ECLI:NL:RBDHA:2016:2340

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2016
Publicatiedatum
7 maart 2016
Zaaknummer
09/827219-15; 09/837001-16 en 09/068662-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontvoering en seksueel misbruik van een 8-jarig meisje, met bijkomende straf van tbs met voorwaarden en kinderporno bezit

Op 8 maart 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 48-jarige man, die werd beschuldigd van ontvoering en seksueel misbruik van een 8-jarig meisje in augustus 2015. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar, aangevuld met terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat het risico op herhaling hoog is, wat de zwaardere straf rechtvaardigt. De feiten vonden plaats op 26 augustus 2015, toen het slachtoffer, een meisje van 8 jaar, op weg was om eieren te kopen. De man greep haar hardhandig en duwde haar in zijn auto, waarbij hij de binnenkant van de deur had afgeplakt met tape om te voorkomen dat ze kon ontsnappen. In de auto heeft hij het meisje misbruikt. Na het misbruik heeft hij zichzelf bij de politie aangegeven.

Naast de ontvoering en het misbruik, werd de man ook beschuldigd van het bezit van kinderporno, bestaande uit twee filmpjes met zeer vergaande seksuele gedragingen tussen een minderjarig meisje en een volwassen man. De rechtbank oordeelde dat de eis van de officier van justitie, die een celstraf van 4 jaar had geëist, onvoldoende recht deed aan de ernst van de feiten. De rechtbank legde de zwaarst mogelijke straf op, inclusief tbs met voorwaarden, waarbij werd opgemerkt dat als de man zich niet aan de voorwaarden houdt, de tbs kan worden omgezet in tbs met dwangverpleging. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de man werd veroordeeld tot betaling van € 7.500,- voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/827219-15, 09/837001-16 (ttz gev) en 09/068662-15 (tbg)
Datum uitspraak: 8 maart 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel te Krimpen aan den IJssel.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 9 december 2015 (pro forma) en 23 februari 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.C.E.T. de Ceuninck van Capelle-Willems en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. P.B. Spaargaren, advocaat te Den Haag, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
- parketnummer 09/827219-15 (hierna: dagvaarding I):
1.
hij op of omstreeks 26 augustus 2015 te Leiden en/of Zoeterwoude en/of Leidschendam, althans in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag slachtoffer] 2007, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten:
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of
- het brengen/duwen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] en/of
- het betasten van de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- het likken van de vagina en/of het duwen/brengen van zijn tong in de vagina
van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 26 augustus 2015 te 's-Gravenhage en/of in Leiden en/of in Zoeterwoude en/of Stompwijk, althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte die [slachtoffer 1] aan haar arm gepakt en/of in zijn auto geduwd/getrokken en/of met die [slachtoffer 1] in de auto rondgereden, terwijl grepen van de deur van de auto waren afgeplakt met tape;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 26 augustus 2015 te Rijswijk en/of ‘s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) afbeeldingen, te weten (een) foto(’s) en/of (een) video(‘s) en/of (een) film(s) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en) te weten één of meer computer(s) en/of (een) diskette(s) en/of (een) harddisk(s) en/of (een) cd-rom(s) en/of (een) DVD (‘s)
heeft verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een
geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken;
4.
hij op of omstreeks 1 april 2014 te 's-Gravenhage zich opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten een personenauto, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden en/of zijn broek/gulp heeft open gemaakt en vervolgens met een van zijn handen in zijn onderbroek zijn geslachtsdeel heeft betast, terwijl daarbij [slachtoffer 2] haars ondanks tegenwoordig was;
- parketnummer 09/837001-16 (hierna: dagvaarding II):
hij in of omstreeks de periode van 25 augustus 2015 tot en met 26 augustus 2015 te Rijswijk en/of 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens)
- afbeelding(en), te weten een foto('s) en/of (een) film(s) en/of
- ( een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en) (te weten één geheugenkaart en/of computer(s) en/of (een) laptop(s) en/of (een) harddisk(s) en/of (een) camera('s)),
in voorraad en/of in bezit heeft gehad en/of zich door middel van een geautomatiseerd werk, en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst, de toegang tot die afbeelding(en) heeft verschaft, terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn,
waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van zestien jaar en/of 18 jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
- filmpje [bestandsnaam]
te zien is een meisje in de leeftijd van tussen de 9 en 12 jaar. Zij ligt met haar onderlichaam richting het hoofd van de man. Het meisje heeft een stijve penis van een volwassen man in haar mond. Daarna is te zien dat de man door het meisje wordt afgetrokken. Vervolgens
wordt er ingezoomd op de anus en de vagina van het meisje. Te zien is dat het meisje haar billen en vagina open houdt. De man raakt de schaamlippen van het meisje aan. Te zien is dat de man zich aftrekt en dat gelijktijdig het meisje de eikel van de man met haar tong raakt. Na enige tijd stopt de man met aftrekken en gaat het meisje hem aftrekken. Hij spuit zijn sperma op de borst en kin van het meisje en/of
- filmpje [bestandsnaam]
te zien is meisje in de leeftijd tussen de 9 en 12 jaar (hetzelfde meisje als in eerste filmpje). Te zien is dat het meisje een man (dezelfde man als in het het eerste filmpje) aftrekt en zijn penis in zijn mond neemt. Enige tijd later is te zien dat het meisje op haar rug ligt. De man smeert iets van de inhoud van een potje wat hij in zijn hand vasthoudt op de anus van het meisje. Vervolgens drukt de man zijn penis tegen en vervolgens in de anus van het meisje. Hij maakt heen en weer bewegingen. Daarna is te zien dat de man zich aftrekt en klaarkomt tegen de anus van het meisje. Zijn sperma komt op de anus van het meisje.

3. Ontvankelijkheid openbaar ministerie ten aanzien van feit 3 op dagvaarding I

De rechtbank zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van feit 3 op dagvaarding I. Dit betreft een zogenaamd onderzoeksfeit, dat doorgaans in de loop van het onderzoek door middel van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging nader wordt gespecificeerd. In dit geval heeft de officier van justitie ervoor gekozen om het verwijt nader te specificeren door middel van het uitbrengen van een parallelle dagvaarding (dagvaarding II). Tegen die achtergrond ontbreekt het aan een belang om een beslissing te nemen op feit 3 op dagvaarding I.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
De verdenking komt er voor het overige, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 26 augustus 2015 een achtjarig meisje heeft ontvoerd en seksueel misbruikt. Verdachte wordt tevens schennispleging verweten, gepleegd op 1 april 2014. Tot slot wordt hij ervan verdacht dat hij op 25 en 26 augustus 2015 kinderporno in zijn bezit heeft gehad.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte de bij dagvaarding I onder 1, 2 en 4 en bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van zowel de bij dagvaarding I onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten als het bij dagvaarding II ten laste gelegde feit, welke feiten verdachte ook heeft bekend. Nu de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, kan de rechtbank ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
Dagvaarding I:
Feiten 1 en 2: [2]
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 23 februari 2016;
  • proces-verbaal van bevindingen van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , d.d. 3 september 2015, blz. 81-82;
  • proces-verbaal van bevindingen van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , d.d. 3 september 2015, blz. 100-101.
Feit 4: [3]
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 23 februari 2016;
  • proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , d.d. 12 april 2015, blz. 8-10.
Dagvaarding II: [4]
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 23 februari 2016;
  • proces-verbaal van bevindingen, inclusief de bijlage inbeslaggenomen goederen, blz. 74-75;
  • proces-verbaal van onderzoek, d.d. 21 november 2015, blz. 371-373;
  • proces-verbaal van bevindingen, d.d. 21 december 2015, blz. 374-376.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I:
1.
hij op 26 augustus 2015 in Nederland met [slachtoffer 1] , geboren op 21 mei 2007, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten:
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en
- het brengen/duwen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] en
- het betasten van de vagina van die [slachtoffer 1] en
- het likken van de vagina van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op 26 augustus 2015 in Nederland opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 1] aan haar arm gepakt en in zijn auto geduwd en met die [slachtoffer 1] in de auto rondgereden, terwijl grepen van de deur van de auto waren afgeplakt met tape;
4.
hij op 1 april 2014 te 's-Gravenhage zich opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten
ineen personenauto, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden en zijn broek heeft open gemaakt en vervolgens met één van zijn handen in zijn onderbroek zijn geslachtsdeel heeft betast, terwijl daarbij [slachtoffer 2] haars ondanks tegenwoordig was;
Dagvaarding II:
hij in de periode van 25 augustus 2015 tot en met 26 augustus 2015 te Rijswijk een gegevensdrager bevattende afbeeldingen (te weten een geheugenkaart) in bezit heeft gehad en zich door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang tot die afbeeldingen heeft verschaft, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt, was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
- filmpje [bestandsnaam]
Te zien is een meisje in de leeftijd van tussen de 9 en 12 jaar. Zij ligt met haar onderlichaam richting het hoofd van de man. Het meisje heeft een stijve penis van een volwassen man in haar mond. Daarna is te zien dat de man door het meisje wordt afgetrokken. Vervolgens
wordt er ingezoomd op de anus en de vagina van het meisje. Te zien is dat het meisje haar billen en vagina open houdt. De man raakt de schaamlippen van het meisje aan. Te zien is dat de man zich aftrekt en dat gelijktijdig het meisje de eikel van de man met haar tong raakt. Na enige tijd stopt de man met aftrekken en gaat het meisje hem aftrekken. Hij spuit zijn sperma op de borst en kin van het meisje en
- filmpje [bestandsnaam]
Te zien is een meisje in de leeftijd tussen de 9 en 12 jaar (hetzelfde meisje als in eerste filmpje). Te zien is dat het meisje een man (dezelfde man als in het eerste filmpje) aftrekt en zijn penis in zijn mond neemt. Enige tijd later is te zien dat het meisje op haar rug ligt. De man smeert iets van de inhoud van een potje wat hij in zijn hand vasthoudt op de anus van het meisje. Vervolgens drukt de man zijn penis tegen en vervolgens in de anus van het meisje. Hij maakt heen en weer bewegingen. Daarna is te zien dat de man zich aftrekt en klaarkomt tegen de anus van het meisje. Zijn sperma komt op de anus van het meisje.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Dagvaarding I:
- feit 1: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
- feit 2: opzettelijk iemand van de vrijheid beroven;
- feit 4: schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is;
Dagvaarding II:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren. De officier van justitie van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu de feiten 1 en 2 op dagvaarding I zeer ernstig zijn, de genuanceerde conclusies van de psychiater en de psycholoog over het recidiverisico reeds maken dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van TBS (met voorwaarden) eist. Zij heeft dan ook gevorderd aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden (zoals geadviseerd door de reclassering op 19 februari 2016) op te leggen. Zij heeft daarbij gevorderd te bepalen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is en verzocht in het vonnis op te nemen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden is opgelegd ter zake van misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de psycholoog, de psychiater en de reclassering aanvankelijk hebben geadviseerd om een deels voorwaardelijke straf op te leggen, gekoppeld aan bijzondere voorwaarden. In dat geval kan geen langere gevangenisstraf dan vier jaar worden opgelegd, maar zo’n lange straf zou niet stroken met de oriëntatiepunten van het LOVS en de ressortelijke indicatiepunten. De raadsman heeft verder betoogd dat oplegging van terbeschikkingstelling met voorwaarden niet tot de mogelijkheden behoort, nu, gelet op de conclusies van de psycholoog en de psychiater over het recidiverisico, niet kan worden gezegd dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist. De raadsman heeft verzocht om in het voordeel van verdachte te laten meewegen dat hij nooit eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, dat de kans op recidive matig is, dat hij zichzelf bij de politie heeft gemeld, dat hij openheid van zaken heeft gegeven, dat hij erkenning en inzicht in zijn problematiek heeft en dat hij bereid is om mee te werken aan behandeling.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 26 augustus 2015 schuldig gemaakt aan ontvoering en misbruik van een achtjarig meisje. Het slachtoffer liep nietsvermoedend buiten en ging eieren kopen voor haar moeder. Verdachte heeft het slachtoffer hardhandig beetgepakt en in zijn auto geduwd. Doordat verdachte van tevoren de binnenkant van de passagiersdeur had afgeplakt met tape kon het slachtoffer niet ontsnappen. Verdachte is vervolgens met het slachtoffer gaan rijden en heeft haar in de auto misbruikt. Het slachtoffer is doodsbang geweest en heeft verdachte meermalen gevraagd, eventueel in ruil voor € 5,-, of hij haar niet dood wilde maken. Het misbruik bestond uit verregaande seksuele handelingen zoals het betasten en likken van haar geslachtsdeel, het zich laten aftrekken en het brengen van zijn penis in de mond van het slachtoffer. Uiteindelijk is hij in haar mond klaargekomen.
Verdachte is zeer geraffineerd en calculerend te werk gegaan, hetgeen bijvoorbeeld blijkt uit het feit dat hij, zoals hij zelf heeft verklaard, actief op zoek is gegaan naar een kind om zijn fantasieën om te zetten in de werkelijkheid en uit het feit dat hij voor de ontvoering de binnenkant van de passagiersdeur heeft afgeplakt zodat het slachtoffer niet kon ontsnappen.
Nadat verdachte het meisje heeft misbruikt is hij samen met haar naar het politiebureau gegaan alwaar hij zichzelf heeft aangegeven.
De rechtbank acht dit zeer ernstige feiten. Verdachte heeft op zeer ernstige wijze de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Verdachte heeft bij de ontvoering en het misbruik puur gehandeld met het oog op zijn eigen gerief en zijn eigen behoefte aan seksuele bevrediging voorop gesteld.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedenzaken vaak ernstige en langdurige psychische schade kunnen oplopen. Uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring komt naar voren dat de nadelige gevolgen van het misbruik zich bij het slachtoffer reeds hebben geopenbaard in de vorm van diverse negatieve gedragsveranderingen. Zo durft het slachtoffer niet meer buiten te spelen, niet meer alleen thuis te zijn en alleen nog met het licht aan te slapen. Zij is bang dat ‘het’ nog een keer zal gebeuren en heeft tevens de angst ontwikkeld dat haar broertjes en zusjes hetzelfde zal overkomen. Zij wijst haar moeder erop dat zij voor het donker binnen moeten zijn. Verder zijn de gesprekken met de psycholoog stopgezet omdat het slachtoffer vooralsnog niet over het voorval wil praten.
Verdachte is verder in het bezit geweest van kinderporno. Het ging daarbij om twee filmpjes met zeer vergaande seksuele gedragingen tussen een minderjarig meisje en een volwassen man. Het behoeft geen betoog dat kinderporno bijzonder verwerpelijk is, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan schennispleging.
Documentatie
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 27 augustus 2015, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia rapportage betreffende verdachte d.d. 13 januari 2016 van drs. A.M.M. van der Reijken, psychiater. In dit rapport wordt onder meer het volgende geconstateerd.
Er is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van ernstige hechtingsproblematiek die een persoonlijkheidsstoornis NAO met schizoïde en borderline trekken tot gevolg heeft gehad. Verdachte is hierdoor in sociaal en emotioneel opzicht een ernstig gehandicapte man. Hij is een man die vermijdend en achterdochtig in het leven staat. Verdachte is in staat geweest om het ontoelaatbare van zijn handelingen in te zien, maar door de persoonlijkheidsproblematiek en een vermoedelijke depressie, gepaard gaande met een vernauwd bewustzijn, is hij verminderd in staat geweest om adequate gedragskeuzes te maken en daar naar te handelen.
Daarnaast is het mogelijk dat bij verdachte sprake is geweest van een gemaskeerde depressie ten tijde van het tenlastegelegde. De psychiater merkt hierover op dat verdachte na zijn ontslag geen contact meer heeft gehad met andere mensen, hij niet meer naar buiten ging, slecht at en dronk en geen toekomst meer voor zichzelf zag. Voorts meldt de psychiater dat het niet verkrijgen van een Verklaring Omtrent Gedrag (hierna: VOG) heeft geleid tot het nemen van ontslag in een functie die voor verdachte belangrijk was. Verdachte had geen dagstructuur meer en verloor zijn positie in de maatschappij. Door zijn vermijdende karakter heeft hij niet geprotesteerd tegen het niet verkrijgen van een VOG en heeft geen pogingen ondernomen om een andere baan te krijgen. Om intimiteit in relaties te vermijden en om leegtes op te vullen is hij zich gaan richten op het kijken van pornografie. Dit kijken naar pornografie is in de periode daarna steeds extremere vormen gaan aannemen. Op een gegeven moment is verdachte in contact gekomen met kinderporno en was hij niet meer in staat zijn seksuele fantasieën en zijn belangstelling voor kinderen om te buigen naar belangstelling voor volwassen. Hij is vervolgens actief op zoek gegaan naar een kind om zijn fantasieën om te zetten in de werkelijkheid. Pas na zijn seksuele handelingen met het slachtoffer kwam verdachte uit het vernauwde bewustzijn en was hij in staat om het onrechtmatige van zijn handelen in te zien. Vanuit zijn oogpunt is hij vanaf dat moment voor het slachtoffer gaan zorgen en heeft hij haar op het politiebureau afgezet. De psychiater adviseert om verdachte te beschouwen als verminderd toerekeningsvatbaar. Na een weging van de risicofactoren voortkomend uit de stoornis en overige factoren en condities die in ogenschouw moeten worden genomen voor de kans op recidive, acht de psychiater het recidiverisico zonder behandeling in als matig. De psychiater acht een behandeling noodzakelijk, teneinde het recidiverisico te verminderen. Na het verlies van zijn baan is verdachte niet in staat geweest zijn leven op te pakken. Ook zal hij zonder behandeling niet in staat zijn om zijn leven op te pakken na een detentieperiode. Gezien het feit dat de oorzaak van de problemen van verdachte in zijn vroege jeugd liggen (hechtingsproblematiek), is de verwachting dat een behandeling langdurig zal zijn. Daarnaast heeft verdachte lange tijd nodig om iemand te vertrouwen en bemoeilijkt dit een behandeling. Het effect, gezien de ernst van de persoonlijkheidsproblematiek en de zeer vroege start van de ontwikkeling van de problemen, zal beperkt zijn. Verdachte geeft aan dat hij behandeling wil, maar stelt ook dat hij een einddatum wil hebben. Verdachte is ambivalent en daarom is een justitieel kader noodzakelijk. Volgens de psychiater kan behandeling plaatsvinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. Indien de strafmaat een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel niet mogelijk maakt, adviseert de psychiater aan verdachte TBS met voorwaarden op te leggen.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de Pro Justitia rapportage betreffende verdachte d.d. 14 december 2015 van dr. R. Bullens, klinisch psycholoog. In dit rapport wordt onder meer het volgende geconstateerd.
Bij verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens die voortkomt uit een ernstige hechtingsproblematiek, te weten een persoonlijkheidsstoornis NAO (met schizoïde en borderline trekken). Een ziekelijke stoornis is aanwezig in de vorm van een parafilie NAO. Hiervan is ook sprake geweest ten tijde van het ten laste gelegde. De ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes dan wel gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde. De psycholoog concludeert dat verdachte verminderd in staat is geweest overeenkomstig zijn geweten te handelen en om zijn wil in vrijheid te bepalen.
De psycholoog heeft vermeld dat verdachte een zwakke identiteit en sterke emotionele en seksuele coping heeft. Zijn zwakke identiteit maakt dat omgevingsfactoren een grote invloed op hem hebben en hem als persoon zelfs volledig kunnen ‘overnemen’. Dit blijkt ook gebeurd te zijn na het ontvangen van de weigering van de VOG. Aanvankelijk wilde verdachte, zoals hij al eerder had gedaan, opnieuw ‘taakgericht’ aan de slag met het vinden van een nieuwe baan. De boosheid over de geweigerde VOG en het niet weten wat te doen hielden hem daarin echter tegen. Het ontbreken van een dagbesteding heeft tot depressieve klachten geleid. Ter afleiding van de gevoelens van nutteloosheid en woede heeft hij zijn toevlucht tot porno gezocht, die hij steeds in meer extremere vormen nodig had om negatieve gevoelens te dempen. De psycholoog meldt dat verdachte in het contact met het slachtoffer in een wereld met zijn fantasieën leefde, waarin hij een band met haar creëerde en het contact met haar ‘horizontaliseerde’. De psycholoog adviseert om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Als risicofactoren voor de kans op recidive noemt de psycholoog een eerder seksueel delict (de schennis), beperkte sociale contacten (slechts één vriendin), een beperkt vermogen tot een stabiele relatie, impulsiviteit met betrekking tot seksualiteit, werk en dagelijkse bezigheden, ontoereikende probleemoplossende vaardigheden, negatieve emotionaliteit, enige seksuele preoccupatie, enige seksuele coping, deviante seksuele interesses en een mogelijk beperkte samenwerking met toezichthouders (lijkt coöperatief, maar op zijn voorwaarden). De beschermende factoren zijn in lage mate aanwezig (verdachte is in staat empathie te tonen, heeft een goed financieel beheer en enig netwerk). Na een weging van voornoemde risicofactoren acht de psycholoog het recidiverisico zonder behandeling gericht op de dynamische risicofactoren in als matig tot hoog. Vanuit klinische risicotaxatie komt de kans op herhaling uit op matig (gelet op de schuldbewuste houding van verdachte ten tijde van het onderzoek en het feit dat hij zelf aangeeft absoluut niet meer in herhaling te willen vallen).
Verdachte leeft vrij geïsoleerd en is geneigd om op extreme/radicale wijze met dingen om te gaan en heeft een te snel op de voorgrond tredende emotioneel en seksuele coping. Het verbeteren van zijn sociale vaardigheden (en daarmee: het versterken van zijn steunnetwerk), het vergroten van zijn aanpassingsvermogen en versterken van zijn copingvaardigheden en het verminderen van de mate waarin hij seksuele coping hanteert, zijn geïndiceerde behandeldoelen. Vanwege het pervasieve karakter van de problematiek wordt een intensieve en/of langdurige behandeling noodzakelijk geacht, waarbij eventueel schematherapie kan worden ingezet. Factoren die de behandeling kunnen bemoeilijken, zijn dat verdachte geneigd is te externaliseren (het ten laste gelegde is volgens hem primair het gevolg van zijn ‘slachtofferschap’ met betrekking tot het niet krijgen van een VOG) en hij een dogmatische instelling heeft. Voorts is hij niet snel geneigd anderen zodanig in vertrouwen te nemen dat hij problemen bespreekt en anderen daarbij laat helpen. Verdachte staat open voor behandeling maar heeft tevens de behoefte daarbij zelf de regie te willen houden. Hierdoor is verdachte ambivalent in een behandeling. De behandelbaarheid van verdachtes (hechtings-) problematiek wordt beperkt geacht en er zal vooral moeten worden ingestoken op resocialisatie. De psycholoog is van mening dat bovengenoemde doelen zouden kunnen worden gerealiseerd binnen het kader van een intensieve deeltijdbehandeling bij een forensische polikliniek als De Waag. Een dergelijke behandeling zou volgens de psycholoog als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel kunnen worden opgelegd. Indien de hoogte van de straf een deels voorwaardelijke straf niet toelaat, adviseert de psycholoog aan verdachte TBS met voorwaarden op te leggen.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en de psycholoog
ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheidover en maakt die tot de hare.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op de adviezen van de reclassering van 17 december 2015 en 19 februari 2016. In eerstgenoemd rapport wordt,
mocht de strafmaat het toelaten,geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, gekoppeld aan bijzondere voorwaarden. In laatstgenoemd rapport wordt reclasseringstoezicht in het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden het meest passend geacht, omdat verdachte bij een reclasseringstoezicht in het kader van een voorwaardelijk strafdeel bij het niet nakomen van de voorwaarden het overige gedeelte van de straf kan uitzitten, waardoor er geen behandeling of toezicht kan worden voortgezet.
Behoort oplegging van TBS met voorwaarden tot de mogelijkheden?
TBS met voorwaarden kan, gelet op artikelen 37a, 37b en 38 van het Wetboek van Strafrecht, worden opgelegd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist.
In bovengenoemde rapporten van de psychiater en psycholoog wordt de kans op herhaling voornamelijk als matig en in mindere mate als hoog ingeschat. De rechtbank acht echter een hoog recidiverisico aanwezig en overweegt daartoe als volgt.
- Verdachte is in staat gebleken om op klaarlichte dag de bij dagvaarding I onder 1 en 2 bewezenverklaarde delicten te plegen. Hij heeft een achtjarig meisje van straat geplukt, in zijn auto getrokken en seksueel misbruikt. Dat zijn zeer ernstige feiten. De rechtbank schaart zich derhalve in het geheel niet achter de door de psychiater omschreven omstandigheden waaronder deze delicten zijn begaan in het kader van de beoordeling van het recidiverisico, namelijk dat “er geen sprake is van lichamelijk letsel, er geen sprake is van het gebruik van wapens of bedreiging met de dood, er geen escalatie is in frequentie of ernst”. Ter illustratie, het slachtoffer is huilend en badend van het zweet op het politiebureau aangetroffen. Ze vroeg naar haar moeder en liet een blauwe plek zien die was ontstaan doordat zij de auto van verdachte was ingetrokken.
- De bewezenverklaarde delicten hebben een seksuele component, waarbij sprake is van een escalatie in ernst.
- Verdachte is in het verleden seksueel misbruikt. Op 8 of 9 jarige leeftijd is hij door een buurman afgetrokken en op 11 jarige leeftijd is hij gepijpt door zijn vader. Voorts heeft hij seksuele handelingen met zijn jongere zus verricht. Opvallend zijn enkele opmerkingen die verdachte heeft gemaakt: hij heeft het misbruik door zijn vader ook ‘als prettig ervaren’ (blz. 9 van het rapport van de psychiater) en het misbruik door de buurman heeft hem ‘getriggerd’. De seksuele contacten met zijn zusje kwamen voort uit een overmatige drang (‘het leek alsof ik ontplofte, ik moest het doen’, blz. 10 van het rapport van de psycholoog) en waren ‘aangenaam, lekker’ (blz. 15 van het rapport van de psycholoog).
- Op latere leeftijd vertoont verdachte opvallend seksueel getint gedrag. Hij bekijkt gedurende meerdere jaren “de meest waanzinnige kinderporno die er is” (verklaring verdachte, blz. 43 en 119 van het dossier). De bewezenverklaarde handelingen van feit 4 op dagvaarding I heeft verdachte meermalen eerder in aanwezigheid van vrouwen verricht.
- Verdachte koppelt het begaan van feiten 1 en 2 op dagvaarding I aan zijn boosheid over de geweigerde VOG. Verdachte heeft verklaard dat hij al eerder agressief heeft gereageerd uit boosheid. Zo heeft hij meer dan tien jaar geleden met een wapen gaten in de auto van zijn vader geschoten. Verdachte heeft daarover betrekkelijk recent, namelijk in oktober of november 2015, tegen de psycholoog gezegd: “Ik denk dat het ook een stukje aandacht vragen was”, het was “geweldig” om de auto van zijn vader te beschieten en “zoveel boosheid die ik met het wapen kon leegpompen”. Een ander voorbeeld is hoe verdachte, volgens zijn eigen verklaring tegenover de psycholoog (blz. 15 van het rapport), zijn werkgever in een fietsenhok op bedreigende wijze heeft aangesproken omdat hij op zijn werk werd gepest.
- Gelet op de laatste twee gedachtestreepjes kunnen, ondanks een blanco strafblad, vraagtekens worden gezet bij de vermelding van de psychiater ter vaststelling van het recidiverisico dat er niet eerder sprake is van delicten (blz. 18 van het rapport).
- Het is de vraag of verdachte, gelet op de beschreven incidenten en de bewezenverklaarde feiten, een juist zelfbeeld heeft. Hij beschrijft zichzelf als emotioneel stabiel, evenwichtig, stressbestendig, hij heeft geduld en kalmte en kan niet gauw boos worden of ruzie krijgen (blz. 20 van het rapport van de psycholoog).
- Bij verdachte is sprake van ernstige hechtingsproblematiek, hij wordt beschreven als een in sociaal en emotioneel opzicht ernstig gehandicapte man. Verdachte geeft aan dat hij op jonge leeftijd nooit wist hoe hij zich gedragen; dat heeft hij geleerd van een vriendin ten tijde van zijn 23e tot 31e jaar (blz. 10 en 14 van het rapport van de psycholoog). Verdachte had vlak voor zijn aanhouding geen dagbesteding, hij staarde voornamelijk voor zich uit en keek televisie. Hij geeft aan dat hij intimiteit miste: ‘Ik was in staat een katje te kopen om mee te knuffelen’ (blz. 10 van het rapport van de psycholoog). Een geraadpleegde referent heeft verdachte zien afglijden; de studio en omgeving waarin hij woonde, waren deprimerend. Zij omschrijft verdachte als iemand met (ook) een harde kant, die erg radicaal kan reageren als de situatie aan hem gaat knagen. Verdachte heeft geen werk en heeft inmiddels de huur van zijn woning opgezegd. Hij geeft aan dat hij totaal niet weet wat hij zou moeten doen als hij eenmaal buiten staat (blz. 12 van het rapport van de psychiater). De psychiater en de psycholoog hebben ter vaststelling van het recidiverisico van belang geacht dat verdachte een goede vriendin heeft. De rechtbank merkt hierbij op dat verdachte alleen met deze vrouw een vriendschappelijk relatie onderhoudt, terwijl hij haar tot op heden niet heeft verteld van welke feiten hij wordt verdacht. Dat gaat niemand wat aan, aldus verdachte (blz. 8 van het rapport van de psychiater). Sociale contacten boeien hem niet, hij is altijd al een einzelgänger geweest (blz. 9 van het rapport van de psycholoog).
