntemperaturen rond 33º C kan het zich dan voordoen dat door ontregeling van het hersendeel dat de lichaamstemperatuur controleert een vals gevoel van warmte optreedt. In reactie daarop kleedt men zich dan uit of vermindert de thermische isolatie. [15]
Naar oordeel van de rechtbank is dit fenomeen niet relevant in het door verdachte geschetste scenario. Volgens verdachte heeft zij [slachtoffer 1] niet in een te koude ruimte te slapen gelegd. Bovendien was [slachtoffer 1] volgens verdachte zowel bij het wakker worden toen zij nog bij bewustzijn was en ook op het latere moment dat verdachte [slachtoffer 1] buiten bewustzijn en helemaal koud werd aangetroffen nog aangekleed en toegedekt. De ‘paradoxical undressing’ heeft zich dus niet voorgedaan en kan dan ook niet dienen als verklaring van de afkoeling van [slachtoffer 1] .
De verklaring van verdachte dat [slachtoffer 1] in haar slaapkamer onwel was geworden en dat zij haar samen met [medeverdachte] naar beneden heeft gedragen, vindt geen bevestiging in het dossier. Integendeel: waar te verwachten is dat bij het van boven naar beneden brengen van [slachtoffer 1] via de houten binnentrap woorden en geluiden te horen zijn, zijn deze bij de
112-melding niet te horen. [16] De rechtbank ziet dit als een extra aanwijzing dat verdachte en medeverdachte met betrekking tot het gebeuren en met name de plaats waar [slachtoffer 1] de nacht moest doorbrengen niet de waarheid verklaren.
Wat is er dan wel gebeurd?
Volgens één van de verpleegkundigen heeft verdachte voorts verklaard dat [slachtoffer 1] al beneden was toen zij onwel werd. Hij verklaarde als volgt: ‘De stiefmoeder vertelde mij: “We zaten eerst een lekker bakkie thee te doen. Toen plaste ze in haar broek. (…) Toen viel ze weg. [17] Eén van de verpleegkundigen heeft verklaard dat de huid van [slachtoffer 1] vuil was [18] , hetgeen minst genomen opmerkelijk is, nu zij kort na de douche de avond tevoren nog heeft gedronken en gegeten en vervolgens naar bed is gegaan.
Deze omstandigheden bevestigen naar het oordeel van de rechtbank het oordeel dat [slachtoffer 1] de nacht niet op haar kamer maar elders heeft doorgebracht. Waar dat wel is geweest, is niet komen vast te staan. Dat dat een onverwarmde, veel te koude ruimte is geweest wel. Dat volgt uit de toestand van [slachtoffer 1] de volgende ochtend. De rechtbank merkt op dat bij de woning wel een koude ruimte is aan te wijzen, namelijk de garage, niet verwarmd, voorzien van een open ventilatie van 400 cm2, in een nacht waar het tot vijf graden onder nul zou afkoelen.
Bij deze stand van zaken kan het niet anders zijn en acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] in een onverwarmde ruimte heeft laten slapen terwijl zij slapende in de kou onvoldoende beddengoed of dekens had om zich te verwarmen. De vraag is nu hoe dit feitelijk tussenoordeel doorwerkt in het onder 1 ten last gelegde.
Vrijspraak primair (poging tot doodslag en/of zware mishandeling)
Daarmee is de vraag aan de orde of verdachte met haar handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] het leven zou laten, althans zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Met andere woorden het gaat hier om de vraag of de (voorwaardelijke) opzet van verdachte was gericht op de mogelijke gevolgen. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Nu onvoldoende duidelijk is wat er in de avond en nacht van 15 februari 2015 en ochtend van 16 februari 2015 verdachte heeft bewogen, kan niet worden vastgesteld welke gevolgen zij aanvaard heeft.
Bewezenverklaring (meer) subsidiair (mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge)
Vast staat dat verdachte [slachtoffer 1] opzettelijk in een veel te koude ruimte de nacht heeft laten doorbrengen. Door dit (mis)handelen is zij afgekoeld tot een temperatuur van uiteindelijk 23º C. Door deze daling van de lichaamstemperatuur is [slachtoffer 1] bewusteloos geraakt met een hartstilstand, waarbij zij na medisch ingrijpen drie dagen later weer bij kennis kon worden gebracht. Het handelen heeft dan ook zwaar lichamelijk letsel ten gevolge gehad. Op grond hiervan acht de rechtbank bewezen hetgeen verdachte (meer) subsidiair ten laste is gelegd, namelijk de mishandeling van [slachtoffer 1] terwijl deze zwaar lichamelijk letsel tot gevolg had.
