ECLI:NL:RBDHA:2016:1788

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
23 februari 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 6604
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling of een palenmatras als bouwwerk moet worden aangemerkt en of een omgevingsvergunning vereist is

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de Omgevingsdienst Midden-Holland over de vraag of een palenmatras moet worden aangemerkt als een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning vereist is. Eiseres, [X] B.V., had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Omgevingsdienst Midden-Holland, dat op 1 april 2015 een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen had verleend. Eiseres stelde dat een palenmatras geen bouwwerk is en dat zij daarom geen vergunning nodig had.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat een palenmatras bestaat uit verschillende lagen materiaal die door geokunststof bijeen worden gehouden. De rechtbank oordeelde dat, ondanks het feit dat de geokunststof niet feitelijk aan de paalhoofden is bevestigd, het palenmatras als een bouwwerk moet worden aangemerkt. Dit oordeel is gebaseerd op de bouwtechnische informatie en de constructieve elementen die aanwezig zijn in het palenmatras. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin het begrip bouwwerk is gedefinieerd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de omgevingsvergunning voor het bouwen van het palenmatras geldig blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/6604

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2016 in de zaak tussen

[X] B.V., te [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. T.E.P.A. Lam),
en

Omgevingsdienst Midden-Holland verweerder

(gemachtigde: M.C.J. van Braam).

Procesverloop

Bij besluit van 1 april 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen verleend.
Tegen het primaire besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Verweerder heeft ingestemd met een daartoe strekkend verzoek van eiseres om rechtstreeks beroep en heeft het bezwaarschrift op de voet van artikel 7:1a, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan de rechtbank doorgezonden. Het bezwaarschrift is door de rechtbank als beroepschrift in behandeling genomen. Het primaire besluit wordt verder aangeduid als het bestreden besluit. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2016. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon A], bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 5 maart 2015 heeft eiseres een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘het bouwen van een bouwwerk’ ingevolge artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het project ziet op het realiseren van een palenmatras ten behoeve van de brug over de Gouwe (project Parallelstructuur A12) te Waddinxveen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aangevraagde omgevingsvergunning verleend.
3. Het beroep van eiseres komt er in de kern op neer dat zij van mening is dat een palenmatras niet als bouwwerk is aan te merken, zodat zij niet gehouden was daarvoor een omgevingsvergunning aan te vragen.
4. Ten aanzien van het rechtstreeks beroep overweegt de rechtbank het volgende.
Doel van artikel 7:1a van de Awb is om bestuursrechtelijke geschilbeslechting waar mogelijk te vereenvoudigen en te verkorten. Het bieden van de mogelijkheid van het overslaan van de bezwaarschriftprocedure is, zo blijkt uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel “Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enige andere wetten in verband met de mogelijkheid om de bezwaarschriftenprocedure met wederzijds goedvinden buiten toepassing te laten” (Kamerstukken II, 2000/01, 27 563, nr. 3), bedoeld voor die gevallen waarin bij de totstandkoming van het primaire besluit van het bestuur al een zodanig uitputtende gedachtewisseling tussen bestuur en belanghebbende heeft plaatsgevonden, dat de bezwaarschriftprocedure daar weinig meer aan kan toevoegen, terwijl tevens vaststaat dat de belanghebbende het met het besluit niet eens is. Gevallen waarin nog onvoldoende onderzoek naar de feiten is gedaan, lenen zich vanzelfsprekend niet voor rechtstreeks beroep. Aangezien de standpunten van partijen duidelijk zijn, er geen partijdebat is over de voor het geschil relevante feiten en omstandigheden en het om de beantwoording van een rechtsvraag gaat, waarbij de uitkomst van de bezwaarprocedure het geschil niet zal beslechten, ziet de rechtbank aanleiding het beroepschrift te behandelen.
5. Ingevolge het bepaalde in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk. Bij de invulling van het niet in de wet gedefinieerde begrip bouwwerk, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) aansluiting gezocht bij de (model)bouwverordening van de VNG. In deze bouwverordening is een bouwwerk gedefinieerd als elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in de of op de grond, bedoeld om ter plaatste te functioneren.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat een palenmatras een wegfundering is, bestaande uit een veld palen, voorzien van paaldeksels. Over die palen wordt een wapeningsnet, bestaande uit één of meerdere lagen geokunststof, gelegd. Daarop wordt een aardebaan gelegd, waarvan de onderste laag uit granulaat bestaat. Deze laag granulaat wordt rondom omsloten door het naar boven geklapte geokunststof.
7. Eiseres voert aan dat een palenmatras geen bouwwerk is, omdat er geen sprake is van een constructie. Er is volgens haar immers geen duurzame verbinding tussen de verschillende onderdelen van het palenmatras. Het betreft een veld van palen (voorzien van een paalhoofd) met daarop een aardebaan, waartussen een net ligt, dat niet wordt vastgezet. Verweerder stelt zich op het standpunt dat een palenmatras wél een constructie is, omdat het wordt verkregen door menselijk handelen en het gaat om een samengesteld geheel van samenwerkende constructieve voorzieningen.
8. Gelet op de bouwtechnische informatie, die hiervoor onder 6. is weergegeven, is het palenmatras naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als een bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning benodigd is. Bij een palenmatras is sprake van verschillende lagen materiaal die door geokunststof bijeen worden gehouden. Dat de geokunststof niet feitelijk aan de paalhoofden wordt bevestigd, doet daar niet aan af. De geokunststof wapening wordt immers door de kracht van de bovenlagen op de paaldeksels gedrukt en aldus aan de paaldeksels bevestigd. Nu de aardebaan rondom voorzien is van geokunststof is sprake van een constructief element. Zonder het aanbrengen van het geokunststof, dat blijkens de ter zitting gegeven omschrijving als een soort zak fungeert, kan het palenmatras niet als zodanig functioneren.
9. De rechtbank heeft bij voormeld oordeel de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU2618, betrokken. De Afdeling heeft in deze uitspraak overwogen dat het aanbrengen van een ophoging in de vorm van een laag wegenbouwdoek, een onderlaag van gewassen en gezeefd lavamateriaal, een laag matten van kunstgras en een toplaag van speciaal zand gemengd met kunstgras, die wordt omsloten door bielzen en wordt gebruikt als een paardenbak, als het bouwen van een bouwwerk moet worden gekwalificeerd. Anders dan in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van de Afdeling van 9 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1216, is bij een palenmatras sprake van een constructief element, bestaande uit de geokunststof ‘zak’. In laatstgenoemde uitspraak van de Afdeling werd een kunstgrasvoetbalveld, opgebouwd uit drie lagen op een bestaande ondergrond met drainage, niet als bouwwerk aangemerkt vanwege het ontbreken van het constructieve element. Het hek om het voetbalveld werd door de Afdeling niet als constructief element aangemerkt, omdat het kunstgrasveld ook zonder hekwerk kan functioneren. Daarmee is het verschil gegeven met het palenmatras. Dit kan immers zonder het wapeningsnet van geokunststof niet als zodanig functioneren.
10. Wat er ook zij van het subsidiaire betoog van eiseres dat, uitgaande van het oordeel dat een palenmatras een vergunningplichtig bouwwerk is, de toets aan de toetsingsgronden van artikel 2.10 van de Wabo niet veel om het lijf zou hebben, is het aan de wetgever om een palenmatras uit te zonderen van de vergunningplicht door het op te nemen in de bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) behorende bijlage II .
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.X. Cozijn, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Kraan, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.