ECLI:NL:RBDHA:2016:17262

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2016
Publicatiedatum
17 oktober 2019
Zaaknummer
4488881/15-50632 en 4490878/15-50634
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek tot vernietiging van besluiten van de Vereniging van Eigenaars met betrekking tot boetes en gebruik van appartementsrechten

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], een verzoek ingediend tot vernietiging van verschillende besluiten van de Vereniging van Eigenaars (VvE) van het appartementsgebouw aan de Van Alkemadelaan. De besluiten betroffen onder andere het opleggen van boetes voor het structureel parkeren van een caravan op een gemeenschappelijk gedeelte, het gebruik van het appartementsrecht voor verhuur als short stay, en het bevestigen van een camera aan de buitenmuur van het appartement. De kantonrechter heeft de verzoeken van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] beoordeeld aan de hand van de relevante bepalingen uit de akte van splitsing en het Burgerlijk Wetboek.

De kantonrechter oordeelde dat de VvE op juiste wijze heeft gehandeld bij het opleggen van de boetes en het verbieden van de verhuur zonder toestemming. De verzoekers stelden dat de besluiten in strijd waren met de akte van splitsing en de redelijkheid en billijkheid, maar de kantonrechter verwierp deze argumenten. De VvE had gerechtvaardigde belangen bij het handhaven van de besluiten, zoals het voorkomen van precedenten en overlast voor andere bewoners.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot vernietiging van de boete voor onredelijke hinder toegewezen, maar de overige verzoeken afgewezen. De verzoekers werden veroordeeld in de kosten van de procedure. Deze uitspraak benadrukt het belang van de regels binnen een VvE en de noodzaak voor eigenaren om zich aan deze regels te houden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
dd
Rolnrs.: 4488881/15-50632 en 4490878/15-50634
11 juli 2016
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1] ,

2. [verzoeker 2] ,beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. L. Wijenburg in procedure 4488881/15-50632, en procederende in persoon in procedure 4490878/15-50634
tegen
de Vereniging van Eigenaars Appartementsgebouw Van Alkemadelaan 1176 t/m 1246 (even nummers),
statutair gevestigd te Den Haag,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. P.G. Bekkers.
Partijen zullen worden aangeduid als ‘ [verzoeker 1] ’, ‘ [verzoeker 2] ’ en ‘de VvE’.

1.Procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de twee verzoekschriften, beide ingekomen ter griffie op 29 september 2015;
  • de verweerschriften;
  • de in het geding gebrachte producties.
De beide procedures zijn gevoegd behandeld.
Op 18 januari 2015 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Voor deze zitting is [verzoeker 2] verschenen met mr. A.J. Mul namens de gemachtigde. Namens de VvE zijn verschenen [functie] [betrokkene 1] en [functie] [betrokkene 2] , met de gemachtigde. Hierna zijn de zaken aangehouden in afwachting van mediation.
Bij fax van 21 april 2016 van de zijde van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] en van 22 april 2016 van de zijde van de VvE is te kennen gegeven dat de mediation niet is geslaagd, althans niet is opgestart.
Hierop is een datum bepaald voor de beschikking.

2.Feiten

De kantonrechter gaat op grond van de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling van het volgende uit.
 [verzoeker 2] is eigenaar van de appartementsrechten plaatselijk bekend als [adres 1] , met berging en garage, en [adres 2] , met berging. Op grond hiervan is [verzoeker 2] van rechtswege lid van de VvE.
 Blijkens de notulen van de vergadering van 1 september 2015 zijn op die vergadering – voor zover hier van belang – de navolgende besluiten genomen:
‘(…)

8. Machtiging vergadering afwikkeling juridische zaken

(…)

1. Handhaving besluit (2011) over de verhuur appartement als short stay. De vergadering is met een meerderheid voor handhaving van het besluit, hetgeen inhoudt dat de verhuur als short stay wordt verboden.

2. (Geen) toestemming voor reeds bevestigde camera aan de muur bij de familie [verzoeker 1] ( [adres 2] ). Er is door Fam. [verzoeker 1] geen toestemming gevraagd. Voor het aanbrengen van een camera. Een meerderheid van de vergadering is tegen het plaatsen van een camera.

