ECLI:NL:RBDHA:2016:1968

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2016
Publicatiedatum
26 februari 2016
Zaaknummer
09/767087-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting van een minderjarige in Nederland

Op 26 februari 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een periode van ruim zeven jaren een minderjarige, aangeduid als [slachtoffer], heeft uitgebuit. Het slachtoffer werd op jonge leeftijd door de verdachte vanuit [land] naar Nederland gebracht, waar zij in een kwetsbare positie verkeerde. De verdachte heeft het slachtoffer illegaal in Nederland gehuisvest, haar geen toegang tot onderwijs of medische zorg gegeven, en haar gedwongen huishoudelijke taken en zorg voor de gehandicapte dochter van de verdachte te verrichten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, waarbij het oogmerk van uitbuiting duidelijk aanwezig was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft een schadevergoeding van € 66.614,84 aan het slachtoffer toegewezen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de langdurige uitbuiting van het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767087-13
Datum uitspraak: 26 februari 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1953 te [geboorteplaats] ,
adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 9 juli 2013 (pro forma), 4 oktober 2013 (pro forma), 21 augustus 2015 (pro forma) en 12 februari 2016.
De strafzaak wordt gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de strafzaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] (parketnummer 09/767092-13).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.M. van der Kallen en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. D.H. van den Elzen, advocaat te Rotterdam, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2005 tot 1 oktober 2012 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of elders
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, een persoon genaamd [slachtoffer] heeft geworven, vervoerd,
overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die
[slachtoffer] , terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had
bereikt
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer]
immers heeft/hebben verdachte en/of haar, verdachtes, mededader(s)
- die [slachtoffer] naar Nederland laten overbrengen en/of overgebracht en/of
- die [slachtoffer] (per auto) naar de woning in [plaats 1] vervoerd en/of laten vervoeren en/of
- die [slachtoffer] (illegaal) gehuisvest in haar/hun woning en/of
- die [slachtoffer] als hulp in de huishouding en/of schoonmaker laten
werken in haar/hun woning, althans die [slachtoffer] huishoudelijke
werkzaamheden laten verrichten, en/of
- die [slachtoffer] als verzorger van een (gehandicapt) persoon genaamd [betrokkene 1]
laten werken en/of
- die [slachtoffer] scholing en/of medische verzorging onthouden

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de navolgende feiten als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvragen.
Verdachte heeft aangeefster [slachtoffer] (“ [slachtoffer] ”), die op dat moment woonde bij haar vader in [land] , op jeugdige leeftijd vanuit [land] naar Nederland meegenomen. Verdachte en [slachtoffer] zijn vanuit [land] per bus, boot en vervolgens met de auto naar de woning van verdachte in [plaats 1] gereisd. Verdachte heeft [slachtoffer] vervolgens gedurende de ten laste gelegde periode gehuisvest in haar woning in [plaats 1] . [2]
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde mensenhandel die, kort weg, eruit zou hebben bestaan dat verdachte [slachtoffer] uit [land] heeft gehaald om als huishoudelijk hulp te werken in haar woning in Nederland en te zorgen voor haar gehandicapte dochter.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij in [land] door haar vader aan verdachte is verkocht toen zij zes of zeven jaar oud was. Zij is door verdachte meegenomen naar Nederland, moest in de woning van verdachte in [plaats 1] huishoudelijke werkzaamheden verrichten en was belast met de verzorging van [betrokkene 1] , de gehandicapte dochter van verdachte. Zij deed alle werkzaamheden in de woning van verdachte, zoals schoonmaken, vegen en afstoffen. Zij was niet vrij om te gaan en staan waar zij wilde. Zij mocht alleen in de keuken staan. Zij moest elke dag om zeven uur opstaan en dan [betrokkene 1] helpen met opstaan, douchen en aankleden. Zij moest elke dag schoonmaken, waarbij zij onder meer de keuken met ammoniak moest schoonmaken. Vervolgens moest [slachtoffer] boodschappen doen en koken. Zij is gedurende de ruim zeven jaren dat zij bij verdachte verbleef niet naar school gegaan. Zij kreeg geen vergoeding voor haar werkzaamheden. Tegen haar is gezegd dat als zij buiten de politie tegenkwam, zij zou worden teruggestuurd naar [land] . [slachtoffer] was niet in het bezit van enige officiële documenten, zoals haar paspoort. Ook is haar medische zorg, zoals een bezoek aan de tandarts, onthouden. [slachtoffer] is in oktober 2012 weggelopen en heeft in januari 2013 aangifte gedaan van mensenhandel, aldus [slachtoffer] . [3]
De verklaring van [slachtoffer] vindt, zowel wat betreft het vertrek vanuit [land] als het verrichten van de werkzaamheden, steun in de navolgende bewijsmiddelen.