Partiële vrijspraak t.a.v. feitelijkheden
De rechtbank is van oordeel dat de overige onder (meer) subsidiair ten laste gelegde feitelijkheden niet bewezen kunnen worden verklaard, nu op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is komen vast te staan dat verdachte deze handelingen heeft verricht. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Verdachte ontkent deze handelingen te hebben verricht. De verklaring die [slachtoffer 1] stiefbroertje [naam 1] heeft gegeven over het laten slaan of schoppen van [slachtoffer 1] wordt niet door andere bewijsmiddelen ondersteund. Afgezien van een opmerking die een stiefbroer van [slachtoffer 1] over het van de trap vallen van [slachtoffer 1] tegen zijn pleegouders heeft gemaakt is er onvoldoende bewijs dat verdachte [slachtoffer 1] van de trap heeft laten vallen. Ook is er geen bewijs dat [slachtoffer 1] in een te koud bad is geplaatst of dat de douche waar [slachtoffer 1] zondagavond 15 februari 2015 onder is gezet te koud was. Getuige [getuige 1] die in de badkamer aanwezig was ten tijde van het douchen heeft niet gevoeld dat het douchewater (te) koud was. Ook acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte en/of haar [medeverdachte] [slachtoffer 1] op een nat matras lieten slapen. Ten slotte ontbreekt bewijs dat het raam van [slachtoffer 1] slaapkamer openstond. Hoewel de rechtbank het laten fietsen van [slachtoffer 1] door verdachte waarbij zij meermalen ten val kwam, wel bewezen acht, ziet zij geen causaal verband tussen het fietsen van [slachtoffer 1] en daarbij ten val komen en het zwaar lichamelijk letsel dat is opgetreden, namelijk de ernstige onderkoeling, de hartstilstand en de comateuze toestand.
Medeplegen?
[medeverdachte] was niet meer aanwezig toen [slachtoffer 1] naar bed is gebracht. Bij gebrek aan nauwe bewuste samenwerking tussen verdachte en haar [medeverdachte] acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bij dit feit niet bewezen.
Ten aanzien van feit 2 (mishandeling van [slachtoffer 1] in de periode 2013-2015):
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] [slachtoffer 1] in de ten laste gelegde periode heeft mishandeld door haar te laten fietsen terwijl zij verzwakt was, door haar te kleineren en denigrerend toe te spreken, door haar uren achtereen in een kamer op te sluiten en door haar te dwingen daar haar behoefte te doen.
Laten fietsen terwijl [slachtoffer 1] verzwakt was
Op 7 februari 2015 is [slachtoffer 1] thuis van de trap gevallen. Zij heeft daarbij zodanig letsel opgelopen aan de rug, hematomen en een grote schaafwond, dat op 16 februari de artsen van de eerste hulp dat meldden. Verdachte heeft [slachtoffer 1] op 8 februari 2015 naar de supermarkt in Roelofarendsveen laten fietsen. [19] Onderweg is [slachtoffer 1] gevallen en heeft zij een buurman, genaamd [getuige 2] , om hulp gevraagd omdat ze onder de modder zat. [getuige 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] verscheidene malen zei dat ze zo duizelig was en dat [slachtoffer 1] er ziek of zwak uitzag. [20] In de supermarkt werd [slachtoffer 1] door het personeel opgevangen omdat zij duizelig en erg bleek was. [slachtoffer 1] heeft daar verteld dat ze al twee keer gevallen was met de fiets. [21] In weerwil van dit heldere signaal over de verzwakte toestand van [slachtoffer 1] hebben verdachte en [medeverdachte] [slachtoffer 1] vanaf de supermarkt terug naar huis laten fietsen. [22]
Gekleineerd en denigrerend toegesproken
Dat [slachtoffer 1] gekleineerd is en denigrerend werd toegesproken volgt uit de verklaring van verdachte die aangeeft dat [medeverdachte] tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij alleen maar toiletjuf kon worden en dat verdachte ook weleens om deze opmerking heeft gelachen. [23] Ook [medeverdachte] heeft aangegeven deze opmerking te hebben gemaakt. [24] Door de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] is gezien dat verdachte [slachtoffer 1] tijdens een uitje naar Duinrell op 4 januari 2015 bij de uitkijktoren toeschreeuwde toen [slachtoffer 1] aan het huilen was en dat verdachte daarbij de huilgeluiden van [slachtoffer 1] nadeed. [25] Door verdachte is erkend dat het gezin naar Duinrell en bij de uitkijktoren is geweest. [26]