3. Opleggen van boetes aan familie [verzoeker 1] (huisnummer [adres 1] en [adres 2] ) in verband met de volgende overtredingen:

Het structureel parkeren/stallen van de caravan op een gemeenschappelijk gedeelte. Met meerderheid van stemmen wordt de boete bepaald op € 226,89.
Onredelijke hinder die wordt veroorzaakt ter plaatse van de garage(‘s). Met meerderheid van stemmen wordt de boete bepaald op € 50,00.
Het wit verven van gemeenschappelijke muren ter plaatse van het balkon (huisnummer [adres 2] ). Met meerderheid van stemmen wordt de boete bepaald op

€ 50,00.

Het gebruiken van het appartementsrecht voor verhuur als short stay. Met meerderheid van stemmen wordt de boete bepaald op € 226,89.
Het bevestigen en behouden van een camera aan één van muren van het balkon (huisnummer [adres 2] ). Met meerderheid van stemmen wordt de boete bepaald op

€ 50,00.

4. (…)

De Vegadering van Eigenaars machtigt het bestuur om in de kwesties tegen mevrouw [verzoeker 2] en de heer [verzoeker 1] woonachtig aan de Van Alkemadelaan [adres 1] en [adres 2] aangaande:
  • het structureel parkeren/stallen van de caravan op een gemeenschappelijk gedeelte;
  • onredelijke hinder die wordt veroorzaakt ter plaatse van de garage(‘s);
  • het wit verven van gemeenschappelijke muren ter plaatse van het balkon (huisnummer [adres 2] );
  • het gebruiken van het appartementsrecht voor verhuur als short stay zonder toestemming van de vergadering van eigenaars;
  • het bevestigen en behouden van een camera aan één van muren van het balkon zonder toestemming van de vergadering van eigenaars;
de zaken over te dragen aan Rijssenbeek Advocaten en die buitengerechtelijke en gerechtelijke stappen te zetten, die het bestuur naar haar oordeel nodig acht, voorts om zo nodig namens de VvE in rechte te verschijnen en tenslotte al datgene te doen, wat rechtens noodzakelijk is, waaronder het verstrekken van inlichtingen en het zo nodig tot stand brengen van een minnelijke regeling.
(…)

10.Grootonderhoud

(…)

Verhoging bestrating voor de garages;Classico heeft twee offertes uitgebracht, een goedkope variant waar geen garantie wordt gegeven op het tegelwerk na trillen en een duurdere variant waar het tegelwerk in zijn geheel wordt vervangen. Na discussie gaat de vergadering akkoord met de goedkope variant (€ 11.950,00 exc. BTW)

11.Wijziging Splistingsakte en aanpassing Huishoudelijk Reglement

(…)
Een meerderheid van de vergadering gaat akkoord met de toevoeging “de opritten naar de garages” in art 7 lid 1 “Definitie gemeenschappelijke ruimten van het HH Rgelement. (…)
(…)
Art. 8 Gebruik gemeenschappelijke ruimten
Nieuwlid 9. De opritten naar de garages en achterdeuren behoren tot de gemeenschappelijke ruimten. Dat betekent dat daar niet mogen worden geplaatst caravans, aanhangwagens, boten , bouwmaterialen of andere voorwerpen die niet onmiddellijk verwijderd kunnen worden in geval van calamiteiten. Evenmin is het toegestaan deze opritten te gebruiken voor werkzaamheden die lawaai of overlast kunnen voor de medebewoners kunnen veroozaken, ook indien deze werkzaamheden worden verricht in de eigen garage. Dit geldt ook voor het gebruik van geluidsapparatuur.
De vergadering gaat akkoord met deze toevoeging aan ons HH reglement.
(…)’

3.Verzoek en verweer

3.1
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] verzoeken primair de besluiten als vermeld onder 8 (sub 1 tot en met 4), 10 en 11 van de notulen van de vergadering van 1 september 2015 nietig te verklaren wegens strijd met de akte van splitsing en met artikel 2:14 BW. Subsidiair verzoeken zij deze besluiten te vernietigen wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid ex artikel 2:8 BW.
3.2
De VvE voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen zal in het vervolg – voor zover relevant – nader worden ingegaan.

