ECLI:NL:RBDHA:2016:1848

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2016
Publicatiedatum
23 februari 2016
Zaaknummer
479337 en 492682
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontkenning en gerechtelijke vaststelling van vaderschap op basis van Colombiaans recht met betrekking tot de verbetering van de akte van de burgerlijke stand

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2016 uitspraak gedaan over de ontkenning van het vaderschap van [de man 2] en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [de man 1] van de minderjarige, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. De minderjarige, vertegenwoordigd door mr. A.B. Baumgarten als bijzondere curator, heeft verzocht om ontkenning van het vaderschap van [de man 2] op grond van Colombiaans recht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder van de minderjarige, die Colombiaanse nationaliteit heeft, en [de man 2] ten tijde van de geboorte van de minderjarige ook de Colombiaanse nationaliteit bezaten. Volgens het Colombiaanse recht is de echtgenoot van de moeder de juridische vader van het kind dat binnen het huwelijk wordt geboren. De rechtbank heeft op basis van DNA-onderzoek vastgesteld dat [de man 1] met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader van de minderjarige is. De rechtbank heeft het verzoek tot ontkenning van het vaderschap van [de man 2] toegewezen, omdat hij niet de biologische vader kan zijn. Tevens is het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [de man 1] toegewezen, onder de voorwaarde dat de beslissing tot ontkenning van het vaderschap onherroepelijk is geworden. Daarnaast heeft de rechtbank de verbetering van de akte van de burgerlijke stand gelast, zodat de geslachtsnaam van de minderjarige correct wordt vermeld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie kinderrechters.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 14-9855 en FA RK 15-5559
Zaaknummer: C/09/479337 en C/09/492682
Datum beschikking: 15 februari 2016
Ontkenning vaderschap, gerechtelijke vaststelling vaderschap en verbetering akte register burgerlijke stand

Beschikking op het op 15 december 2014 ingekomen verzoek van:

[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna: de minderjarige,
vertegenwoordigd door mr. A.B. Baumgarten,
advocaat te ’s-Gravenhage, in zijn hoedanigheid van bijzondere curator.
Als belanghebbende worden aangemerkt:
ten aanzien van het verzoek tot ontkenning van het vaderschap:
[de moeder],
hierna: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. L. Leenders te ’s-Gravenhage,
ten aanzien van het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap:
[de man 1],
hierna: [de man 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. C.M. Lattmann-van der Heijde te Amsterdam,
en
[de moeder], voornoemd,
ten aanzien van het verzoek verbetering akte register burgerlijke stand:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage,
zetelend te ’s-Gravenhage,
de ambtenaar,
en
[de moeder], voornoemd.