Bij de vertoning van met een telefoon opgenomen filmpjes ter terechtzitting heeft de rechtbank waargenomen dat op het filmpje opgenomen op 26 februari 2014 (met blauw beeld) [slachtoffer 1] wordt uitgescholden door verdachte. [27] Verdachte heeft erkend dit filmpje van [slachtoffer 1] te hebben opgenomen en te hebben gescholden tegen [slachtoffer 1] . [28] Op een ander filmpje door verdachte opgenomen hoort de rechtbank [medeverdachte] tegen [slachtoffer 1] zeggen: “Je bent minder dan een baby”. [29] Op hetzelfde filmpje zegt verdachte tegen [medeverdachte] over [slachtoffer 1] “Moet je die bek zien”. [30]
Opgesloten in een kamer/gedwongen haar behoefte te doen in een kamer waar [slachtoffer 1] was opgesloten
[medeverdachte] heeft verklaard dat de deur van [slachtoffer 1] kamer op de eerste verdieping op ‘mindere dagen’ door verdachte op slot werd gedaan en dat, toen [slachtoffer 1] nog op zolder sliep, een plank voor de trap werd gedaan. [31] Dit wordt ondersteund door de verklaring van oppas [getuige 6] die in december 2014 en januari 2015 een aantal keer bij het gezin heeft opgepast. Deze getuige heeft verklaard dat [slachtoffer 1] op het kleine kamertje sliep en opgesloten zat. [32] Ook verdachte heeft verklaard [slachtoffer 1] opgesloten te hebben toen [slachtoffer 1] op zolder sliep. [33] Stiefbroer [naam 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] op haar kamer moest plassen omdat de deur op slot zat. [34]
Gevolgen mishandeling
Het is vaste rechtspraak dat niet alleen het veroorzaken van pijn, maar ook het opwekken van een min of meer hevige onlust veroorzakende lichamelijke gewaarwording onder omstandigheden mishandeling kan opleveren. Naar het oordeel van de rechtbank moet ook de kleinerende en denigrerende bejegening van [slachtoffer 1] zoals die bewezen is verklaard als mishandeling worden gekwalificeerd, in aanmerking genomen de fysieke en mentale toestand waarin [slachtoffer 1] – mede door toedoen van verdachte – gebracht was. De bejegening van [slachtoffer 1] heeft onmiskenbaar ernstige schade toegebracht aan haar algeheel welzijn. De rechtbank heeft daarbij gelet op de conclusies van de deskundige Van der Schoot die de bejegening van [slachtoffer 1] op het beeldmateriaal interpreteert als een ernstige vorm van fysieke en emotionele mishandeling. [35] Ook ziet de deskundige bij [slachtoffer 1] symptomen van een posttraumatische stressstoornis en kenmerken van een verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling.
Ten aanzien van feit 3 (in hulpeloze toestand laten):
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 7 februari 2015 tot en met 16 februari 2015 heeft nagelaten passende medische zorg in te roepen terwijl de fysieke toestand van [slachtoffer 1] in die periode verslechterde en aldus [slachtoffer 1] in een hulpeloze toestand te hebben gebracht en gelaten. Op 7 februari 2015 is [slachtoffer 1] van de trap gevallen, waarbij zij onder meer een schaafwond opliep. [36] In de dagen die volgden ging de gezondheid van [slachtoffer 1] achteruit. Dit blijkt uit de verklaring van de juf van [slachtoffer 1] die zag dat op 10 februari 2015 [slachtoffer 1] erg wit zag en duizelig was. [37] Verdachte heeft [slachtoffer 1] op 12 februari 2015 ziekgemeld bij school omdat zij zo wankel was. [38] Ter terechtzitting is het filmpje bekeken dat verdachte op 13 februari 2015 van [slachtoffer 1] heeft gemaakt, waarop de rechtbank heeft waargenomen dat [slachtoffer 1] zeer beefde en toonde als ernstig ziek. [39] Dat verdachte wist dat het niet goed ging met [slachtoffer 1] blijkt ook uit het feit dat zij een foto van [slachtoffer 1] naar haar vriendin [naam 3] appte en daarbij aangaf dat het niet goed ging met [slachtoffer 1] . [40] Ter terechtzitting heeft verdachte erkend dat ze eigenlijk met [slachtoffer 1] naar de (huis)arts had moeten gaan. [41] Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte, in weerwil van de verslechterende fysieke conditie van [slachtoffer 1] , heeft nagelaten medische hulp in te schakelen.
