ECLI:NL:RBDHA:2016:17269

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2016
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
09/827325-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodsbedreigingen en mishandeling met mes in Voorschoten

Op 4 november 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting 'Zwolle'. De verdachte heeft diverse doodsbedreigingen geuit jegens een kennis en heeft hem mishandeld. Dit gebeurde op klaarlichte dag in een winkelstraat, waar de verdachte zijn slachtoffer achterna rende, hem meermalen tegen zijn benen trapte, bij zijn keel greep en hem in een wurggreep nam. Tevens plaatste de verdachte een gekarteld broodmes op de wang van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook zijn zus en vader heeft bedreigd tijdens zijn verblijf bij zijn zus. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 387 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest, en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd. De rechtbank overwoog dat de verdachte, gezien zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis en middelenafhankelijkheid, verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank achtte de kans op herhaling van gewelddadige delicten hoog en oordeelde dat de veiligheid van anderen in het geding was. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en mishandeling, en de rechtbank heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS met voorwaarden bevolen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/827325-15 (I); 09/817581-15 (II); 09-721143-12 (tul)
Datum uitspraak: 4 november 2016
Tegenspraak

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Zwolle" te Zwolle.

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 29 januari 2016, 3 maart 2016, 20 mei 2016, 11 augustus 2016 (alle pro forma) en 3 november 2016 (inhoudelijk).
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Bauduin, advocaat te Amsterdam, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie, mr. M. Visser, heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het bij dagvaarding met parketnummer 09/827325-15 (I) onder 1 primair ten laste gelegde feit. Hij heeft voorts gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op de dagvaarding met parketnummer 09/827325-15 (I) alsmede van het bij dagvaarding met parketnummer 09/817581-15 (II) ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte - ervan uitgaande dat op 21 november 2016 uitspraak wordt gedaan - wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 401 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden wordt opgelegd voor het feit dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor onaantastbaarheid van het lichaam, zoals vermeld in het maatregelenrapport van de Reclassering van 24 oktober 2016. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS met voorwaarden zal bevelen en de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer
09-721143-12 af zal wijzen.

De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

Ten aanzien van parketnummer 09/827325-15 (hierna: dagvaarding I)

1.

hij op of omstreeks 19 oktober 2015 te Voorschoten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans één maal heeft gestoken richting de keel en/of het lichaam van de zich in zijn, verdachte's, nabijheid bevindende [slachtoffer] en/of (hierbij) [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "ik steek je neer" en/of "ik maak je kapot" en/of "ik vermoord je", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 oktober 2015 te Voorschoten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, stekende en/of prikkende bewegingen richting de keel en/of het (boven)lichaam van [slachtoffer] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 19 oktober 2015 te Voorschoten [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd:
- " ik maak je kapot" en/of
- " ik steek je neer" en/of "ik ga je echt neersteken" en/of
- " ik vermoord je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
en/of hij, verdachte (hierbij) opzettelijk dreigend
- achter [slachtoffer] is aangerend en/of
- [slachtoffer] in een wurggreep heeft genomen en/of (vervolgens) een mes tegen/op de wang
van die [slachtoffer] heeft geplaatst/gezet en/of
- een mes heeft gepakt en/of (vervolgens) een mes voor [slachtoffer] heeft gehouden en/of aan
[slachtoffer] heeft getoond en/of
- meermalen, althans eenmaal, stekende en/of prikkende bewegingen richting de keel en/of het
lichaam van [slachtoffer] heeft gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 19 oktober 2015 te Voorschoten [slachtoffer] heeft mishandeld door
- meermalen, althans eenmaal, tegen een been/de benen te trappen en/of te schoppen en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam te slaan en/of
- [slachtoffer] bij de keel vast te pakken en/of in een wurggreep te nemen en/of
- een mes tegen/op de wang te plaatsen (tengevolge waarvan een (snij)wond is ontstaan).
Ten aanzien van parketnummer 09/817581-15 (hierna: dagvaarding II)
hij op of omstreeks 01 maart 2015 te Voorschoten, althans in Nederland, [naam 2] en/of [naam 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk
- [naam 3] dreigend de woorden toegevoegd dat hij de keel van die [naam 2] door zou snijden, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking (welke woorden die [naam 2] ter kennis zijn gekomen) en/of
- [naam 4] en/of [naam 5] dreigend de woorden toegevoegd
dat hij die [naam 3] neer ging steken en/of
dat hij die [naam 2] en/of [naam 3] de nek af zou snijden en/of
dat hij de woning van die [naam 2] en/of [naam 3] in brand zou steken,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking (welke woorden die [naam 2] en/of [naam 3] ter kennis zijn gekomen).

