ECLI:NL:RBDHA:2016:17260

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2016
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
4881644 16-7205
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake incassodienstverlening en betalingsverplichting

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Invorderingsbedrijf B.V. en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eisende partij, Invorderingsbedrijf B.V., vorderde betaling van een bedrag van € 271,80, inclusief wettelijke handelsrente en proceskosten, omdat de gedaagde partij de jaarlijkse bijdrage van € 199,-- voor incassodienstverlening niet had voldaan. De gedaagde partij had wel een betaling gedaan, maar dit betrof een eerdere factuur en niet de vordering waar het nu om ging. De gedaagde partij was niet verschenen op de zittingen en had ook geen inhoudelijke reactie gegeven op de repliek van de eisende partij. De kantonrechter oordeelde dat het verweer van de gedaagde partij onvoldoende was onderbouwd en dat de vordering van de eisende partij toewijsbaar was. De gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief rente en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
dd
Rolnr.: 4881644/16-7205
Datum: 22 augustus 2016
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap Invorderingsbedrijf B.V.,domicilie hebbende te Den Haag,
eisende partij,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.Procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken, waaruit tevens het procesverloop blijkt:
- de dagvaarding d.d. 19 februari 2016;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de in het geding gebrachte producties.
Op de rolzitting van 30 mei 2016 is aan gedaagde partij een termijn verleend tot de rolzitting van 27 juni 2016 voor het (mondeling of schriftelijk) nemen van een conclusie van dupliek. Vervolgen is op de rolzitting van 27 juni 2016 een laatste termijn gegeven tot de rolzitting van 25 juli 2016. Dit is op genoemde zittingen aan gedaagde partij meegedeeld, dan wel haar nadien bij brief van de griffier meegedeeld.
Gedaagde partij is op de daarvoor aangewezen zittingen echter niet verschenen en heeft evenmin op andere wijze gereageerd. Op grond daarvan is de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2.Feiten

Tussen partijen is een overeenkomst inzake incassodienstverlening gesloten op basis van een abonnement. Gedaagde partij dient hiervoor een jaarlijkse bijdrage van € 199,-- inclusief btw te betalen.

3.Geschil

3.1
Eisende partij vordert – kort weergegeven – betaling van een bedrag van € 271,80 met wettelijke handelsrente en proceskosten, met de wettelijke handelsrente daarover bij niet betalen binnen 14 dagen na betekening van het vonnis.
3.2
Eisende partij legt hieraan ten grondslag dat gedaagde partij de jaarlijkse bijdrage over de periode van 31 juli 2015 tot en met 30 juli 2016 van € 199,-- inclusief btw ondanks aanmaning en sommatie niet heeft voldaan. Zij vordert betaling van dit bedrag en maakt daarnaast aanspraak op een bedrag van € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, en op een bedrag van € 24,40 aan overeengekomen rente, berekend tot de dag der dagvaarding.
3.3
Gedaagde partij voert gemotiveerd verweer. Hiertoe voert gedaagde partij aan – voor zover relevant – dat het verschuldigde bedrag van € 199,-- al is betaald.
3.4
Op de stellingen van partijen zal in het vervolg – voor zover relevant – nader worden ingegaan.

4.Beoordeling

4.1
Eisende partij heeft bij conclusie van repliek het door gedaagde partij bij antwoord gevoerde verweer deugdelijk gemotiveerd weersproken en de juistheid van haar stellingen voorshands voldoende aannemelijk gemaakt. Hiertoe voert eisende partij aan – kort weergegeven – dat de overeenkomst tussen partijen behoudens opzegging jaarlijks automatisch wordt verlengd. Van gedaagde partij is nimmer een opzegging ontvangen, zodat de overeenkomst nog steeds doorloopt. Verder erkent eisende partij dat een betaling van € 199,-- van gedaagde partij is ontvangen. Deze betaling ziet echter op een eerdere factuur over de periode van 31 juli 2014 tot en met 30 juli 2015, aldus eisende partij.
4.2
Het had daarom op de weg van gedaagde partij gelegen om inhoudelijk op de repliek van eisende partij te reageren. Hoewel gedaagde partij daartoe naar behoren in de gelegenheid is gesteld is, heeft zij dat nagelaten. Nu gedaagde partij haar verweer, tegenover de gemotiveerde weerlegging daarvan door eisende partij, niet nader heeft gestaafd, is de kantonrechter van oordeel dat gedaagde partij haar verweer onvoldoende heeft onderbouwd. Dit leidt ertoe dat het verweer zal worden verworpen en dat de vordering van eisende partij zal worden toegewezen. De gevorderde rente zal daarbij worden toegewezen als hierna vermeld.
4.3
Als de in het ongelijk gestelde partij zal gedaagde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van eisende partij. Over de proceskosten zal slechts de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter:
 veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 271,80, met de wettelijke handelsrente over
€ 199,-- en de wettelijke rente over € 48,40, beide vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
 veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure, welke tot op heden aan de zijde van eisende partij worden vastgesteld op € 344,38, waarvan € 120,-- aan gemachtigdensalaris; en bepaalt dat dit bedrag binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis moet zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
 wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. E.A.W. Schippers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 augustus 2016.