Medeplegen?
Het vorenoverwogene ziet uitsluitend op het handelen van verdachte. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte in bewuste nauwe samenwerking met [medeverdachte] [slachtoffer 1] in een hulpeloze toestand heeft gebracht en gelaten.
Ten aanzien van feit 4 (mishandeling van [slachtoffer 2] in de periode 2010-2015):
De rechtbank komt tevens tot een bewezenverklaring van hetgeen verdachte onder feit 4 ten laste is gelegd, namelijk dat verdachte samen met [medeverdachte] [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem geruime tijd in een korte broek buiten te zetten terwijl de buitentemperatuur tussen de 0 en 8 graden was, door zijn mond met ducttape af te plakken, door hem te dwingen zijn plas op te houden en door hem geruime tijd (uren) in zijn kamer op te sluiten, zodat hij niet naar het toilet kon.
Geruime tijd in een korte broek buiten gezet terwijl de buitentemperatuur tussen de 0 en 8 dragen Celsius was/zijn mond met ducttape afgeplakt
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat het tape plakken op zijn mond een aantal keer is gebeurd en dat papa of [naam 4] dat deed. [42] Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] de tape heeft geplakt en dat het kan zijn dat zij het zelf ook een keer heeft gedaan toen de tape was losgegaan. [43] Door buurman [getuige 5] is [slachtoffer 2] , in korte broek terwijl het hartje winter was, in de tuin gezien met ducttape op zijn mond; hij heeft ook een foto van [slachtoffer 2] gemaakt. [44] Uit onderzoek blijkt dat het de dag van het maken van de foto van [slachtoffer 2] maximaal 7,5º C is geweest. [45]
Gedwongen zijn plas op te houden en ervan weerhouden naar het toilet te gaan
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij ’s nachts niet naar de wc kon omdat de deur van zijn kamer door verdachte op slot was gedraaid; als hij moest poepen, dan poepte hij op de grond. [46] Ook [medeverdachte] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] niet naar de wc kon omdat zijn slaapkamerdeur op slot zat hetgeen past bij de verklaring van verdachte. [47]
Over het door haar opgenomen filmpje waarin [slachtoffer 2] niet naar de wc mocht heeft verdachte verklaard dat zij dit deed om zijn blaas te trainen. [48] Ook heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer 2] vaak gefrustreerd was dat hij niet naar de wc mocht. [49]
Ten aanzien van feit 5:
De rechtbank overweegt dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich aan het onder 5 tenlastegelegde feit schuldig heeft gemaakt, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken. Nu de raadsvrouw en de officier van justitie zich beiden op het standpunt hebben gesteld dat vrijspraak ten aanzien van dit feit moet volgen, behoeft dit onderdeel geen nadere motivering.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat zij:
Feit 1 subsidiair
in de periode van 15 februari 2015 tot en met 16 februari 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, een kind dat zij verzorgde en opvoedde als behorend tot haar gezin, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag slachtoffer 1] opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft zij, verdachte met dat opzet die [slachtoffer 1]
- in een onverwarmde ruimte laten slapen terwijl zij slapende in de kou onvoldoende beddengoed of dekens had om zich te verwarmen
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten ernstige onderkoeling en een hartstilstand en een comateuze toestand;
Feit 2.