Vrijspraak

Ten aanzien van dagvaarding I - feit 1 primair en subsidiair
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting de ten laste gelegde feiten niet wettig bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
[slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte hem ter hoogte van de Albert Heijn heeft vastgegrepen en met een mes een stekende beweging in zijn richting heeft gemaakt. Hij heeft niet gezegd op welk lichaamsdeel die stekende beweging was gericht.
Ook de getuige [naam 1] heeft over stekende bewegingen verklaard. De rechtbank merkt allereerst op dat zij in tegenstelling tot de raadsvrouw geen aanleiding ziet deze verklaring als onbetrouwbaar te bestempelen. Dat de cijfers waarmee de dader en het slachtoffer worden beschreven in haar verklaring door elkaar zijn gehaald, is daartoe niet voldoende nu uit de tekst blijkt dat dit een vergissing is. Ook dat zij als enige een bepaald detail noemde, maakt haar verklaring niet onbetrouwbaar.
Voornoemde getuige heeft verklaard dat ‘man 1’ een stekende beweging met een mes in de richting van de keel van man 2 heeft gemaakt en dat daarna man 2 (de rechtbank begrijpt: man 1) nog eenmaal een stekende beweging met het mes in de richting van man 1 (de rechtbank begrijpt: man 2) heeft gemaakt. De mannen zouden vervolgens, aldus deze getuige, richting de Albert Heijn zijn gelopen.
De verklaring van de getuige [naam 1] dat man 1 met het mes een stekende beweging richting de keel van man 2 heeft gemaakt, wordt niet ondersteund door ander bewijsmateriaal (nog afgezien van het feit dat de verklaring van haar en aangever over de locatie waar de stekende beweging plaatsvond, uiteenlopen). Daardoor kan niet met een voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld naar welk lichaamsdeel de stekende beweging was gericht en wat de mate van gevaarzetting daarvan was. De rechtbank acht zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit daarom onvoldoende wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal van deze feiten worden vrijgesproken.

