Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
HTM PERSONENVERVOER N.V.,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de HTM, een naamloze vennootschap gevestigd te Den Haag, een verzoek ingediend tot het verlenen van vervangende toestemming voor de invoering van het Dienstenpakket Rail 2016, zoals bedoeld in artikel 27 lid 4 van de Wet op de Ondernemingsraden. De ondernemingsraad (OR) van de HTM heeft hiertegen verweer gevoerd, stellende dat de weigering om in te stemmen met het dienstenpakket niet onredelijk is en dat er geen zwaarwegende redenen zijn voor de invoering van de nieuwe dienstregeling. Tijdens de zitting op 12 februari 2016 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en bewijsstukken overgelegd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de HTM verplicht is om jaarlijks de dienstregeling aan te passen en dat de OR instemming moet geven aan het dienstenpakket. De HTM heeft aangevoerd dat de OR op onredelijke gronden toestemming heeft onthouden en dat de invoering van het dienstenpakket noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering. De OR heeft echter betoogd dat het dienstenpakket onvoldoende rekening houdt met de wensen van de medewerkers en dat het strijdig is met de geldende CAO.
Na beoordeling van de argumenten van beide partijen heeft de kantonrechter geconcludeerd dat de belangen van de HTM bij de invoering van het dienstenpakket zwaarder wegen dan de bezwaren van de OR. De kantonrechter heeft besloten om vervangende toestemming te verlenen voor de invoering van het Dienstenpakket Rail 2016, met de opmerking dat de zorgen van de medewerkers over veiligheid serieus genomen dienen te worden. De beschikking is gegeven door mr. W. ten Cate, kantonrechter, en op 4 maart 2016 in het openbaar uitgesproken.