Als getuige is gehoord [getuige 1] , de vrouw van [betrokkene 2] , de vader van [slachtoffer] . Zij is naar eigen zeggen in [land] benaderd met de vraag of zij een jong meisje kende dat van haar ouders naar Nederland zou mogen vertrekken, tegen een vergoeding per maand, om in de woning van verdachte als dienstmeid/werkster aan de slag te gaan en te zorgen voor de gehandicapte dochter van verdachte, genaamd [betrokkene 1] . [getuige 1] heeft dit met de vader van [slachtoffer] besproken en heeft hem voorgesteld om [slachtoffer] hiervoor naar Nederland te laten gaan. De bedoeling van het vertrek van [slachtoffer] naar Nederland was dat [slachtoffer] bij verdachte zou gaan werken als dienstmeid/werkster, schoonmaak werkzaamheden zou verrichten en de gehandicapte dochter van verdachte zou verzorgen. De vader van [slachtoffer] is vervolgens akkoord gegaan met dit voorstel. [4]
De vader van [slachtoffer] heeft verklaard dat hij en verdachte elkaar in [land] hebben ontmoet. Verdachte heeft de vader van [slachtoffer] toestemming gevraagd om [slachtoffer] tegen een vergoeding mee te nemen naar Nederland, zodat [slachtoffer] bij haar zou kunnen werken in de huishouding en zou kunnen zorgen voor haar gehandicapte dochter. Bij het vertrek van [slachtoffer] naar Nederland heeft de vader van [slachtoffer] vervolgens een geldbedrag van verdachte ontvangen en in de maanden daarna werd er meermalen een geldbedrag door verdachte naar de vader van [slachtoffer] overgemaakt. [5]
Verdachte heeft de beschikking gehad over een thuiszorgmedewerkster, genaamd [getuige 2] . Deze mevrouw is door de politie als getuige gehoord. Haar is een foto getoond van [slachtoffer] . Mevrouw [getuige 2] heeft [slachtoffer] herkend als het meisje dat bij verdachte woonde. [6] Zij is gedurende een langere periode één keer per week werkzaam geweest in de woning van verdachte. Zij heeft verklaard dat het meisje alles deed voor de gehandicapte dochter van verdachte. Het meisje ging met haar mee naar de wc en assisteerde haar bij dokters. Als zij in de woning van verdachte was, hoorde zij dat verdachte het meisje op een commanderende toon aansprak. Als mevrouw [getuige 2] bij verdachte in de woning kwam, viel het haar op dat het hele huis al schoon was en hoefde zij eigenlijk niets meer te doen. Zij kreeg hierdoor de indruk dat het meisje het hele huis al had schoongemaakt. Ook heeft het meisje haar geholpen met schoonmaken, terwijl zij dan tegen het meisje zei dat dit niet hoefde. Mevrouw [getuige 2] moest van verdachte alle kamers van het huis schoonmaken, met uitzondering van de kamer van het meisje. Ook zag de kamer van het meisje er volgens mevrouw [getuige 2] anders uit dan de kamer van de gehandicapte dochter, het meisje had namelijk veel minder spullen in haar kamer staan. [7]
De heer [getuige 3] is gedurende de ten laste gelegde periode ook vaker bij verdachte thuis geweest. Zo heeft hij verschillende keren haren geknipt in de woning van verdachte. Hij heeft [slachtoffer] op de door de politie getoonde foto herkend als zijnde het meisje waar hij in zijn verklaring over spreekt. Het meisje was volgens hem altijd bezig om het huis mooi te houden. Hij zag het meisje soms stofzuigen en zag haar ook weleens helpen in de keuken. [8]
De complexbeheerder van de woning waar verdachte in [plaats 1] heeft gewoond, de heer [getuige 4] , heeft verklaard dat het meisje alleen maar aan het schoonmaken was. Hij zag haar de ramen zemen, boodschappen doen, de keuken soppen en stofzuigen. Hij zag ook dat het meisje de gehandicapte dochter van verdachte verzorgde. Hij zag het meisje nooit alleen naar buiten gaan en had het gevoel dat het meisje door verdachte als slaaf werd gebruikt. Als hem door de politie de foto van [slachtoffer] wordt getoond, zegt hij dat dit het meisje betreft waarover hij heeft verklaard. [9]