De bewijsoverwegingen

Ten aanzien van dagvaarding II
Aangeefster [naam 2] , zus van verdachte, heeft in haar verhoor bij de politie verklaard dat de verdachte tegenover (onder meer) haar vader, [naam 3] , uitlatingen heeft gedaan in de zin dat hij de boel in de fik zou steken en dat hij de keel van aangeefster [naam 2] zou doorsnijden. Deze verklaring wordt ondersteund door de aangifte van [naam 3] die heeft verklaard dat de verdachte heeft gezegd dat hij de keel van [naam 2] zou doorsnijden. Voorts is uit het proces-verbaal van aanhouding gebleken dat de verbalisanten [naam 4] en [naam 5] de verdachte hebben horen zeggen dat hij de woning van zijn vader en zijn zus in de brand zou steken en dat hij een mesje meenam om zijn vader en zus de nek af te snijden. [naam 2] en [naam 3] hebben beiden, ten overstaan van de verbalisanten, te kennen gegeven dat zij zich door uitingen van de verdachte bedreigd voelden. Zij hebben dit in hun aangiften toegelicht. [naam 2] heeft daarbij vermeld dat verdachte niet meer voor rede vatbaar is als hij drugs of drank heeft gebruikt. [naam 3] vermeldde onder meer dat verdachte met zijn vuist tegen de muur sloeg en zich liep op te fokken.
De rechtbank deelt dan ook niet het standpunt van de raadsvrouw dat de bewezen geachte uitlatingen van de verdachte niet zodanig waren dat bij aangevers niet de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd kon worden. Zij acht de uitlatingen bovendien van dien aard, dat daardoor in het algemeen een dergelijke vrees kan worden opgewekt.
Op grond van voornoemde verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [naam 2] en [naam 3] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven van [naam 2] gericht. Voorts is wettig en overtuigend bewezen dat hij [naam 2] heeft bedreigd met brandstichting.
De rechtbank acht echter niet wettig en overtuigend bewezen dat [naam 3] is bedreigd met een misdrijf tegen zijn leven gericht dan wel is bedreigd met brandstichting, nu hij hierover in zijn aangifte niet heeft verklaard. Evenmin hebben de verbalisanten in het proces-verbaal van aanhouding beschreven dat de door de verdachte geuite bedreigingen in het bijzijn van [naam 3] zijn gedaan, dan wel dat de woorden van de verdachte hem hebben bereikt. Dat betekent dat dit deel van de tenlastelegging derhalve niet kan worden bewezen verklaard. De verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten het bij dagvaarding II ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat hij:
Ten aanzien van dagvaarding I
2.
op 19 oktober 2015 te Voorschoten [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd:
- " ik maak je kapot" en
- " ik steek je neer" en "ik ga je echt neersteken" en
- " ik vermoord je"
en, verdachte (hierbij) opzettelijk dreigend
- achter [slachtoffer] is aangerend en
- [slachtoffer] in een wurggreep heeft genomen en een mes tegen de wang
van [slachtoffer] heeft geplaatst;
3.
op 19 oktober 2015 te Voorschoten [slachtoffer] heeft mishandeld door
- meermalen tegen
diensbenen te trappen en
- [slachtoffer] bij de keel vast te pakken en in een wurggreep te nemen
en
- een mes tegen de wang te plaatsen
, ten gevolgewaarvan een snijwond is ontstaan.
Ten aanzien van dagvaarding II
op 01 maart 2015 te Voorschoten [naam 2] en [naam 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk
- [naam 3] dreigend de woorden toegevoegd dat hij de keel van die [naam 2] door zou snijden (welke woorden die [naam 2] ter kennis zijn gekomen) en
- [naam 4] en [naam 5] dreigend de woorden toegevoegd
dat hij die [naam 2] de nek af zou snijden en
dat hij de woning van die [naam 2] in brand zou steken,
(welke woorden die [naam 2] ter kennis zijn gekomen).
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van dagvaarding I:
feit 2:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

feit 3:

mishandeling;

