Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het procesverloop
2.De feiten
“betrokkene [de werknemer, opm. kantonrechter] op medisch, psychosociale gronden arbeidsongeschikt te beschouwen”is. De verzekeringsarts trekt de conclusie dat de werknemer
“per geschildatum 23 oktober 2015 niet geschikt te achten [is] voor het eigen werk”.
3.Het verzoek
- veroordeling van de werkgever tot betaling van het loon van € [xx] bruto per maand vanaf 23 oktober 2015, althans een voorschot van € 5.000,- daarop, ineens te betalen, binnen tien dagen na betekening van de beschikking;
- veroordeling van de werkgever om binnen 48 uur na betekening van de beschikking een onafhankelijk en gecertificeerd mediator die is gespecialiseerd in arbeidsgeschillen en een opleiding in het arbeidsrecht heeft afgerond, contact met de werknemer op te laten nemen, gevolgd door het binnen drie dagen toezenden van een concept mediation overeenkomst, op verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- voor iedere dag dat de werkgever hiermee in gebreke blijft,
- alles onder overlegging van deugdelijke specificaties binnen tien dagen na betekening van de beschikking, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag voor iedere dag dat de werkgever nalatig is om aan deze veroordeling uitvoering te geven, met veroordeling van de werkgever in de kosten van dit geding;
4.Het verweer
5.De beoordeling
Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). Het verzoek om aan de werknemer een billijke vergoeding toe te kennen is in dit geval toewijsbaar, nu de werkgever, zoals reeds is geoordeeld onder 5.3., de arbeidsovereenkomst in strijd met artikel 7:671 BW heeft opgezegd, hetgeen de werkgever ernstig is aan te rekenen.
Kamerstukken II, 2013–2014, 33 818, nr. 3, pag. 32-34 en
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 7, pag. 91). Nu het ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, dient de werknemer hiervoor te worden gecompenseerd, mede om dergelijk handelen of nalaten door de werkgever te ontmoedigen. In dat kader heeft de werknemer verzocht haar een billijke vergoeding van € 17.500,- toe te kennen. De hoogte van dit bedrag is door de werkgever niet gemotiveerd weersproken en komt de kantonrechter – nog los van de door de werknemer gestelde (en door de werkgever onvoldoende weersproken) wijze waarop zij door de werkgever is bejegend – in de gegeven omstandigheden ook niet onredelijk voor, zodat dit bedrag zal worden toegewezen. Eveneens toewijsbaar is de wettelijke rente over deze vergoeding vanaf de dag dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd (te weten 23 oktober 2015).