in de periode van 1 juni 2013 tot en met 6 februari 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, tezamen en in vereniging met een ander, een kind dat zij verzorgde en opvoedde als behorend tot haar gezin, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag slachtoffer 1] 2002 opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft zij, verdachte en haar mededader met dat opzet die [slachtoffer 1]
  • laten fietsen terwijl die [slachtoffer 1] verzwakt was en
  • gekleineerd en denigrerend toegesproken en
  • opgesloten in een kamer en
  • gedwongen haar behoefte te doen in een kamer waarin die [slachtoffer 1] was opgesloten,
waardoor bij die [slachtoffer 1] hevige onlust veroorzakende lichamelijke en of geestelijke gewaarwording en ongemak is veroorzaakt;
Feit 3.
in de periode van 7 februari 2015 tot en met 16 februari 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, opzettelijk als stiefmoeder van [slachtoffer 1] , tot wie
ronderhoud
enverzorging zij (als haar stiefmoeder) krachtens wet verplicht was, die [slachtoffer 1] in een hulpeloze toestand heeft gebracht of gelaten, door met dat opzet na te laten ten behoeve van de gezondheid van die [slachtoffer 1] tijdig
- passende medische zorg in te roepen,
terwijl de lichamelijke toestand van [slachtoffer 1] verder verslechterde waardoor die [slachtoffer 1] in een hulpeloze toestand werd gebracht dan wel gelaten;
Feit 4.
in de periode van 1 februari 2010 tot en met 31 januari 2015 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, tezamen en in vereniging met een ander, een kind dat zij verzorgde en opvoedde als behorend tot haar gezin, te weten [slachtoffer 2] (roepnaam [slachtoffer 2] ), opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft zij, verdachte en haar mededader met dat opzet die [slachtoffer 2]
  • geruime tijd in een korte broek (althans onvoldoende warme kleding) buiten gezet, terwijl de buitentemperatuur tussen de 0 en 8 graden Celsius was en
  • zijn mond met (duct)tape afgeplakt en
  • (minutenlang) gedwongen zijn plas op te houden
kunnen gaan en
- geruime tijd in zijn kamer opgesloten, zodat hij niet naar het toilet kon gaan en
waardoor die [slachtoffer 2] pijn en/of letsel heeft bekomen en/of een hevige onlust veroorzakende lichamelijke gewaarwording is veroorzaakt.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
mishandeling begaan tegen een kind dat zij verzorgt of opvoedt als behorend tot haar gezin, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft;
ten aanzien van feit 2 en 4:
medeplegen van mishandeling, begaan tegen een kind dat zij verzorgt of opvoedt als behorend tot haar gezin, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
het opzettelijk in hulpeloze toestand brengen en laten van iemand tot wier onderhoud en verzorging zij krachtens wet verplicht is.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar en oplegging van de maatregel van (in duur niet beperkte) terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging. Bij het bepalen van haar strafeis heeft de officier van justitie aansluiting gezocht bij hetgeen is opgelegd in de zaak- [naam 5] . Hoewel de deskundigen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling niet hebben geadviseerd en geen uitspraken hebben gedaan over de aanwezigheid van een verband tussen de bij verdachte vastgestelde stoornis en de ten laste gelegde feiten, is volgens de officier van justitie voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van TBS.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd de strafeis van de officier van justitie buitenproportioneel hoog te vinden. De feiten kunnen wat betreft de ernst ervan niet worden vergeleken met de feiten in de zaak- [naam 5] . Daarnaast heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de maatregel van terbeschikkingstelling niet kan worden opgelegd wegens het ontbreken van een verband tussen de stoornis van verdachte en de strafbare feiten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , haar stiefkinderen die deel uitmaakten van haar gezin, mishandeld. Voor [slachtoffer 1] resulteerde de mishandeling in zeer ernstig letsel in de vorm van onderkoeling en hartstilstand. Tevens heeft verdachte nagelaten medische zorg in te roepen voor [slachtoffer 1] , terwijl het meisje in een zorgelijke lichamelijke toestand verkeerde. Uit het dossier komt naar voren dat de artsen die bij de medische behandeling van [slachtoffer 1] betrokken waren het volledige fysieke herstel van [slachtoffer 1] beschouwen als een medisch wonder. Naast fysieke mishandelingen van beide kinderen heeft verdachte [slachtoffer 1] kleinerend en denigrerend behandeld, hetgeen de rechtbank zeer laakbaar acht. Uit het dossier komt een beeld naar voren van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die door verdachte werden behandeld als tweederangs kinderen die niet of nauwelijks affectie kregen terwijl de drie stiefbroers aanmerkelijk beter werden behandeld. De gevolgen van het handelen van verdachte voor de kinderen op lange termijn moeten zich nog blijken. Dat het nu goed gaat met de kinderen - in weerwil van de afschuwelijke thuissituatie waarin zij zich door toedoen van verdachte en de [medeverdachte] jarenlang hebben bevonden - is voornamelijk te danken aan de veerkracht van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Door hun handelen hebben verdachte en de medeverdachte voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een zeer onveilige en bedreigende situatie geschapen, welke langdurig van aard was, terwijl kinderen immer moeten kunnen rekenen op bescherming en geborgenheid. Op deze veilige leefomgeving dient een kind altijd te kunnen rekenen, ook als een (stief)ouder zich geconfronteerd ziet met pedagogische onmacht of andere (relatie)problemen.
