ECLI:NL:RBDHA:2016:2436

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2016
Publicatiedatum
8 maart 2016
Zaaknummer
AWB 15 / 17315
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering zelfstandige verblijfsvergunning asiel en ontvankelijkheid beroep

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Syrische vrouw, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van 26 augustus 2015, waarbij haar op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) een afhankelijke verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd was verleend. Eiseres was van mening dat het bestreden besluit impliciet een weigering inhield van een zelfstandige verblijfsvergunning op basis van haar individuele asielmotieven, en dat zij recht had op een zelfstandige verblijfsvergunning.

De rechtbank oordeelde dat eiseres belang had bij de beoordeling van haar aanspraak op een zelfstandige verblijfsvergunning asiel, gezien de beoogde nareis van haar meerderjarige zoon. Echter, de rechtbank stelde vast dat eiseres geen aanvraag voor een zelfstandige verblijfsvergunning had ingediend, zoals vereist. De rechtbank concludeerde dat er in het bestreden besluit geen grondslag was voor een impliciete weigering van een zelfstandige verblijfsvergunning asiel, en dat er geen motiveringsgebrek was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

De uitspraak werd gedaan door rechter R.M.M. Kleijkers, in aanwezigheid van griffier D.D.R.H. Lechanteur. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met een termijn van vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 15 / 17315
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 februari 2016 in de zaak tussen
[naam] , eiseres,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 augustus 2015 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder eiseres op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van deze wet, geldig van 6 augustus 2015 tot 6 augustus 2020.
Eiseres heeft op 23 september 2015 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Als gemachtigde heeft zich gesteld mr. L.J.H. Hoven-Kohl, advocaat te Maastricht. De beroepsgronden zijn ingediend bij brief van 19 oktober 2015 en aangevuld bij brieven van 3 november 2015 en 11 januari 2016.
Verweerder heeft de stukken die op de zaak betrekking hebben en een verweerschrift ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2016, waar eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar echtgenoot J. Neam (hierna: referent) en tolk O. Achkif, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M. Petsch, werkzaam bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Referent, aan wie op grond van artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 een verblijfsvergunning asiel is verleend, heeft op 26 februari 2015 voor eiseres, geboren op [geboortedatum] 1966 en van Syrische nationaliteit, en hun minderjarige zoon, geboren op [geboortedatum zoon] 2002 en eveneens van Syrische nationaliteit, aanvragen tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) in het kader van nareis asiel ingediend.
2. Bij besluit van 3 juni 2015 is aan referent medegedeeld dat verweerder geen bezwaar heeft tegen afgifte van een mvv. In dit besluit is – voor zover van belang – aan referent te kennen gegeven dat zijn gezinsleden in het bezit worden gesteld van een afhankelijke verblijfsvergunning asiel als nareizend gezinslid van een al in Nederland verblijvende hoofdpersoon. Voorts is vermeld dat, indien zijn gezinsleden zelfstandige asielmotieven hebben, zij dat in het Aanmeldcentrum in Ter Apel kenbaar moeten maken. Alsdan zal verweerder beoordelen of zij op grond van hun individuele asielmotieven in aanmerking komen voor een (zelfstandige) verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
3. Op 5 augustus 2015 is door de Nederlandse vertegenwoordiging in Libanon aan eiseres en haar zoon een mvv afgegeven, waarmee zij op 19 augustus 2015 Nederland zijn ingereisd. Eiseres en haar zoon hebben zich op 24 augustus 2015 gemeld bij het Aanmeldcentrum in Ter Apel. Aldaar heeft eiseres geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om, mede ten behoeve van haar zoon, een aanvraag voor een (zelfstandige) verblijfsvergunning asiel in te dienen. Bij het bestreden besluit is zij vervolgens ambtshalve op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in het bezit gesteld van een (afhankelijke) verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
4. Eiseres heeft zich in haar gronden van beroep van 19 oktober 2015 op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit, waarbij zij op grond van 29, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in het bezit is gesteld van een afhankelijk verblijfsvergunning asiel, de weigering een (zelfstandige) verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 te verlenen impliceert. Met die (impliciete) weigering kan eiseres zich niet verenigen. Eiseres heeft zich dienaangaande op het standpunt gesteld dat aan haar op grond van haar individuele asielmotieven een zelfstandige verblijfsvergunning had moeten worden verleend en het bestreden besluit, vanwege het ontbreken van een motivering op dit punt, voor vernietiging in aanmerking komt. In haar aanvullende gronden van 3 november 2015 heeft eiseres haar individuele asielmotieven naar voren gebracht.
5. In het verweerschrift heeft verweerder gesteld dat van een impliciete weigering een (zelfstandige) verblijfsvergunning asiel te verlenen geen sprake is en heeft hij het standpunt ingenomen dat eiseres geen procesbelang heeft. Ter zitting heeft verweerder laatstgenoemd standpunt laten vallen.
6. Desalniettemin ligt ambtshalve aan de rechtbank de vraag voor of eiseres belang heeft bij de beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit. Volgens eiseres heeft zij procesbelang bij het verkrijgen van een zelfstandige asielvergunning, nu zij daarmee (mogelijk) de nareis van haar meerderjarige zoon kan realiseren. Daarbij is van belang dat de aanvraag van referent tot het verlenen van een mvv in het kader van nareis asiel voor diezelfde zoon, vanwege overschrijding van de in artikel 29, tweede lid, van de Vw 2000 neergelegde termijn van drie maanden, is afgewezen.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiseres op grond van de beoogde nareis van haar meerderjarige zoon belang heeft bij een beoordeling van haar aanspraak op een zelfstandige verblijfsvergunning asiel op één van de gronden van artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000. Haar beroep is dan ook ontvankelijk. Voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning op één van die gronden is zij echter, zoals haar uitdrukkelijk bij voormeld besluit van 3 juni 2015 te kennen is gegeven, gehouden een daartoe strekkende aanvraag in te dienen. Onbestreden is evenwel dat eiseres een dergelijke aanvraag voorafgaande aan de ambtshalve verlening van een afhankelijke verblijfsvergunning asiel niet heeft ingediend. Gelet hierop, kan, naar het oordeel van de rechtbank, in het bestreden besluit dan ook geen grondslag worden gevonden voor een (impliciete) weigering van een zelfstandige verblijfsvergunning asiel en is in het verlengde daarvan geen sprake van een motiveringsgebrek vanwege het ontbreken van een inhoudelijke beoordeling van de asielmotieven van eiseres.
8. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.M.M. Kleijkers, rechter, in aanwezigheid van mr. D.D.R.H. Lechanteur, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2016.
w.g. D. Lechanteur w.g. R. Kleijkers
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 3 februari 2016

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor partijen en andere belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Hoger beroep vreemdelingenzaken, postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage. De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak.