ECLI:NL:RBDHA:2016:2243
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van een minderjarige niet-begeleide vreemdeling en de beoordeling van geboortedatum
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 februari 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een minderjarige niet-begeleide vreemdeling, eiser, van Eritrese nationaliteit. Eiser heeft op 1 november 2015 Nederland ingereisd en op 5 november 2015 een aanvraag voor een asielvergunning ingediend. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag van eiser. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in Duitsland geregistreerd was en daar een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Eiser heeft echter betoogd dat hij niet de intentie had om asiel aan te vragen in Duitsland en dat zijn vingerafdrukken onder dwang zijn afgenomen. De rechtbank oordeelt dat het aan eiser is om zijn afwijkende geboortedatum aannemelijk te maken, aangezien verweerder op basis van de gegevens uit Duitsland heeft geconcludeerd dat eiser meerderjarig is. Eiser heeft een doopakte overgelegd als bewijs van zijn minderjarigheid, maar de rechtbank oordeelt dat deze doopakte niet als identificerend document kan worden beschouwd.
De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat geen nader leeftijdsonderzoek noodzakelijk was, omdat er geen twijfel bestond over de meerderjarigheid van eiser. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen een week hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.