4.Beoordeling

4.1
Bij fax van 21 april 2016 hebben [verzoeker 1] en [verzoeker 2] verzocht om een nadere mondelinge behandeling, nu zij van mening zijn onvoldoende in de gelegenheid te zijn gesteld om hun verzoeken toe te lichten. De kantonrechter is hieraan voorbijgegaan nu ter mondelinge behandeling van 18 januari 2016 partijen in voldoende mate in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunten naar voren te brengen en de kantonrechter zich voldoende voorgelicht acht.
4.2
Ingevolge artikel 5:124 BW zijn de algemene regels inzake rechtspersonen van titel 1 van Boek 2 van toepassing verklaard op de vereniging van eigenaars, behoudens de in dat artikel vermelde bepalingen. De artikelen 2:14 BW (nietige besluiten) en 2:15 BW (vernietigbare besluiten) zijn op grond van het bepaalde in artikel 5:124 BW van overeenkomstige toepassing. Artikel 2:14 BW bepaalt dat een besluit van een rechtspersoon nietig is, als het in strijd is met de wet of de statuten (waarmee volgens artikel 5:129 BW de akte van splitsing gelijk wordt gesteld). Artikel 2:15 BW bepaalt dat een besluit van een rechtspersoon vernietigbaar is, als deze in strijd met wettelijke of statutaire bepalingen tot stand is gekomen, of als deze is genomen in strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW wordt geëist of als deze strijdig is met een reglement (het reglement van splitsing geldt niet als zodanig).
Waar [verzoeker 1] en [verzoeker 2] de nietigheid van de bestreden besluiten inroepen is strikt genomen de rechtbank, sector civiel, bevoegd, waar zij de vernietigbaarheid inroepen de kantonrechter. De bevoegdheid die de kantonrechter ontleent aan de wet wordt aangemerkt als een bevoegdheid naar de aard van de zaak, als bedoeld in artikel 93 lid d Rv. In het tweede lid van artikel 94 Rv is bepaald dat indien een zaak meerdere vorderingen betreft en tenminste één daarvan een vordering is als bedoeld in artikel 93 onder c of d Rv, die vorderingen alle door de kantonrechter worden behandeld en beslist, voor zover de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Afzonderlijke behandeling van de verzoeken van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] is vanuit proceseconomisch oogpunt bezien ongewenst. De kantonrechter acht zich daarom bevoegd van de verzoeken tot nietigverklaring van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] kennis te nemen.
4.3
Gebleken is dat uitsluitend [verzoeker 2] eigenaar is van de appartementsrechten. [verzoeker 1] is haar echtgenoot, op huwelijkse voorwaarden. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] zijn echter regelmatig gezamenlijk door of namens de VvE aangeschreven. Daarnaast bevinden zich in het dossier ook brieven waarmee alleen [verzoeker 1] is aangeschreven. Bovendien is door de VvE niet bestreden dat [verzoeker 1] in deze procedure als belanghebbende kan worden aangemerkt. [verzoeker 1] wordt daarom ontvankelijk geacht in de verzoeken.
totstandkoming besluiten
4.4
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] stellen dat de genomen besluiten nietig zijn nu uit de notulen niet blijkt hoe de stemming van de diverse besluiten tot stand is gekomen. Niet na te gaan is immers of steeds sprake is geweest van de op grond van de statuten vereiste (drie/vierde) meerderheid van het aantal stemmen, aldus [verzoeker 1] en [verzoeker 2] . Deze stelling wordt verworpen. Hiertoe wordt het navolgende overwogen.
Artikel 2:13 lid 3 bepaalt dat omtrent de uitslag van een stemming het oordeel van de voorzitter bepalend is, tenzij de statuten anders bepalen. Gesteld noch gebleken is dat in de statuten een dergelijke afwijkende bepaling is opgenomen. Als niet weersproken staat vast dat bij de vergadering van 1 september 2015 van de 3.384 stemmen er 2.721 aanwezig zijn geweest, en dat het stemmen heeft plaatsgevonden door handopsteking. In de notulen is steeds expliciet vermeld of een besluit wel of niet genomen is. Anders dan [verzoeker 1] en [verzoeker 2] kennelijk veronderstellen is niet vereist dat bij elk besluit wordt vermeld hoe de exacte stemverhouding is geweest. Gesteld noch gebleken is dat tijdens de vergadering door [verzoeker 1] , [verzoeker 2] of anderen onmiddellijk op grond van artikel 2:13 lid 4 BW is geprotesteerd tegen de juistheid van de uitslag van de stemmingen. Het moet er daarom, nu [verzoeker 1] en [verzoeker 2] verder niet onderbouwen waarom de uitslagen van de stemmingen onjuist zouden zijn, voor worden gehouden dat de bestreden besluiten op juiste wijze tot stand zijn gekomen. Deze besluiten zullen in het navolgende afzonderlijk worden besproken.