Procedure

Bij beschikking van 27 mei 2015 van deze rechtbank zijn de moeder en de bijzondere curator in de gelegenheid gesteld om uiterlijk voor 1 augustus 2015 de volgende stukken over te leggen:
  • een naar de Nederlandse taal vertaalde overlijdensakte van [de man 2] dan wel een ander in de Nederlandse taal vertaalde opgesteld stuk waaruit zijn overlijden blijkt;
  • een nadere uitlating omtrent de gestelde Colombiaanse nationaliteit van de moeder ten tijde van de geboorte van de minderjarige, onderbouwd met stukken;
  • een uitlating – en zo mogelijk bewijs – omtrent de gewone verblijfplaats van de moeder en [de man 2] ten tijde van de geboorte van de minderjarige;
  • een met stukken onderbouwde uitlating over de inhoud en de toepassing van het Columbiaanse recht voor wat betreft de mogelijkheden en voorwaarden voor ontkenning door de minderjarige van het vaderschap van [de man 2] .
Tevens zijn partijen in de gelegenheid gesteld voor voormelde datum een rapport van DNA-onderzoek met betrekking tot het vaderschap van [de man 1] over te leggen en is bepaald dat de moeder en [de man 1] zich gezamenlijk uitlaten over de gevolgen voor de geslachtsnaam indien het vaderschap van [de man 1] gerechtelijk zou worden vastgesteld.
Daarbij is een beslissing ter zake van de ontkenning van het vaderschap en gerechtelijke vaststelling van het vaderschap aangehouden.
De rechtbank heeft wederom kennis genomen van de stukken, waaronder thans ook:
  • het F9-formulier d.d. 21 juni 2015 met bijlagen van de zijde van [de man 1] ;
  • het F9-formulier d.d. 7 juli 2015 van de zijde van [de man 1] ;
  • het F9-formulier d.d. 31 augustus 2015 van de zijde van de bijzondere curator;
  • het F9-formulier d.d. 2 september 2015 van de zijde van [de man 1] ;
  • het F9-formulier d.d. 3 september 2015 met bijlagen van de zijde van de moeder;
  • het F9-formulier d.d. 24 september 2015 met bijlagen van de zijde van de moeder;
  • het F9-fomurlier d.d. 27 oktober 2015 met bijlagen van de zijde van de bijzondere curator;
  • het F9-formulier d.d. 18 januari 2016 met bijlagen van de zijde van [de man 1] .
Op 18 januari 2016 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de bijzondere curator, de moeder, bijgestaan door haar advocaat, [de man 1] , bijgestaan door zijn advocaat, en namens de gemeente: mevrouw [naam] en de heer [naam] .
De bijzondere curator heeft ter zitting zijn verzoek aangevuld, in die zin dat het verzoek thans ook strekt tot verbetering van de geboorteakte nummer [nummer] van het jaar 2011, ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage op 7 juni 2011.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist.
De moeder heeft een “certificado de defunción antecedente para el registro civil” met daarbij een Nederlandse vertaling overgelegd. Uit deze vertaling volgt dat het overgelegde stuk een “overlijdensverklaring voor de burgerlijke stand” betreft, afgegeven door een arts te Bogota op 17 juli 2014. Verder volgt hieruit dat [de man 2] op [datum] om 14.25 uur te Bogota is overleden. De rechtbank is van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan dat [de man 2] op [datum] te Bogotá, Colombia, is overleden. Daarom merkt de rechtbank [de man 2] niet (langer) aan als belanghebbende in deze procedure.
Ontkenning van het vaderschap
Bij voormelde tussenbeschikking zijn de bijzondere curator en de moeder in de gelegenheid gesteld om zich nader uit te laten omtrent de Colombiaanse nationaliteit van de moeder ten tijde van de geboorte van de minderjarige en daarvan nadere stukken in het geding te brengen. In haar brief d.d. 3 september 2015 heeft de moeder vermeld dat zij in Colombia is geboren en alleen al om die reden van rechtswege de Colombiaanse nationaliteit heeft. Zij heeft daarvan nimmer afstand gedaan. Zij heeft thans, naast de Colombiaanse nationaliteit, tevens de Spaanse nationaliteit.
Blijkens artikel 96 lid 1 van de Grondwet van Colombia is een persoon die is geboren in Colombia en waarvan de vader of moeder Colombiaan is van geboorte of genaturaliseerd is, Colombiaan van oorsprong. Iemand die vanaf zijn geboorte de Colombiaanse nationaliteit heeft, kan die niet worden afgenomen. Men verliest de Colombiaanse nationaliteit evenmin door verkrijging van een vreemde nationaliteit. Het is echter wel mogelijk afstand te doen van de Colombiaanse nationaliteit, aldus de moeder.
Gelet op het vorenstaande, alsmede gelet op de omstandigheid dat op de kopie van de huwelijksakte van de moeder en [de man 2] staat vermeld dat de moeder toen (in 2003) de Colombiaanse nationaliteit bezat, gaat de rechtbank ervan uit dat de moeder ook ten tijde van de geboorte van de minderjarige de Colombiaanse nationaliteit bezat en ook thans nog steeds bezit. Derhalve hadden de moeder en [de man 2] ten tijde van de geboorte van de minderjarige de Colombiaanse nationaliteit gemeenschappelijk.
In de tussenbeschikking d.d. 27 mei 2015 is overwogen dat, indien komt vast te staan dat de moeder en [de man 2] ten tijde van de geboorte van de minderjarige allebei de Colombiaanse nationaliteit hadden, het Colombiaanse recht van toepassing is op de vraag of [de man 2] aan te merken is als de juridische vader van de minderjarige en op het verzoek tot ontkenning van het vaderschap.
Naar Colombiaans recht is de echtgenoot van de moeder de juridische vader van het kind dat binnen een huwelijk wordt geboren (artikel 213 van het Colombiaanse Burgerlijk Wetboek). Nu [de man 2] en de moeder gehuwd waren ten tijde van de geboorte van de minderjarige, geldt hij als vader van de minderjarige. Daarmee komt de rechtbank toe aan de beoordeling van het verzoek van de minderjarige tot ontkenning van het vaderschap van [de man 2] .
De bijzondere curator heeft ten aanzien van de inhoud van het Colombiaanse recht op dit punt een rapportage van het Internationaal Juridisch Instituut d.d. 26 oktober 2015 overgelegd. In deze rapportage is de vraag beantwoord wat de inhoud van het Colombiaanse recht is met betrekking tot de mogelijkheid en de voorwaarden voor de ontkenning door het kind van het juridisch vaderschap. Het Colombiaanse recht kent volgens genoemde rapportage de ontkenning van het vaderschap (ingevolge de artikelen 216 tot en met 218 van het Colombiaanse Burgerlijk Wetboek). Het desbetreffende kind kan ontkenning van het vaderschap verzoeken. Daarvoor geldt geen termijn. De rechter beoordeelt tijdens de procedure de waarde van de wetenschappelijke testen inzake het vaderschap.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek namens de minderjarige tot ontkenning van het vaderschap van [de man 2] op grond van het Colombiaanse recht voor toewijzing vatbaar is. Daartoe wordt meegewogen dat uit het door [de man 1] overgelegde DNA-rapport d.d. 18 juni 2015 van het DNA Diagnostic Center te Vlaardingen volgt dat [de man 1] met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader van de minderjarige is. Gelet op deze zekerheid kan [de man 2] niet de biologische vader van de minderjarige zijn. Gelet hierop zal het verzoek tot ontkenning van het vaderschap van [de man 2] worden toegewezen.
Gerechtelijke vaststelling vaderschap
In de tussenbeschikking d.d. 27 mei 2015 is reeds overwogen dat Nederlands recht van toepassing is op het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, zijnde het recht van de gemeenschappelijke verblijfplaats van de moeder en [de man 1] ten tijde van de indiening van het verzoekschrift.
Zoals hiervoor overwogen blijkt uit het overgelegde rapport van DNA-onderzoek dat [de man 1] met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader is van de minderjarige. Gelet hierop ligt het verzoek als niet weersproken voor toewijzing gereed.
Echter, omdat de beslissing ten aanzien van de ontkenning van het vaderschap nog niet in kracht van gewijsde is gegaan, heeft de minderjarige thans nog twee ouders (de moeder en [de man 2] ). Dat staat vooralsnog aan een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [de man 1] in de weg (artikel 1:207, tweede lid, sub a BW). Gelet hierop zal de rechtbank het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [de man 1] toewijzen onder de voorwaarde dat de beslissing tot ontkenning van het vaderschap onherroepelijk is geworden.
Geslachtsnaam minderjarige
De moeder en [de man 1] hebben verklaard dat zij kiezen voor de geslachtsnaam van de moeder als geslachtsnaam voor de minderjarige.
Verbetering akte register burgerlijke stand
Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft de bijzondere curator verwezen naar de brief van de ambtenaar d.d. 6 juli 2015. In deze brief verzoekt de ambtenaar om proceseconomische redenen om als belanghebbende te worden aangemerkt in de procedure tot ontkenning van het vaderschap van [de man 2] en tot verbetering van de geboorteakte.
De moeder heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De ambtenaar is akkoord met het door de bijzondere curator verzochte en verwijst voor de wijze van de verbetering van de akte naar zijn brief van 6 juli 2015.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu het verzoek strekt tot verbetering van een Nederlandse akte van de burgerlijke stand, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht en is Nederlands recht van toepassing op het verzoek tot verbetering van de geboorteakte.
Inhoudelijke beoordeling
Ingevolge artikel 1:24 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan verbetering van een in de registers van de burgerlijke stand voorkomende akte of latere vermelding die onvolledig is of een misslag bevat, op verzoek van belanghebbenden of van het openbaar ministerie worden gelast door de rechtbank.
Nu is komen vast te staan dat [de man 2] ten tijde van de geboorte van de minderjarige naar het op de afstamming toepasselijke recht haar juridische vader was, is [de man 2] in het tweede gedeelte van de geboorteakte (OUDERS) ten onrechte niet als vader opgenomen, alsmede is in het derde gedeelte van de geboorteakte (OVERIGE GEGEVENS) ten onrechte niet de plaats en dag van de geboorte van de vader opgenomen. Hieruit volgt tevens dat in het eerste gedeelte van de geboorteakte (KIND) de geslachtsnaam verkeerd staat vermeld.
Zoals reeds eerder is vastgesteld, heeft de minderjarige de Spaanse nationaliteit. Ingevolge artikel 10:19 lid 1 BW worden de geslachtsnaam en voornamen van een vreemdeling bepaald door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft. Blijkens het Spaanse recht krijgt een staande een huwelijk geboren kind het eerste deel van de geslachtsnaam van de vader gevolgd door het eerste deel van de geslachtsnaam van de moeder. Hieruit volgt dat de geslachtsnaam van de minderjarige dient te worden verbeterd in: “ [naam] ”.
Het verzoek is op de wet gegrond en op de in het dictum vermelde wijze voor toewijzing vatbaar.