ten aanzien van dagvaarding II:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met brandstichting.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft diverse doodsbedreigingen geuit jegens een kennis van hem en heeft hem mishandeld. De verdachte is daarbij op klaarlichte dag in een winkelstraat achter die kennis aan gerend, heeft hem meermalen tegen zijn benen getrapt, bij zijn keel gepakt en hem in een wurggreep genomen. Vervolgens heeft de verdachte een gekarteld broodmes op de wang van [slachtoffer] geplaatst. Het slachtoffer heeft door deze geweldsexplosie, die uit het niets kwam, letsel opgelopen en vreesde voor zijn leven. De verdachte heeft aldus totaal geen respect getoond voor (de lichamelijke integriteit van) het slachtoffer. Dit geweld heeft niet alleen impact op het slachtoffer zelf; diverse omstanders zijn daarvan ongewild getuige geweest. Naast het feit dat slachtoffers van geweld ook daarna nog psychische problemen kunnen ondervinden, versterkt dit geweld de in de samenleving aanwezige gevoelens van onveiligheid.
Voorts heeft de verdachte, toen hij tijdelijk bij zijn zus verbleef, zijn zus en vader bedreigd.
De slachtoffers horen zich veilig te voelen in de huiselijke omgeving. De verdachte heeft dit gevoel van veiligheid ernstig ondermijnd. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van de zus van verdachte blijkt dat zij door de woorden van haar broer angstig is geworden, dat zij geen vertrouwen in hem heeft en dat het lang zal duren voordat het vertrouwen hersteld zal zijn.
De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.
Straf en/of maatregel
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van:
  • het uittreksel justitiële documentatie van de verdachte van 28 oktober 2016;
  • de brief van 21 oktober 2015 van GGZ Reclassering Palier, opgemaakt en ondertekend door E. Legters;
  • het reclasseringsadvies van Tactus Reclassering te Zwolle van 22 december 2015, opgemaakt en ondertekend door Y. Slot;
  • het Pro Justitiarapport van 7 januari 2016, opgemaakt en ondertekend door drs. [naam 6] , GZ-psycholoog;
  • het Pro Justitiarapport van 1 maart 2016, opgemaakt en ondertekend door drs. [naam 7] , psychiater;
  • de Pro Justitia rapportage van 4 juli 2016, opgemaakt en ondertekend door [naam 8] psychiater, en [naam 9] , GZ-psycholoog, opgemaakt naar aanleiding van de opname van de verdachte in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC);
  • het reclasseringsadvies van Tactus Reclassering te Zwolle van 24 oktober 2016, opgemaakt en ondertekend door [naam 10] .
De deskundigen van het PBC hebben geconcludeerd dat er bij de verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, terwijl hij daarnaast voldoet aan de criteria voor psychopathie. Daarnaast is er bij de verdachte sprake van afhankelijkheid van verschillende middelen, waaronder benzodiazepines, GHB, cannabis, alcohol, en misbruik van diverse middelen zoals xtc, cocaïne en amfetamines. Verdachte heeft sinds 13-jarige leeftijd zijn innerlijke onrust gereguleerd met middelengebruik.
Volgens de deskundigen was de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten met betrekking tot aangever [slachtoffer] sterk onder invloed van meerdere middelen, waaronder GHB, xtc, benzodiazepines en psychofarmaca en wel dermate, dat hij onvoldoende grip of remming had op zijn handelen. Door zijn middelengebruik en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens kan de onderliggende agressieproblematiek snel en heftig zichtbaar worden, zeker wanneer de verdachte in zijn beleving de voet dwars wordt gezet, zoals wanneer iemand hem tegen zijn zin wegstuurt. De deskundigen adviseren de verdachte ten tijde van deze ten laste gelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar te achten omdat hij zichzelf in een positie heeft gebracht die het plegen van de ten laste gelegde feiten mogelijk heeft gemaakt.