short stay
4.5
Onderdeel van het geschil is de kortdurende verhuur van appartement [adres 2] door [verzoeker 1] en [verzoeker 2] . Artikel 8 lid 1 van de akte van splitsing bepaalt dat de bestemming van appartement [adres 2] ‘woning’ is en dat deze bestemming niet mag worden gewijzigd zonder toestemming van de VvE. Naar het oordeel van de kantonrechter is het [verzoeker 1] en [verzoeker 2] daarom niet toegestaan dit appartement kortdurend te verhuren zonder toestemming van de VvE. Voor [verzoeker 1] en [verzoeker 2] , zoals zij stellen, van de gemeente een vergunning voor kortdurende verhuur hebben gekregen, maakt dat niet dat zij geen toestemming van de VvE meer nodig hebben. Op de vergadering van de VvE van 21 april 2011 is door [verzoeker 1] en [verzoeker 2] toestemming verzocht voor het houden van een bed & breakfast. Dit verzoek is afgewezen. Vervolgens is dit besluit op de vergadering van de VvE van 1 september 2015 gehandhaafd en is de verhuur als short stay verboden.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het door [verzoeker 1] en [verzoeker 2] aangebrachte onderscheid tussen de termen ‘bed & breakfast’ en ‘short stay’ niet relevant. In beide gevallen gaat het om kortdurende verhuur en beide zijn op grond van de hierboven genoemde besluiten van 21 april 2011 en 1 september 2015 niet toegestaan. Bovendien geldt dat niet aannemelijk is, zoals [verzoeker 1] en [verzoeker 2] stellen, dat zij steeds verhuren voor een periode van minimaal vier weken. De door de VvE overgelegde advertentie voor de verhuur van het appartement op een bekende bemiddelingswebsite op dit gebied vermeldt immers een prijs per nacht en een minimumverblijf van één nacht. Voorts is niet relevant of er al dan niet ontbijt wordt aangeboden. Dit betreft immers slechts een service die kan worden aangeboden binnen de (niet toegestane) verhuuractiviteiten.
Voor zover [verzoeker 1] en [verzoeker 2] stellen dat het onthouden van toestemming voor de verhuur in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, geldt dat zij dit slechts onderbouwen door te stellen dat de verhuur geen dusdanige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van medebewoners dan wel omwonenden oplevert dat het gerechtvaardigd is om de verhuur te verbieden. Dit maakt evenwel, voor zover dit al zou komen vast te staan, niet dat sprake is van strijd met de redelijkheid en billijkheid. Dit geldt des te meer gelet op de door de VvE aangevoerde en naar het oordeel van de kantonrechter gerechtvaardigde belangen bij het verbod op verhuur, te weten het voorkomen van precedenten, mogelijke waardevermindering, mogelijke overlast en het ontbreken van een mogelijkheid om te controleren wie er zich bij verhuur allemaal in het gebouw zullen gaan begeven.
Gelet op het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat geen aanleiding bestaat het besluit van de vergadering van 1 september 2015 als opgenomen in de notulen onder 8.1 nietig te verklaren dan wel te vernietigen.
camera
4.6
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben op enig moment om hen moverende redenen een camera bevestigd aan een buitenmuur. Op grond van artikel 11 lid 1 van de akte van splitsing is iedere op-, aan- of uitbouw zonder toestemming van de VvE verboden. Voorts bepaalt artikel 11 lid 3 van de akte van splitsing dat het aanbrengen van uitstekende voorwerpen slechts kan geschieden in overeenstemming met het huishoudelijk reglement, waarin niets is bepaald over het aanbrengen van camera’s. Een en ander betekent dat [verzoeker 1] en [verzoeker 2] , anders dan zij stellen, niet gerechtigd waren om zonder toestemming van de VvE over te gaan tot het aanbrengen van een camera.