De rechtbank houdt rekening met de proceshouding van verdachte, die nauwelijks bereid lijkt verantwoordelijkheid te dragen voor haar aandeel in hetgeen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is aangedaan. Spijt is door verdachte richting [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor de rechtbank niet waarneembaar betuigd, afgezien van het erkennen van het feit dat zij eerder medische hulp voor [slachtoffer 1] had moeten inschakelen. Zij toont zich voornamelijk aangedaan door hetgeen háár is overkomen. Door verdachte wordt veelvuldig richting, haar inziens, falende hulpverleners gewezen.
Deze zaak heeft niet alleen de directe slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] getroffen, maar heeft ook grote gevolgen gehad voor de biologische moeder van de kinderen, die geconfronteerd werd met de situatie dat haar dochter dreigde te overlijden. Ook in de maatschappij roepen dergelijke feiten gevoelens van afschuw, onbegrip en geschoktheid op.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank voorts in het bijzonder gelet op
de inhoud van:
  • het strafblad van verdachte d.d. 22 februari 2015 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit;
  • een brief d.d. 11 mei 2015, opgesteld en ondertekend door Drs. M.H. Keppel,
GZ-psycholoog inhoudende het advies verdachte ter observatie te laten opnemen in het Pieter Baan Centrum (PBC);
  • het Pro Justitia-rapport d.d. 18 juni 2015, opgemaakt en ondertekend door Drs. M.H. Keppel, GZ-psycholoog met assistentie van Drs. J.G. de Bruin, orthopedagoog;
  • de Pro Justitia-persoonlijkheidsrapportage d.d. 23 februari 2016, opgemaakt en ondertekend door Drs. P.G. Smits, GZ-psycholoog en A.E. Grochowska, psychiater, opgemaakt naar aanleiding van de opname van verdachte in het PBC;
  • de reclasseringsrapportage van Reclassering Nederland d.d. 1 maart 2016, opgemaakt en ondertekend door H.M.G. Siemeling, reclasseringswerker.
Rapporteur Keppel concludeert dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van (verbale) zwakbegaafdheid. Daarnaast bestaat een sterk vermoeden van persoonlijkheidspathologie. Ook rijst bij de rapporteur het vermoeden van een gedragspatroon lijkend op Münchhausen by proxy. Gezien de ontkennende houding van verdachte kan de rapporteur geen uitspraken doen over de toerekeningsvatbaarheid. Geadviseerd wordt verdachte te laten observeren in het PBC zodat tot een duidelijke beeldvorming gekomen kan worden.
Uit de PBC-rapportage komt – kort samengevat – naar voren dat verdachte lijdt aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is er enige overlap tussen haar narcistische trekken en trekken van een borderline, paranoïde of theatrale persoonlijkheidsstoornis. Haar perceptie van de realiteit en in het bijzonder van haar relaties wordt narcistisch ingekleurd. Haar persoonlijkheidsproblematiek had een grote invloed op het opvoedingsklimaat in het gezin. Er was geen sprake van een (relevante) emotionele of cognitieve instabiliteit. Ten tijde van het ten last gelegde was de narcistische persoonlijkheidsstoornis aanwezig. Verdachte ontkent hetgeen haar ten laste is gelegd. Het wordt daarnaast niet duidelijk of en indien ja, welke pathologische gedragskenmerken eventueel in welke mate hebben doorgewerkt in het ten laste gelegde. Gelet op deze omstandigheden onthouden de rapporteurs zich van het doen van een uitspraak ten aanzien van een mogelijk verband tussen de stoornis en het ten last legde en de mate van toerekeningsvatbaarheid.