Voorts hebben verschillende buurtbewoners van de woning van verdachte in [plaats 1] bevestigd dat [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode woonachtig was bij verdachte en aldaar huishoudelijke werkzaamheden verrichtte. Zo heeft een buurvrouw, mevrouw [getuige 5] , verklaard dat er eerst een ander meisje bij verdachte heeft gewoond, welk meisje ramen zeemde en dat zij ervan uitgaat dat ook dit meisje ook de ramen zeemde. Ook heeft zij weleens gezien dat het meisje boodschappen deed. [10] Meneer [getuige 6] , een buurman, heeft gezien dat het meisje vaak matten aan het kloppen was en de boodschappen deed. Ook zag hij het meisje nooit alleen buiten. Hij zag het meisje veel met de gehandicapte dochter van verdachte en kreeg hierdoor de indruk dat het meisje een soort oppas of bezigheidsvriendinnetje was voor de gehandicapte dochter. Het meisje maakte op hem de indruk van een ‘bang kippetje’. In zijn beleving deed het meisje niets anders dan huishoudelijk werk. Hij twijfelde eraan of het meisje daar vrijwillig verbleef. Hij had de indruk dat het meisje een veredelde huishoudelijke hulp was. [11] Mevrouw [getuige 7] , een andere buurvrouw, heeft voorts verklaard dat zij heeft gezien dat het meisje weleens de galerij veegde. Ook zag zij het meisje wel eens de ramen zemen en de boodschappen doen [12] .
Behalve deze getuigenverklaringen bevindingen zich in het dossier ook vele getuigenverklaringen met de strekking dat [slachtoffer] liefdevol door verdachte werd behandeld als een dochter. Deze getuigen betreffen familieleden of kennissen/vrienden van de zijde van verdachte, waarbij een aantal van hen maar zeer sporadisch bij verdachte thuis kwam. Voor zover deze getuigenverklaringen de hiervoor weergegeven verklaringen weerspreken, overweegt de rechtbank dat zij meer waarde hecht aan de hiervoor weergegeven verklaringen, omdat dat objectieve getuigen betreffen die geen belang hadden bij hun verklaringen.
De rechtbank concludeert dat [slachtoffer] in haar verschillende verklaringen op essentiële punten consistent heeft verklaard, zodat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen. Dat [slachtoffer] soms aanvullend of op bepaalde, minder essentiële, onderdelen terugkwam op haar eerder afgelegde verklaringen - naar eigen zeggen om bepaalde personen in haar omgeving te beschermen - maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Voorts wordt de aangifte in voldoende mate ondersteund door overige bewijsmiddelen.
Werven, vervoeren, huisvesten en opnemen
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte [slachtoffer] vanuit [land] naar Nederland heeft overgebracht en naar [plaats 1] heeft vervoerd. Vervolgens heeft verdachte [slachtoffer] in de periode vanaf 1 januari 2005 tot 1 oktober 2012 in haar gezin opgenomen en gehuisvest in haar woning in [plaats 1] , terwijl [slachtoffer] illegaal in Nederland verbleef.
Met het oogmerk van uitbuiting
Om te kunnen spreken van een oogmerk tot uitbuiting geldt dat vereist is dat het handelen van verdachte, naar zij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door haar gewild gevolg meebracht dat de ander, in casus [slachtoffer] , door haar werd of zou kunnen worden uitgebuit. Met andere woorden: of de activiteiten van verdachte gericht waren op de verwezenlijking van het einddoel uitbuiting.