Voor zover [verzoeker 1] en [verzoeker 2] stellen dat zij met het plaatsen van de camera geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van medebewoners hebben gemaakt/maken geldt dat dit niet bepalend is voor de vraag of sprake is van strijd met de redelijkheid en billijkheid. Dit geldt des te meer gelet op de gerechtvaardigde belangen van de VvE om het plaatsen van een camera niet toe te willen staan, zoals de kans op schade door de bevestiging en het voorkomen van precedenten. Daarbij komt dat diverse bewoners zich weldegelijk onprettig voelen bij de camera en daarover bij de VvE hebben geklaagd, hetgeen blijkt uit de door de VvE in dat verband overgelegde producties, welke door [verzoeker 1] en [verzoeker 2] niet zijn weersproken.
Ook met betrekking tot het besluit van de vergadering van 1 september 2015 als opgenomen in de notulen onder 8.2 bestaat kortom geen reden tot nietigverklaring, dan wel vernietiging.
boetes
4.7
Artikel 39 van de akte van splitsing biedt de mogelijkheid aan een appartementseigenaar een boete op te leggen bij overtreding van een wettelijke bepaling, een bepaling uit de akte van splitsing, of een bepaling uit het huishoudelijk regelement. Aan [verzoeker 1] en [verzoeker 2] is op grond hiervan een aantal hierboven genoemde boetes opgelegd.
Aan [verzoeker 1] en [verzoeker 2] is een boete opgelegd van € 226,89 wegens het structureel parkeren/stallen van de caravan op een gemeenschappelijk gedeelte. Als door [verzoeker 1] en [verzoeker 2] erkend staat vast dat door hen in ieder geval een maand of vijf à zes een caravan is geplaatst voor twee door hen gebruikte garages, waarvan zij er één in eigendom hebben en één huren. Uit de bij de akte van splitsing behorende tekening blijkt dat de plek waar [verzoeker 1] en [verzoeker 2] de caravan hadden staan een gemeenschappelijk gedeelte in de zin van de splitsingsakte is. Ter zitting is dit ook erkend door [verzoeker 1] en [verzoeker 2] . Een en ander betekent dat hiermee het feitelijk gebruik van de plek waar de caravan stond voor medebewoners onmogelijk was. Bovendien is onbetwist gesteld dat de woningen op de begane grond uitkijken op de inritten voor de garages, en dus (destijds) op de caravan. Hiermee is gegeven dat [verzoeker 1] en [verzoeker 2] door het plaatsen van de caravan inbreuk hebben gemaakt op het recht van medegenot van de andere eigenaren, hetgeen in strijd is met artikel 2 lid 6 van de akte van splitsing. Dat dit door (een meerderheid van) de andere eigenaren inderdaad zo is ervaren kan al worden afgeleid uit het feit dat besloten is tot het opleggen van een boete. Dat het huishoudelijk reglement naar aanleiding van deze situatie pas later, bij in deze procedure eveneens bestreden besluit van 1 september 2015, is aangepast is daarom niet relevant.
Voorts geldt dat de boete is opgelegd wegens het structurele karakter van de stalling van de caravan. Nergens blijkt uit dat het niet mogelijk is incidenteel een caravan te plaatsen, bijvoorbeeld om deze in pakken of schoon te maken. Van strijd met de vereisten van redelijkheid en billijkheid is dan ook geen sprake. Het boetebesluit ten aanzien van de caravan is met recht en reden genomen en dient in stand te blijven.
Aan [verzoeker 1] en [verzoeker 2] is verder een boete opgelegd van € 50,00 wegens onredelijke hinder ter plaatse van de garages. Het besluit vermeldt niet waaruit deze hinder zou hebben bestaan. De VvE verwijst in haar verweerschrift ter onderbouwing van de hinder naar de randnummers 7 tot en met 18 van dit verweerschrift. Hierin valt evenwel hoegenaamd niets te lezen over hinder ter plaatse van de garages (los van de situatie rond de gestalde caravan, waarvoor een aparte boete is opgelegd). De bijgevoegde e-mails van andere eigenaren vermelden wel een en ander aan klachten, maar het betreft hier hooguit 2 à 3 klachten over troep rond de garage, en een enkele klacht met betrekking tot werkzaamheden in/rond de garage. Al met al is dit naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om vast te kunnen stellen dat sprake is van ongeoorloofde hinder in de zin van artikel 11 lid 2 van de akte van splitsing en artikel 10 van het huishoudelijke regelement. Hierbij wordt meegewogen dat uitgangspunt is dat men enige hinder van elkaar moet dulden. Met andere woorden de aanwezigheid van enige hinder, maakt deze nog niet ongeoorloofd. Een en ander lijdt tot de conclusie dat op dit punt geen sprake is van de overtreding van een bepaling uit de akte van splitsing of het huishoudelijk reglement. Het verzoek tot nietigverklaring van het boetebesluit inzake onredelijke hinder is daarom toewijsbaar.