Beslissing

De rechtbank:
*
gelast de verbetering van de akte, nummer [nummer] van het jaar 2011, voorkomend in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage, in dier voege dat deze akte als volgt wordt verbeterd:
in het eerste gedeelte (KIND):
geslachtsnaam: “ [naam] ”,
in het tweede gedeelte (OUDERS):
geslachtsnaam vader: “ [naam] ”,
voornaam vader: “ [naam] ”
in het derde gedeelte (OVERIGE GEGEVENS):
de plaats van geboorte vader: “ [geboorteplaats] ”,
de dag van geboorte vader: “ [geboortedatum] ”;
verklaart gegrond het verzoek van:
[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
tot ontkenning van het vaderschap van:
[de man 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Colombia, en overleden op [datum] te Bogotá, Colombia,
uit:
[de moeder] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Colombia,
stelt vast – onder de voorwaarde dat de beslissing tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap onherroepelijk is geworden – het vaderschap van:
[de man 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Dominicaanse Republiek,
over:
[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te ’s-Gravenhage,
uit:
[de moeder] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Colombia
stelt vast dat de verklaring van de moeder en [de man 1] luidt dat de minderjarige de geslachtsnaam van de moeder zal dragen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. Vink, I.D. Bellaart en S.M. Westerhuis-Evers, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. I. van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 februari 2016.