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte naar [land] is gegaan om op zoek te gaan naar een meisje dat zij mee zou kunnen nemen naar Nederland en als ‘hulp’ in de huishouding en als verzorgster van [betrokkene 1] zou kunnen gebruiken. Hieruit kan geconcludeerd worden dat verdachte [slachtoffer] met dit doel heeft meegenomen vanuit [land] naar Nederland. [slachtoffer] is in Nederland vervolgens in een volstrekt afhankelijke en geïsoleerde positie terechtgekomen. Zij was zeer jong, illegaal in Nederland, beschikte niet over een paspoort, kende niemand in Nederland, sprak de Nederlandse taal niet en ging niet naar school. [slachtoffer] bevond zich hierdoor in een uiterst kwetsbare positie, waardoor zij redelijkerwijs geen andere keuze had dan om in de toestand van uitbuiting te geraken en zich beschikbaar te stellen en te houden voor het verrichten van de huishoudelijke werkzaamheden en de verzorging van [betrokkene 1] . De rechtbank stelt vast dat de werkzaamheden die [slachtoffer] moest verrichten veel verder gingen dan de werkzaamheden die een lid van een gezin in de huishouding normaliter zou verrichten. Het betroffen werkzaamheden, zowel in aard als intensiteit, die van een gemiddeld kind van haar leeftijd niet mochten worden verwacht. Verdachte moet hebben beseft dat haar handelen jegens [slachtoffer] als noodzakelijk en door haar gewild gevolg meebracht dat [slachtoffer] door haar werd uitgebuit. Verdachte moet zich bewust zijn geweest van de uitbuitingssituatie waarin [slachtoffer] zich bevond.
Voorts heeft verdachte voordeel getrokken van de uitbuiting, aangezien zij enkel voor kost en inwoning iemand in huis had die te allen tijde inzetbaar was voor de huishouding en verzorging van [betrokkene 1] .
Terwijl de leeftijd van achttien jaar niet is bereikt
Ten tijde van het onderzoek door de politie is er contact geweest met de moeder van [slachtoffer] in [land] . De moeder heeft de politie in Nederland een origineel uittreksel van het geboorteregister van [slachtoffer] toegezonden. De geboorteakte is vertaald in de Nederlandse taal en hieruit is gebleken dat [slachtoffer] geboren is op [geboortedag 2] 1995. [13] Ten name van [slachtoffer] is vervolgens een [land] identiteitsbewijs uitgegeven, waarop eveneens als haar geboortedatum staat vermeld [geboortedag 2] 1995. [14] De rechtbank neemt de juistheid van de, door de [land] autoriteiten afgegeven, documenten als uitgangspunt. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het ten laste gelegde feit dan ook uit van de juistheid van de op de geboorteakte en het identiteitsbewijs vermelde geboortedatum. Dit betekent dat [slachtoffer] op [geboortedag 2] 2013 achttien jaar oud is geworden en zij gedurende de gehele ten laste gelegde periode jonger dan achttien jaar oud was.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte [slachtoffer] omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot 1 oktober 2012 naar [plaats 1] heeft overgebracht en vervoerd en haar vervolgens heeft gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting, terwijl [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt.