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben op enig moment de (gemeenschappelijke) balkonmuren ter hoogte van nummer [adres 2] zonder toestemming van de VvE wit geschilderd. De overige balkonmuren bezitten nog de oorspronkelijke steenkleur. Door de VvE is een boete opgelegd van € 50,00. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] stellen evenwel dat zij het architectonisch uiterlijk door het wit verven niet hebben gewijzigd. Zij hebben daarmee niet gehandeld in strijd met artikel 8 van de akte van splitsing en bovendien is het wit verven naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar aldus [verzoeker 1] en [verzoeker 2] .
Naar het oordeel van de kantonrechter dienen naar buiten gerichte onderdelen van een appartement zoals een balkon gezien te worden als mede bepalend voor de stijl van het gehele gebouw. Niet in te zien valt waarom door het wit schilderen van één of enkele van de muren van een balkon de stijl van het gebouw, en daarmee het architectonisch uiterlijk, niet zou worden aangetast. Verder geldt dat de VvE een gerechtvaardigd belang heeft bij het handhaven van de geldende architectonische stijl, welke belang in ieder geval is gelegen in het voorkomen van een precedent en van eventuele waardevermindering bij een mogelijke wildgroei van kleuren op de balkonmuren. Dit alles overziend bestaat geen reden het opgelegde boetebesluit in zoverre nietig te verklaren of te vernietigen.
Voor het gebruiken van het appartementsrecht voor verhuur als short stay is een boete opgelegd van € 226,89 opgelegd. Hierboven is onder 4.5 geoordeeld dat hiervoor op grond van artikel 8 lid 1 van de akte van splitsing toestemming van de vergadering is vereist en dat deze toestemming reeds bij besluit van de VvE van 21 april 2011 is onthouden. Als niet betwist staat voorts vast dat [verzoeker 1] en [verzoeker 2] nadien toch appartement [adres 2] hebben verhuurd. Voor zover [verzoeker 1] en [verzoeker 2] stellen dat niet is voldaan aan de voorschriften voor het opleggen van een boete uit artikel 39 van de akte van splitsing, geldt dat zij dit niet hebben onderbouwd. Nagelaten is aan te geven aan welk(e) vereiste(n) niet is voldaan. De VvE heeft terecht een boete opgelegd, zodat het besluit daartoe in stand dient te blijven.
Voor het bevestigen en behouden van een camera aan één van de muren van het balkon (huisnummer [adres 2] ) is een boete opgelegd van € 50,00. Onder 4.6 is hierboven reeds geoordeeld dat [verzoeker 1] en [verzoeker 2] met het plaatsen van de camera hebben gehandeld in strijd met artikel 11 lid 1 en lid 3 van de akte van splitsing. Voor zover [verzoeker 1] en [verzoeker 2] stellen dat niet is voldaan aan de voorschriften voor het opleggen van een boete uit artikel 39 van de akte van splitsing, geldt dat zij dit niet hebben onderbouwd. Nagelaten is aan te geven aan welk(e) vereiste(n) niet is voldaan. Hieraan wordt daarom voorbijgegaan. Ook het boetebesluit ten aanzien van de camera dient in stand te blijven.
toestemming/machtiging voeren procedures
4.8
De VvE is op grond van artikel 32 lid 3 van de akte van splitsing bevoegd te besluiten aan het bestuur een machtiging te verlenen tot het starten van een gerechtelijke procedure. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] stellen – zo verstaat de kantonrechter – dat de toestemming aan en machtiging van het bestuur tot het voeren van procedures onterecht is verleend, nu de beslissingen op de punten waarover geprocedeerd zou moeten gaan worden niet rechtsgeldig zijn genomen door de VvE. Een en ander staat aan de verleende toestemming/machtiging echter niet in de weg. Immers, de vraag naar de rechtsgeldigheid van die achterliggende beslissingen dient aan de orde te komen als daadwerkelijk een procedure wordt gevoerd – zoals nu in deze procedure gebeurt – maar is niet relevant voor de enkele vraag of aan het bestuur toestemming/machtiging kan worden verleend tot het voeren van procedures met betrekking tot die achterliggende beslissingen.
