Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het procesverloop
2.De feiten
“U stelt, kort samengevat, dat vanwege de beëindiging van de activiteiten in het kader van de Wet Inschakeling Werklozen (WIW) er sprake is van bedrijfsbeëindiging. In uw aanvraag geeft u aan dat geselecteerde kandidaten die in het bezit waren van een bijstandsuitkering, waaronder werknemer, bij de gemeente Den Haag in dienst traden op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Stichting Werkbij werd hierbij als gemandateerd uitvoerder van de WIW-banen aangewezen als uitvoerende instantie. (…) In de aan ons toegezonden aanvullende informatie van 5 oktober 2015 geeft u aan dat hoewel de gemeente Den Haag formeel als werkgever moet worden aangemerkt, Stichting Werkbij feitelijk als werkgever moet worden beschouwd. U voert in onderhavig geval aan dat nu sprake is van algehele bedrijfsbeëindiging van Stichting Werkbij het opzegverbod tijdens ziekte niet van toepassing zou zijn. Uw voornoemde argumentatie heeft ons niet kunnen overtuigen van het feit dat in het kader van het opzegverbod tijdens ziekte de Stichting Werkbij als werkgever kan worden gezien. Immers, uit artikel 7:760, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek blijkt niet dat de wetgever met “werkgever” een andere bedoeling heeft gehad dan het duiden van de formele werkgever. Wij zijn dan ook van mening dat de gemeente Den Haag hier als de werkgever, zoals bedoeld in artikel 7:670 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek dient te worden beschouwd. Nu de gemeente Den Haag als werkgever dient te worden gezien en hier geen sprake is van een beëindiging van diens (bedrijfs)activiteiten, moeten wij concluderen dat u ons niet aannemelijk heeft gemaakt dat het opzegverbod tijdens ziekte niet van toepassing zou zijn.”
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (de Ontslagregeling). De gemeente voert aan dat de redelijke grond is gelegen in bedrijfseconomische redenen dan wel overige omstandigheden.