Voorts is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken van die uitbuiting van [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om te kunnen vaststellen dat verdachte het voorgaande tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd. Zij zal dan ook van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
zij omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot 1 oktober 2012 te [plaats 1] een persoon genaamd [slachtoffer] heeft vervoerd, overgebracht, gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer]
immers heeft verdachte
- die [slachtoffer] naar Nederland overgebracht en
- die [slachtoffer] (per auto) naar de woning in [plaats 1] vervoerd en laten vervoeren en
- die [slachtoffer] (illegaal) gehuisvest in haar woning en
- die [slachtoffer] als hulp in de huishouding en schoonmaker laten werken in haar woning en
- die [slachtoffer] als verzorger van een (gehandicapt) persoon genaamd [betrokkene 1] laten werken en
- die [slachtoffer] scholing en medische verzorging onthouden.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

4.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat het bewezenverklaarde volgens de wet strafbaar is en er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, omdat de onderhavige gedragingen geen strafbaar feit opleveren. De verdediging voert hiertoe aan dat er, wat betreft de ten laste gelegde werkzaamheden, geen sprake is van een exces.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het oogmerk tot uitbuiting een bestanddeel van het strafbare feit mensenhandel betreft en dat, indien er geen sprake zou zijn van een oogmerk tot uitbuiting, het strafbare feit niet bewezen kan worden, waardoor vrijspraak zou moeten volgen en niet, zoals bepleit door de raadsman, ontslag van alle rechtsvervolging. Zoals reeds overwogen, is de rechtbank echter van oordeel dat het bestanddeel oogmerk tot uitbuiting op grond van de eerdergenoemde bewijsmiddelen bewezen kan worden. Omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten, is het bewezenverklaarde volgens de wet strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] en met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de strafmaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft gedurende een periode van ruim zeven jaren [slachtoffer] uitgebuit. [slachtoffer] bevond zich al die tijd in een uiterst kwetsbare positie, aangezien zij op zeer jonge leeftijd door verdachte gescheiden is van haar familie in [land] en vanuit [land] door verdachte is meegenomen naar Nederland. Daar komt bij dat Nederland voor [slachtoffer] een vreemd land was, waar zij (aanvankelijk) de taal niet sprak en de gewoontes niet kende. [slachtoffer] heeft gedurende de jaren dat zij bij verdachte verbleef een achtergestelde positie binnen het gezin van verdachte gehad. Zo was [slachtoffer] illegaal in Nederland, ging zij niet naar school en kreeg zij geen medische zorg. In plaats van naar school gaan, zoals ieder ander kind in Nederland, hield [slachtoffer] zich gedurende de hele dag bezig met het huishouden en had zij de zorg over de gehandicapte dochter van verdachte. Verder werd [slachtoffer] door verdachte bang gemaakt voor de politie. Zo zei verdachte tegen haar dat als zij de politie buiten tegen zou komen, de politie haar terug zou sturen naar [land] vanwege haar illegale status.
Verdachte heeft door haar handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer] en heeft daarmee voorts een inbreuk gemaakt op haar fundamentele rechten. De menselijke waardigheid en persoonlijke vrijheid van [slachtoffer] zijn haar door verdachte ontnomen en dit is gebeurd gedurende haar vormende jaren. Jaren waarin [slachtoffer] juist liefde, steun, begeleiding, scholing en zorg mocht verwachten. Verdachte heeft door aldus te handelen [slachtoffer] een vrije en onbezonnen jeugd ontnomen.
De rechtbank weegt in de strafmaat mee dat het hier gaat om een zeer ernstig feit. Voorts heeft de onderhavige situatie ruim zeven jaren voortgeduurd en is daaraan pas een einde gekomen doordat [slachtoffer] - nadat zij eerder in 2010 was weggelopen, doch door familie van verdachte tegen haar zin weer onder de hoede van verdachte was gebracht - in oktober 2012 definitief is weggelopen. Tevens wordt door de rechtbank meegewogen dat verdachte [slachtoffer] vanuit [land] heeft meegenomen naar Nederland met als doel haar te laten werken in de huishouding en met de zorg voor haar gehandicapte dochter te belasten. [slachtoffer] heeft een zeer grote (leer)achterstand opgelopen doordat zij in de daarvoor meest belangrijkste periode van haar leven, een periode van ontwikkeling, voor verdachte huishoudelijke werkzaamheden moest verrichten en geen scholing heeft genoten. Deze achterstand en de emotionele schade die [slachtoffer] heeft opgelopen door verdachtes handelen, zullen mogelijk niet in zijn geheel herstelbaar zijn.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel Justitiële documentatie d.d. 15 januari 2016 van verdachte, waaruit kan worden opgemaakt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 17 juni 2013, waarin geconcludeerd wordt dat verdachte zou beschikken over weinig inlevingsvermogen, snel boos kan worden en het niet zo nauw lijkt te nemen met de wetten en regels. Ook komt uit dit rapport naar voren dat verdachte geen verantwoordelijkheid voor haar gedrag neemt en geen schuldgevoelens uit, waardoor de indruk ontstaat dat verdachte zichzelf vooral als slachtoffer ziet. De rechtbank stelt vast dat verdachte gedurende het onderzoek ter terechtzitting, en met name op het moment dat [slachtoffer] gebruik maakte van haar spreekrecht, geen enkel berouw of begrip heeft getoond. Ook lijkt verdachte geen enkele verantwoordelijkheid te nemen voor de gevolgen die het strafbare feit voor [slachtoffer] heeft meegebracht. Verdachte heeft er op geen enkele wijze blijk van gegeven te beseffen dat haar gedrag ontoelaatbaar is geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde straf, mede gelet op de in dergelijke zaken gebruikelijk opgelegde straffen. Het is op deze grond dat de rechtbank een zwaardere straf zal opleggen dan door de officier van justitie gevorderd.