Nu [verzoeker 1] en [verzoeker 2] hun verzoek op dit punt verder niet hebben onderbouwd, bestaat geen reden het besluit van de vergadering van 1 september 2015 als opgenomen in de notulen onder 8.4 nietig te verklaren, dan wel te vernietigen.
verhoging bestrating
4.9
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] stellen dat er geen beslissing is genomen tot het ophogen van de bestrating voor de garages. Er zijn daarom onterecht offertes opgevraagd waarna er onterecht is besloten tot het verhogen van de betreffende bestrating, aldus [verzoeker 1] en [verzoeker 2] . Door [verzoeker 1] en [verzoeker 2] is echter niet onderbouwd waarom het bestuur van de VvE toestemming van de vergadering van de VvE nodig heeft voor het enkele opvragen van offertes, welke de VvE op geen enkele wijze binden. Ook overigens valt niet in te zien waarom het bestuur deze toestemming had moeten hebben.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] stellen voorts dat de verhoging van de bestrating niet nodig zou zijn, en dat er door het bestuur onvoldoende onderzoek naar een goedkopere passende oplossing is verricht. Uit de notulen van de vergadering van 7 februari 2012 blijkt echter dat het nota bene [verzoeker 1] en [verzoeker 2] zelf zijn geweest die hebben verzocht om de verhoging van alle toegangen naar de garages. Daarbij komt dat door het bestuur twee offertes zijn opgevraagd, op grond waarvan de vergadering heeft gekozen voor de goedkoopste. Hiertegenover had het op de weg van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] gelegen om op zijn minst te stellen waaruit in hun optiek een goedkopere oplossing zou kunnen bestaan, en/of zelf een offerte in het geding te brengen waaruit blijkt dat de VvE voor een onnodig dure oplossing heeft gekozen.
Er bestaat derhalve geen aanleiding om het besluit van de vergadering van 1 september 2015 als opgenomen in de notulen onder 10 op dit punt nietig te verklaren, dan wel te vernietigen.
aanpassing huishoudelijk regelement
4.1
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] betwisten dat de betreffende beslissingen tot wijziging van het huishoudelijk reglement, meer in het bijzonder de aanvulling van artikel 7 en de toevoeging van een nieuw lid 9, op rechtsgeldige wijze tot stand zijn gekomen. De kantonrechter verwijst naar hetgeen hierboven onder 4.4 is overwogen en geoordeeld, en overweegt daarnaast dat [verzoeker 1] en [verzoeker 2] verder niet hebben onderbouwd waarom van een rechtsgeldige totstandkoming van die besluiten geen sprake is geweest. Er bestaat dan ook geen reden tot nietigverklaring dan wel vernietiging wat betreft de genomen besluiten zoals vermeld onder 11 in de notulen van de vergadering van 1 september 2015.
conclusie
4.11
Gelet op het voorgaande zullen de verzoeken van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] worden afgewezen, met uitzondering van het verzoek tot vernietiging van het boetebesluit inzake onredelijke hinder.
4.12
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in beide procedures worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De wettelijke rente en de nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter:
 verklaart nietig het boetebesluit inzake onredelijke hinder als opgenomen in de notulen van de vergadering van de VvE van 1 september 2015 onder 8.3.b;
 wijst de overige verzoeken af;
 veroordeelt [verzoeker 1] en [verzoeker 2] in de kosten van de procedure, welke tot op heden aan de zijde van de VvE worden vastgesteld op € 450,00 aan salaris gemachtigde; en bepaalt dat dit bedrag binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking moet zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
 veroordeelt [verzoeker 1] en [verzoeker 2] tot betaling van € 75,00 aan nasalaris, voor zover de VvE daadwerkelijk nakosten zal maken, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag der voldoening, en voorts, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, vermeerderd met de explootkosten van betekening van de beschikking, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. E.A.W. Schippers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juli 2016.