Uit het advies van de reclassering blijkt dat de reclassering zich eveneens onthoudt van het geven van advies gelet op de ontkennende houding van verdachte.
Opleggen TBS?
Nu de deskundigen geen verband vaststellen tussen de bij verdachte vastgestelde persoonlijkheidsstoornis en de door haar gepleegde feiten en geen uitspraak doen omtrent recidivegevaar, ziet de rechtbank geen grond verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen.
Afdoening
Alles overwegende en bij gebreke van advies van de deskundigen over een andere sanctiemodaliteit, acht de rechtbank een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enig juiste afdoening. In het voetspoor van de deskundigen heeft de rechtbank geen handvat om verdachte verminderd toerekenbaar te achten en om die reden tot strafvermindering te komen. De rechtbank komt niettemin tot een aanmerkelijk lagere straf dan geëist door de officier van justitie, die uitging van een bewezenverklaring van het zeer veel zwaardere feit van poging tot doodslag waarvoor de wet ook in een aanmerkelijk hoger strafmaximum voorziet. De rechtbank komt tot het opleggen van een gevangenisstraf van langere duur dan die aan haar [medeverdachte] wordt opgelegd, gelet op de dominante rol van verdachte binnen het gezin en de bewezenverklaring van de feitelijkheden die hebben geleid tot het zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 1] .

7.De vordering van de benadeelde partij

[betrokkene] , biologische moeder en wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , heeft zich voorafgaande aan het onderzoek op de zitting, als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Namens haar heeft mr. M.J. Snijder, advocaat te Alphen aan den Rijn, ter terechtzitting van 2 maart 2016 de vordering mondeling toegelicht.
Mr. Snijder heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat de vordering namens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is ingediend en dat [medeverdachte] , al is hij ook wettelijk vertegenwoordiger van de kinderen, geen belang heeft bij de vordering.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in haar geheel – hoofdelijk – toewijsbaar is.
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en heeft daartoe aangevoerd dat de kinderen niet op de hoogte zijn van de vordering die is ingediend en [betrokkene] in rechte niet alleen namens de kinderen kan optreden, zeker niet tegen de andere wettelijk vertegenwoordiger.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de benadeelde partij niet in haar vordering worden ontvangen. Door de benadeelde partij is geen onderbouwing overgelegd waaruit blijkt dat [betrokkene] de enig wettelijk vertegenwoordiger is van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ; voor zover de rechtbank bekend, is ook [medeverdachte] (tevens) wettelijk vertegenwoordiger van de kinderen. De stelling van de advocaat van de benadeelde partij inhoudende dat [medeverdachte] geen belang zou hebben bij de vordering, volgt de rechtbank niet nu [medeverdachte] gehouden moet worden voor een ouder bij wie mede het gezag berust en de vordering mede tegen voornoemde [medeverdachte] is gericht. Dat [medeverdachte] toestemming heeft gegeven voor het indienen van de vordering namens de kinderen is de rechtbank niet gebleken. Waarom in deze situatie van tegenstrijdig belang tussen beide verzorgende ouders en de kinderen, de benoeming van een bijzonder curator niet is overwogen heeft de raadsvrouw onvoldoende inzichtelijk gemaakt. Gelet op deze onduidelijkheden is de rechtbank van oordeel dat de vordering niet van eenvoudige aard is. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering aangezien de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de rechtbank de kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt zal compenseren door te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 57, 255, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
mishandeling, begaan tegen een kind dat zij verzorgt of opvoedt als behorend tot haar gezin, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft;
ten aanzien van feit 2 en 4:
medeplegen van mishandeling, begaan tegen een kind dat zij verzorgt of opvoedt als behorend tot haar gezin, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
het opzettelijk in hulpeloze toestand brengen en laten van iemand tot wier onderhoud en verzorging zij krachtens wet verplicht is;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partij;
bepaalt dat de vordering ingediend door [betrokkene] niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, voorzitter,
mr. R.G.C. Veneman, rechter,
mr. M.M. Dolman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 maart 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer DHRAB15401, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 2522).