- Verdachte noemt zichzelf een pedofiel. Die conclusie, zij het geen pedofiel van het exclusieve type, lijkt te passen bij door hem vertoond gedrag. Hij ‘waardeert meisjes vanaf een jaar of twaalf, hij vindt ze mooi’ (blz. 11 van het rapport van de psychiater), heeft seksuele fantasieën in en belangstelling voor kinderen, bekijkt jarenlang kinderporno en vergrijpt zich ook daadwerkelijk aan een achtjarig meisje. In die zin acht de rechtbank het opmerkelijk dat volgens de psychiater het ontvoeren van en vergrijpen aan een achtjarig meisje kan worden verklaard door een toestand van vernauwd bewustzijn en dat het bekijken van extreme kinderporno samenhangt met de borderline trekken bij verdachte.
- De psychiater en de psycholoog hechten bij het beoordelen van het recidiverisico kennelijk waarde aan de mededeling van verdachte dat hij absoluut niet meer in herhaling wil vallen en aan de omstandigheid dat verdachte zichzelf heeft aangegeven en een bekennende verklaring heeft afgelegd. De rechtbank heeft echter ernstige twijfels bij het door verdachte getoonde inzicht in de ernst van zijn gedragingen en de door hem geuite spijt, aangezien uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vooral een beeld naar voren komt van verdachte als een man met een zeer sterk externaliserende houding die hoofdzakelijk zichzelf als slachtoffer ziet. Zo heeft hij meermalen verklaard dat hij tot de ontvoering en het misbruik is gekomen doordat hij geen VOG kreeg. Hij voelt zich in de maling genomen. Ter terechtzitting leek hij zijn gedrag te kunnen verklaren door de gemaskeerde depressie: “het zou iedereen kunnen
overkomen”, aldus verdachte over de door hem
beganedelicten. Hij heeft verklaard geen pedofiel te zijn geweest als een item op televisie niet zou zijn uitgezonden en het TOR-netwerk niet zou hebben bestaan: “Schandalig dat die rommel met een paar drukken op de knop te vinden is”, aldus verdachte ter terechtzitting. Toen de tenlastegelegde kinderporno ter terechtzitting ter sprake kwam, zei verdachte: “U bedoelt die twee filmpjes van 30 seconden?” Over de schennispleging zegt verdachte (blz. 16 van het rapport van de psycholoog): ‘hoe durven jullie mij hierop af te rekenen’. Tevens heeft hij verklaard dat hij zijn vertrouwen in de overheid kwijt is geraakt en dat de overheid hem ‘iets zal moeten geven’ als hij vrijkomt (blz. 12 van het rapport van de psychiater).
- Verdachte laat blijken een rigide beeld te hebben ten aanzien van feiten 1 en 2 op dagvaarding I. Zo heeft verdachte meermalen verklaard dat het slachtoffer de regie nam. Verdachte beschrijft hierbij een gehorizontaliseerde ‘relatie’ met een achtjarig meisje, aldus de psycholoog op blz. 17 van het rapport. Hij had het gevoel “een band” met haar te hebben gekregen: “we hebben afspraken gemaakt” en “ik heb ervoor gezorgd dat ze voor het pijpen haar bril afdeed” (blz. 18 van het rapport van de psycholoog). Hoogst opmerkelijk acht de rechtbank de uitlatingen van verdachte dat hij meent dat hij onbewust een meisje te hebben uitgekozen dat al seksueel misbruikt was en dat hij hoopt dat ze huis wordt geplaatst omdat hij zeker weet dat er meer aan de hand is met haar (blz. 12 en 13 van het rapport van de psychiater).
- De psychiater en de psycholoog achten behandeling noodzakelijk, waarbij te verwachten is dat de behandeling langdurig zal zijn.
- Verdachte heeft een beperkte behandelmotivatie. Verdachte lijkt coöperatief, maar op zijn voorwaarden, aldus de psycholoog. Hij wil een einddatum en de behandeling moet passen bij zijn persoon. Daarnaast heeft hij lange tijd nodig om iemand te vertrouwen, hetgeen een behandeling naar verwachting van de psychiater en de psycholoog zal bemoeilijken. Uit het dossier, het verhandelde ter terechtzitting en de rapportages komt voorts naar voren dat verdachte de regie wil houden. Ook de omstandigheid dat verdachte geneigd is te externaliseren is een factor die de behandeling zal bemoeilijken. Gelet op de ernst van de persoonlijkheidsproblematiek en de zeer vroege start van de ontwikkeling van deze problemen, zal het effect van de behandeling waarschijnlijk beperkt zijn.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de voorwaarde dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel tot TBS (met voorwaarden) eist. Het opleggen van de TBS-maatregel met voorwaarden behoort dus tot de mogelijkheden.
Straf en maatregel
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Gelet op het voorgaande doet de vordering van de officier van justitie onvoldoende recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en acht de rechtbank na te melden gevangenisstraf passend en geboden. De lange duur van deze gevangenisstraf maakt dat geen ruimte bestaat voor een voorwaardelijk strafdeel en de rechtbank kan om die reden de door de deskundigen geadviseerde bijzondere voorwaarden dan ook niet opleggen.