Ten aanzien van de bedreiging van zijn vader en zus zijn de deskundigen van oordeel dat de dynamiek rond deze ten laste gelegde feiten anders is. De rol van middelen staat hierin minder op de voorgrond, terwijl agressieregulatieproblematiek juist de kern van de beperking is die bijdraagt aan de totstandkoming van dit feit. De verdachte dreigt de regie te verliezen als hem de deur wordt gewezen, hetgeen woede en agressie bij hem veroorzaakt. Hierin komt de ernst van de geconstateerde persoonlijkheidsstoornis tot uiting. De deskundigen adviseren de verdachte ook voor dit ten laste gelegde feit verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De deskundigen hebben geadviseerd tot een klinische behandeling in een forensische verslavingskliniek in het kader van een terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden. De behandeling moet zich richten op de onderliggende persoonlijkheidsproblematiek en daarmee samenhangende agressieregulatieproblematiek, zodat de verdachte uiteindelijk zal beschikken over meer aangepaste copingstrategieën, wat de noodzaak voor middelengebruik zal doen afnemen. Een dergelijke behandeling zal langere tijd in beslag nemen, terwijl een zeer geleidelijke terugkeer in samenleving, is aangewezen.
De rechtbank acht het rapport voldoende onderbouwd en maakt de conclusies uit dat rapport tot de hare. De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft begaan onder invloed van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en dat de feiten hem in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De rechtbank is op basis van het rapport van oordeel dat de kans op terugval in middelengebruik ernstig is en het risico op herhaling van soortgelijke gewelddadige delicten daarmee hoog. Daarbij komt als complicerende factor dat de verdachte drugs, mede op basis van zijn levensgeschiedenis en familiehistorie, niet afkeurt en dat hij vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek de neiging heeft iedere vorm van afhankelijkheid (dus ook van middelen) bij zichzelf te onderschatten. Het is voor de verdachte erg moeilijk om de consequenties van zijn handelen, zeker ten aanzien van drugsgebruik, goed in te schatten en hiernaar te handelen.
Het door de deskundigen beschreven beeld van de verdachte lijkt te passen bij het beeld van de verdachte zoals dat naar voren komt uit zijn uittreksel justitiële documentatie, aangezien daarop onder andere meerdere geweldsdelicten (poging tot zware mishandeling en mishandelingen) en bedreigingen op staan, die gepleegd zijn in de jaren 2012, 2013 en 2014. Bovendien liep de verdachte in meerdere proeftijden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten. Kennelijk heeft dit de verdachte er niet van kunnen weerhouden om wederom strafbare feiten te plegen. Het is niet verantwoord om de verdachte zonder dat het gevaar is weggenomen, of in ieder geval in belangrijke mate is gereduceerd, terug te laten keren in de maatschappij.
Omdat de verdachte een beperkt probleembesef heeft en de ernst van zijn problematiek onderschat en het onwaarschijnlijk is dat hij zich vrijwillig langdurig aan hulpverlening committeert, dient, gezien de ernst van de feiten en het risico dat hij op gewelddadige wijze ontspoort, de behandeling plaats te vinden in een gesloten setting. De rechtbank is met het PBC van oordeel dat minder ingrijpende voorzieningen de maatschappij onvoldoende bescherming bieden. De veiligheid van anderen vereist dan ook dat ten aanzien van het op dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde geweldsfeit de maatregel wordt opgelegd van TBS met voorwaarden, zoals geformuleerd in het maatregelenrapport van Tactus reclassering van 24 oktober 2016. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich zal houden aan de voorwaarden en gemotiveerd is om zich te laten behandelen.
De rechtbank merkt op dat de maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, aangezien het betreffende feit zoals vermeld een ernstige en gewelddadige bedreiging van een persoon inhield, waarbij een mes is gebruikt en het slachtoffer letsel heeft opgelopen.
Naast deze maatregel acht de rechtbank, gelet op de ernst van de feiten, ten aanzien van feit 3 op dagvaarding I en het feit vermeld op dagvaarding II ook een gevangenisstraf van na te melden duur op zijn plaats. De rechtbank zal een iets lagere gevangenisstraf opleggen dan gevorderd door de officier van justitie nu de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie en de verdachte bovendien al op 7 november 2016 kan beginnen met zijn behandeling.
De rechtbank zal de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van zijn aankomst in de forensische verslavingskliniek Piet Roorda te Zutphen, of een soortgelijke instelling, op
7 november 2016 opheffen. Nu de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden bevelen.

