ECLI:NL:RBDHA:2016:17263
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op basis van gezinsleven en inreisverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en een Ivoriaanse eiser die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen op basis van een inreisverbod dat aan de eiser was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat er geen objectieve belemmeringen waren om het gezinsleven van de eiser buiten Nederland voort te zetten. De eiser had eerder een verblijfsvergunning asiel, maar deze was ingetrokken en hij had sindsdien verschillende procedures gevoerd zonder succes. De rechtbank overwoog dat de belangen van de Nederlandse overheid zwaarder wogen dan de belangen van de eiser om zijn gezinsleven in Nederland uit te oefenen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de verblijfsvergunning en het inreisverbod niet in strijd waren met artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af.