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Gelet op de aard en ernst van het strafbare feit, alsmede gelet op de houding van verdachte, zal de rechtbank ter voorkoming van enig ander strafbaar feit een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid opleggen. Omdat de rechtbank er voorts rekening mee houdt dat verdachte zich jegens [slachtoffer] belastend kan gedragen, zal de rechtbank op die grond bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 66.614,84, bestaande uit een bedrag van € 46.614,84 aan materiële schade en een bedrag van € 20.000,- aan immateriële schade.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 66.614,84.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Subsidiair heeft de verdediging naar voren gebracht dat, mocht het wel tot een bewezenverklaring komen, het gevorderde bedrag redelijk is.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade namens verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank acht deze vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van
€ 20.000,- als vergoeding ter zake van immateriële schade, tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar, aangezien namens verdachte de omvang daarvan niet is betwist en omdat vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 66.614,84.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, aangezien vast is komen te staan dat de schade met ingang van 1 oktober 2012 is ontstaan.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.De schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vordering van de officier van justitie
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 66.614,84, subsidiair 340 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 66.614,84, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 oktober 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] .

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 24c, 36f, 38v, 38w, 273a (oud) en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
24 (VIERENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis;
de maatregel dat de veroordeelde
voor de duur van
2 (TWEE) JARENop geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , of haar gezin, tegen haar wil;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
7 (ZEVEN) DAGENvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met in totaal een maximum van 6 (ZES) maanden;
beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 38v Sr dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] een bedrag van € 66.614,84, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 oktober 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] ;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 66.614,84, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 oktober 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 340 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J. de Haan, voorzitter,
mr. D.E. Alink, rechter,
mr. C.E. Voskens, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. R.A. Hopman en M. Sepmeijer-Kovacevic, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 februari 2016.
Mr. V.J. de Haan is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL2013017335, van de divisie regionale recherche, vreemdelingenpolitie, team opsporing, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 840).
2.P.V. verhoor verdachte, p. 325-330; proces-verbaal aangifte, p. 30-35.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] van 15 januari 2013 (blz. 30 t/m 38),een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , op 27 augustus 2013 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier en proces-verbaal verhoor aangeefster, blz. 64.
4.Een geschrift, te weten een rapport van verhoor van [getuige 1] van 5 juni 2014.
5.Een geschrift, te weten een rapport van verhoor van [betrokkene 2] van 4 juni 2014.
6.Proces-verbaal van bevindingen van 26 juni 2013, blz. 627 en 628.
7.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] , op 9 januari 2014 opgemaakt en ondertekend door de rechter‑commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier.
8.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] , op 17 december 2013 opgemaakt en ondertekend door de rechter‑commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier.
9.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] , op 1 oktober 2013 opgemaakt en ondertekend door de rechter‑commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier.
10.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 5] , op 4 september 2013 opgemaakt en ondertekend door de rechter‑commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier.
11.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 6] , op 4 september 2013 opgemaakt en ondertekend door de rechter‑commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier.
12.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 7] , op 4 september 2013 opgemaakt en ondertekend door de rechter‑commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier.
13.Een geschrift, te weten de geboorteakte van [slachtoffer] (blz. 458) en het uittreksel van de geboorteakte van [slachtoffer] (blz. 460).
14.Proces-verbaal van bevindingen van 23 juli 2013 (blz. 676 en 677).