Vordering tenuitvoerlegging

De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie van 16 december 2015 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 24 juni 2013 afwijzen, nu tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in de weg zou staan aan de ter beveiliging van de maatschappij noodzakelijke behandeling van de verdachte in het kader van de voorwaardelijke terbeschikkingstelling.

Dictum

De rechtbank merkt op dat het dictum van dit vonnis op vrijdag 4 november 2016 is uitgesproken zoals hierna opgenomen, omdat er per maandag 7 november 2016 een plek voor verdachte beschikbaar was in de Piet Roorda-kliniek, die bij een latere uitspraak zou komen te vervallen. In voormeld dictum is echter niet opgenomen op welke feiten de straf en de maatregel betrekking hebben. De rechtbank vermeldt dit alsnog in twee voetnoten.

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 37a, 38, 38a, 38e, 57, 63, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I met parketnummer 09/827325-15 onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I met parketnummer 09/827325-15 onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten en het bij dagvaarding II met parketnummer 09/817581-15 ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I:
feit 2:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

feit 3:

mishandeling;

ten aanzien van dagvaarding II:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met brandstichting;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [1] tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 387 (driehonderdzevenentachtig) DAGEN;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast [2] de terbeschikkingstelling van de verdachteen stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling daaraan de volgende algemene en bijzondere voorwaarden:
algemene voorwaarden:
  • verdachte zal zich houden aan de voorwaarden en aanwijzingen die hem gesteld zijn door de toezichthoudende instantie;
  • verdachte zal zich niet schuldig maken aan strafbare feiten of zich in situaties begeven die voor hem riskant zijn en/of zijn resocialisatie in gevaar brengen;
  • verdachte zal zich gedurende de hele looptijd van de terbeschikkingstelling niet buiten de landsgrenzen van het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden begeven;
  • verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of zal een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
bijzondere voorwaarden:
  • verdachte zal zich conformeren aan de klinische behandeling (ook als dit overbruggingszorg inhoudt) en zal zich houden aan de behandelafspraken zoals deze worden voorgesteld en uitgevoerd door de forensische verslavingskliniek (fvk) Piet Roorda te Zutphen, of een soortgelijke instelling die nader bepaald is door het NIFP, IFZ;
  • verdachte zal op de einddatum van zijn detentie met justitieel vervoer naar de kliniek worden gebracht;
  • verdachte zal zich gedurende de opname binnen de forensische verslavingskliniek Piet Roorda, of een soortgelijke instelling, aan de huisregels, het vrijhedenprotocol en afspraken met de behandelaren van forensische verslavingskliniek Piet Roorda of een soortgelijke instelling houden, en zal zolang de reclassering en de forensische verslavingskliniek Piet Roorda of een soortgelijke instelling, dat nodig achten, daar verblijven;
  • na afloop van de klinische behandeling bij de forensische verslavingskliniek Piet Roorda (of een soortgelijke instelling), zal verdachte zich - indien de reclassering en/of forensische verslavingskliniek Piet Roorda dit noodzakelijk acht - conformeren aan de afspraken die worden gemaakt met betrekking tot een traject richting begeleid of beschermd wonen;
  • na afloop van de klinische behandeling bij de forensische verslavingskliniek Piet Roorda (of een soortgelijke instelling), zal verdachte zich conformeren aan de afspraken die worden gemaakt met betrekking tot dagbesteding;
  • na afloop van de klinische behandeling bij de forensische verslavingskliniek Piet Roorda (of een soortgelijke instelling), zal verdachte zich conformeren aan de afspraken die worden gemaakt met betrekking tot een ambulant behandeltraject;
  • verdachte verschaft inzicht in zijn financiële situatie en zal controle hierop door de reclassering accepteren. Indien de reclassering dit noodzakelijk acht, werkt verdachte mee aan bewindvoering/budgetbeheer;
  • verdachte zal zich onthouden van alcoholgebruik, druggebruik en niet voorgeschreven medicatie. Hij werkt mee aan controles hierop;
  • verdachte geeft openheid omtrent zijn sociale contacten;
  • verdachte neemt de medicatie in zoals voorgeschreven door zijn behandelend arts/ psychiater;
  • verdachte zal, indien noodzakelijk, voor een time-out worden teruggeplaatst naar de forensische verslavingskliniek Piet Roorda, of een soortgelijke instelling. Deze time-outplaatsing duurt in ieder geval zolang als nodig is om betrokkene op verantwoorde en veilige wijze terug te laten keren naar de omstandigheden voorafgaand aan de time-out, maar maximaal zeven weken. Deze periode kan eenmaal met zeven weken worden verlengd. Tijdens de time-out zullen partijen in overleg beslissen of en op welke wijze voortzetting van het traject al of niet mogelijk en haalbaar is;
geeft hierbij opdracht aan Reclassering Nederland (Tactus verslavingszorg te Zwolle) de ter beschikking gestelde bij de naleving van de aanwijzing hulp en steun te verlenen krachtens het bepaalde bij artikel 38, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van zijn aankomst in de forensische verslavingskliniek Piet Roorda te Zutphen, of een soortgelijke instelling, op 7 november 2016;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 09-721143-12.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Boogers, voorzitter,
mr. J. Eisses, rechter,
mr. D.M. Drok, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.N.A. Wooning, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 november 2016.
mr. J. Eisses is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.NB Dit dient begrepen te worden als: ten aanzien van feit 2 op dagvaarding I en het feit vermeld op dagvaarding II.
2.NB Dit dient begrepen te worden als: ten aanzien feit 2 van dagvaarding I.