Gelet op het bovenstaande, zal de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen, nu op z’n minst twee bewezenverklaarde feiten vallen onder artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, en bij verdachte tijdens het begaan van het bewezenverklaarde een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, het opleggen van deze maatregel eist.
Ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen zal de rechtbank voorwaarden stellen betreffende het gedrag van verdachte, zoals voorgesteld in het advies van de reclassering van 19 februari 2016 en zoals nader in het dictum genoemd. De rechtbank zal daarbij bepalen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Verdachte heeft verklaard dat hij het niet eens is met de wijze waarop het reclasseringsrapport is opgesteld, maar heeft zich wél bereid verklaard tot naleving van de voorwaarden. Ook de raadsman heeft medegedeeld dat verdachte bereid is aan alles, inclusief behandeling, mee te werken.
De rechtbank merkt op dat wanneer verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt, de terbeschikkingstelling met voorwaarden kan worden omgezet in een terbeschikkingstelling met dwangverpleging en dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden is opgelegd ter zake van misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

8.De vordering van de benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vordering
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 8.000,-.
8.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 6.000,-, met toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en vermeerderd met de wettelijke rente, en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 7.500,- als vergoeding ter zake van immateriële schade, naar billijkheid toewijsbaar, nu door of namens verdachte de (hoogte van de) vordering niet is betwist en nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bij dagvaarding I onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 26 augustus 2015 is ontstaan.
De rechtbank zal het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Dit brengt mee, dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens [slachtoffer 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bij dagvaarding I onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 7.500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 25 augustus 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [slachtoffer 1] .

9.De inbeslaggenomen goederen

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerd voorwerp zal worden verbeurd verklaard, aangezien verdachte met behulp van dit voorwerp de bij dagvaarding I onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genummerd voorwerp verbeurd verklaren. Dit voorwerp is voor verbeurd verklaring vatbaar, aangezien dit aan verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp de bij dagvaarding I onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten zijn begaan.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op artikelen 24c, 33, 33a, 36f, 37a, 38, 57, 239, 240b, 244 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk ten aanzien van feit 3 op dagvaarding I;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte feiten 1, 2 en 4 op dagvaarding I en het feit op dagvaarding II heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I (parketnummer 09/827219-15):
- feit 1: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
- feit 2: opzettelijk iemand van de vrijheid beroven;
- feit 4: schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is;
ten aanzien van dagvaarding II (parketnummer 09/837001-16):
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
bepaalt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte en stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling daaraan de volgende algemene en bijzondere
voorwaarden:
algemene voorwaarden:
1. verdachte zal zich niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. verdachte zal ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van
een of meer vingerafdrukken of zal een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet
op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
bijzondere voorwaarden:
verdachte houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die zijn en worden gegeven door GGZ Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt inname cq. toedienen van voorgeschreven medicatie;
verdachte werkt mee aan een ambulante behandeling bij de Forensische Polikliniek De Waag te Utrecht, of een soortgelijke instelling, ook indien dit een klinische behandeling inhoudt;
verdachte stelt de politie, afdeling zeden, op gezette tijden in de gelegenheid zijn computer, harde schijven, dvd’s en andere gegevensdragers te controleren op de aanwezigheid van kinderpornografisch materiaal, zolang de reclassering dit nodig acht, en hij zal geen wisapparatuur gebruiken;
verdachte werkt mee aan het resocialisatietraject dat door zijn behandelaar(s) en/of de reclassering wordt uitgezet;
verdachte werkt mee aan adequate dagbesteding;
verdachte stelt zich begeleidbaar op en geeft openheid van zaken omtrent alle leefgebieden;
verdachte zal zich, zonder toestemming van zijn behandelaar(s) en/of de reclassering niet buiten de Nederlandse landsgrenzen bevinden gedurende de looptijd van de terbeschikkingstelling;
verdachte werkt mee aan Ambulant Forensisch Psychiatrisch Toezicht. Hiertoe zal een driepartijen-overeenkomst worden opgemaakt;
verdachte is bereikbaar voor zijn behandelaar(s) en/of de reclassering en zal niet van adres veranderen zonder overleg met de reclassering;
verdachte geeft toestemming relevante referenten te raadplegen. Indien de behandelaar(s) en/of de reclassering dit nodig achten, werkt verdachte mee aan systeem- en/of relatietherapie;
geeft hierbij opdracht aan de Stichting Reclassering Nederland, adres Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag, de ter beschikking gestelde bij de naleving van de aanwijzing hulp en steun te verlenen krachtens het bepaalde bij artikel 38, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
wijst de
vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 1] een bedrag van € 7.500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 26 augustus 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat zij dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot
€ 7.500,- ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 72 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart
verbeurdhet op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: een personenauto, merk Toyota, kleur groen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, voorzitter,
mr. S.M. Krans, rechter,
mr. A.P. Sno, rechter,
en mrs. V.A. Paul en J. Boon, griffiers.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 maart 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en).
2.Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2015254031, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 506).
3.Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2014070694, van de politie eenheid Den Haag, centraal justitiële dienst, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 19).
4.Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2015254031, van de politie eenheid Den Haag,