ECLI:NL:RBDHA:2016:2436
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Weigering zelfstandige verblijfsvergunning asiel en ontvankelijkheid beroep
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Syrische vrouw, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van 26 augustus 2015, waarbij haar op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) een afhankelijke verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd was verleend. Eiseres was van mening dat het bestreden besluit impliciet een weigering inhield van een zelfstandige verblijfsvergunning op basis van haar individuele asielmotieven, en dat zij recht had op een zelfstandige verblijfsvergunning.
De rechtbank oordeelde dat eiseres belang had bij de beoordeling van haar aanspraak op een zelfstandige verblijfsvergunning asiel, gezien de beoogde nareis van haar meerderjarige zoon. Echter, de rechtbank stelde vast dat eiseres geen aanvraag voor een zelfstandige verblijfsvergunning had ingediend, zoals vereist. De rechtbank concludeerde dat er in het bestreden besluit geen grondslag was voor een impliciete weigering van een zelfstandige verblijfsvergunning asiel, en dat er geen motiveringsgebrek was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.
De uitspraak werd gedaan door rechter R.M.M. Kleijkers, in aanwezigheid van griffier D.D.R.H. Lechanteur. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met een termijn van vier weken na verzending van de uitspraak.