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 maart 2016, voor zover inhoudende ‘Ik was de stiefmoeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ze zijn een week voor de geboorte van mijn jongste zoon, in april 2011, volledig bij ons in huis geplaatst.’
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 51
4.Proces-verbaal bevindingen (uitluisteren meldkamer gesprek), p. 136-140
5.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte] , p. 854
6.Proces-verbaal van verhoor [getuige 7] , p. 159 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] , p. 150
7.NFI rapportage (medisch-forensisch onderzoek) d.d. 28 oktober 2015, opgesteld en ondertekend door W.A. Karst, forensisch arts KNMG, p. 7
8.NFI rapportage (medisch-forensisch onderzoek) d.d. 28 oktober 2015, opgesteld en ondertekend door W.A. Karst, forensisch arts KNMG, p. 7
9.TNO-rapportage d.d. september 2015, opgesteld door Prof. Dr. H.A.M. Daanen, p. 5.
10.TNO-rapportage d.d. september 2015, opgesteld door Prof. Dr. H.A.M. Daanen, p. 9
11.Rapportage ‘beantwoording aanvullende vragen’ d.d. 20 januari 2016, opgesteld door Prof. Dr. H.A.M. Daanen en Drs. W.A. Karst.
12.TNO-rapportage d.d. september 2015, opgesteld door Prof. Dr. H.A.M. Daanen, p. 8.
13.Hier wordt als ondergrens voor bewustzijn van uitgegaan in het Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van vermoeden van mishandeling van een minderjarige door het NFI d.d. 28 oktober 2015, p. 15.
14.TNO-rapportage d.d. september 2015, opgesteld door Prof. Dr. H.A.M. Daanen, p. 8.
15.TNO-rapportage d.d. september 2015, opgesteld door Prof. Dr. H.A.M. Daanen, p. 8.
16.Proces-verbaal 112 melding vd trapgeluiden [adres 1] , p. 1445.
17.Proces-verbaal verhoor [getuige 7] , p. 159
18.Proces-verbaal verhoor getuige (anoniem), p. 460
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 49-58
20.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 690
21.Proces-verbaal van verhoor [getuige 9] , p. 261 en proces-verbaal van verhoor [getuige 13]
22.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 515-516
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 739
24.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 343
25.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 695 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 701
26.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 maart 2016, voor zover inhoudende “We zijn naar Duinrell geweest, we zijn naar de uitkijktoren geweest”
27.Filmpje van compilatie-cdrom
28.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 825
29.Compilatie-cdrom en proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 829
30.Compilatie-cdrom en proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 829
31.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 519-520
32.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , p. 1097
33.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 746
34.Proces-verbaal van (studio)verhoor [getuige 10] , p. 897
35.Rapportage inzake onderzoek naar [slachtoffer 1] d.d. 19 augustus 2015, opgesteld en ondertekend door Dr. T.A.W. van der Schoot, p. 8
36.De verklaring door verdachte ter terechtzitting van 2 maart 2016 afgelegd, voor zover inhoudende: “ [slachtoffer 1] is van de trap gevallen, ze kreeg een schaafwond en een wondje aan haar teen. Dat was op 7 februari 2015, ja”.
37.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 11] , p. 1941
38.De verklaring door verdachte ter terechtzitting van 2 maart 2016 afgelegd, voor zover inhoudende: “Donderdag heb ik [slachtoffer 1] ziek gemeld omdat ze zo wankel was”.
39.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 maart 2016, voor zover inhoudende ‘Ik heb het filmpje op vrijdag 13 februari 2015 gemaakt ja’ en de eigen waarneming van de rechtbank welke ter terechtzitting van 2 maart 2016 is geschied van de filmpjes op de compilatiecd-rom, welke cd-rom is toegevoegd aan het dossier
40.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 12] , p. 611
41.De verklaring door verdachte ter terechtzitting van 2 maart 2016 afgelegd, voor zover inhoudende: ‘Ik was geschrokken van hoe ze bibberde. Ik had naar de huisarts moeten gaan.’
42.Proces-verbaal van verhoor (studioverhoor) [slachtoffer 2] , p. 551
43.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 741
44.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 187
45.Proces-verbaal van bevindingen, p. 146-147
46.Proces-verbaal van verhoor (studioverhoor) [slachtoffer 2] , p. 551
47.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 335-353 en proces-verbaal verhoor verdachte,
48.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 814
49.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 815