ECLI:NL:RBDHA:2016:17201

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2016
Publicatiedatum
1 maart 2018
Zaaknummer
C/09/504676/ KG RK 16-178
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van voorzieningenrechter in kort geding over huurachterstand en ontruiming

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2016 een verzoek tot wraking van de voorzieningenrechter mr. M.E. Groeneveld-Stubbe afgewezen. Het verzoek werd ingediend door de verzoekers, die betrokken waren bij een kort geding dat door de eiser, [belanghebbende], was aangespannen wegens huurachterstand van een bedrijfspand. De verzoekers voerden aan dat de voorzieningenrechter tijdens de zitting van 29 januari 2016 de schijn van partijdigheid en vooringenomenheid had gewekt. Ze stelden dat de voorzieningenrechter geïrriteerd was over technische problemen en dat zij geen getuigen wilde horen, wat volgens hen niet in lijn was met de gebruikelijke praktijk in kort geding procedures.

De voorzieningenrechter heeft het wrakingsverzoek gemotiveerd weersproken en aangegeven dat zij zich niet geïrriteerd voelde en dat het niet horen van getuigen een vaste praktijk is in kort geding. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen objectieve feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen. De verzoekers voelden zich niet gehoord, maar dit was op zich geen grond voor wraking. De wrakingskamer concludeerde dat de voorzieningenrechter haar taak naar behoren had uitgevoerd en dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de hoofdzaak voortgezet kan worden. De beslissing is openbaar uitgesproken en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitkomst.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2016/7
zaak-/rekestnummer: C/09/504676/ KG RK 16-178
kenmerk: C/09/502099 / KG ZA 15-1930
datum beschikking: 7 maart 2016
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de zaak van:

1.[naam VOF] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2. [verzoeker sub 2]

wonende te [woonplaats] ,

3. [verzoeker sub 3] ,

wonende te [woonplaats] ,
verzoekers,
(gedaagden in de hoofdzaak),
hierna: [verzoekers] ,
advocaat: mr. J.A. Zee te Amsterdam;
strekkende tot wraking van:
mr. M.E. Groeneveld-Stubbe
voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag.
Belanghebbende in deze procedure is:
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
(eiser in de hoofdzaak),
hierna: [belanghebbende] ,
Advocaat: mr. L.W.B. Dijkstra te Den Haag.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

[belanghebbende] heeft een kort geding aanhangig gemaakt tegen [verzoekers] , inhoudende een vordering tot ontruiming van een door [belanghebbende] aan [verzoekers] verhuurd bedrijfspand wegens een huurachterstand. Op 29 januari 2016 heeft behandeling van het kort geding plaatsgevonden. Bij brief van 1 februari 2016 hebben verzoekers de voorzieningenrechter gewraakt. De gronden voor de wraking zijn in deze brief opgenomen.
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het door de voorzieningenrechter en de griffier opgestelde en ondertekende proces-verbaal van voornoemde behandeling, van het wrakingsverzoek en van de schriftelijke reactie van de voorzieningenrechter.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 22 februari 2016 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. De advocaat van verzoekers is verschenen en heeft het wrakingsverzoek toegelicht. Tevens zijn [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] verschenen. De voorzieningenrechter is als aangekondigd niet ter zitting verschenen De advocaat van belanghebbende is verschenen.

3.Het standpunt van verzoeker

Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd.
Volgens [verzoekers] heeft de voorzieningenrechter tijdens de zitting in kort geding van 29 januari 2016 de schijn van partijdigheid en vooringenomenheid gewekt. De voorzieningenrechter was bij aanvang van de zitting duidelijk geïrriteerd over het niet werken van een printer en over het uitlopen van eerdere zaken. De voorzieningenrechter gaf direct en ongemotiveerd te kennen de door [verzoekers] meegebrachte personen niet te zullen bevragen. De voorzieningenrechter gaf de stellige indruk geen prijs te stellen op een door [verzoekers] te geven toelichting noch op het verweer van [verzoekers] . Doordat de voorzieningenrechter [verzoekers] langdurig en indringend aansprak op de kosten en de problemen ten aanzien van een bodemprocedure, is bij [verzoekers] de indruk ontstaan dat de voorzieningenrechter geen kennis heeft genomen van het verweer van [verzoekers] en dat zij al bij aanvang van de zitting tot een oordeel was gekomen omtrent de vorderingen van [belanghebbende] in kort geding. De voorzieningenrechter gaf, door vaak op de klok te kijken, de indruk de zaak snel te willen afdoen. Doordat de voorzieningenrechter 40 minuten na aanvang van de zitting nog in de veronderstelling verkeerde dat [verzoekers] motorfietsen repareert, terwijl uit het dossier duidelijk blijkt dat [verzoekers] een autobedrijf exploiteert, heeft zij de indruk gewekt dat zij onvoldoende dossierkennis had. Ten slotte liet de voorzieningenrechter mr. Verhaegh, advocaat van [naam] B.V., het woord voeren namens [belanghebbende] , hoewel [verzoekers] duidelijk gemaakt had dat het autoschadebedrijf geen partij is in deze procedure. Gelet hierop heeft de voorzieningenrechter er blijk van gegeven geen acht te slaan op het door [verzoekers] gevoerde verweer.

4.Het standpunt van de voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter berust niet in de wraking en heeft geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek. De voorzieningenrechter voert aan dat zij bij het begin van de zitting excuses heeft gemaakt voor de late aanvang en de oorzaak daarvan heeft gemeld: in de voorafgaande zaak diende een vaststellingsovereenkomst te worden geprint en de printer werkte niet. De voorzieningenrechter geeft te kennen niet geïrriteerd te zijn geweest en deze uitleg te hebben gegeven omdat het vervelend is voor partijen als de zitting te laat begint. Overigens is dit geen grond voor wraking. De voorzieningenrechter bevestigt dat zij ter zitting heeft gesteld dat een kort geding zich niet leent voor het leveren van (getuigen-)bewijs en dat daarom de meegebrachte getuigen niet zouden worden gehoord. Dit is vaste praktijk bij de behandeling van een kort geding, hetgeen ook blijkt uit vaste jurisprudentie op dit punt. De voorzieningenrechter begrijpt niet waarop de stelling gebaseerd is dat zij geen prijs zou stellen op een toelichting door [verzoekers] . Beide partijen zijn uitgebreid aan het woord geweest. De voorzieningenrechter heeft met [verzoekers] besproken dat zij in een lastige bewijspositie verkeert en heeft gewezen op de risico’s die verbonden zijn aan de door haar gevolgde strategie. De voorzieningenrechter achtte het haar plicht om [verzoekers] op deze risico’s te wijzen en om te proberen een ingang te vinden voor een regeling tussen partijen. De voorzieningenrechter kan zich niet vinden in het standpunt dat zij de zaak als hamerstuk zou hebben beschouwd. Het is correct dat zij af en toe op de klok heeft gekeken; zij is immers verantwoordelijk voor het bewaken van de tijd. Ook dit vormt geen grond voor wraking. Of sprake was van een auto- of motorbedrijf was voor de behandeling van de vordering in het geheel niet relevant. Mr. Verhaegh is slechts kort aan het woord geweest en daartegen is ter zitting geen bezwaar gemaakt. Dit vormt evenmin grond voor wraking.

5.De beoordeling

5.1.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3.
De wrakingskamer stelt voorop dat bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek duidelijk is geworden dat [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] zich niet gehoord hebben gevoeld bij de behandeling van het kort geding ter zitting. Hoe vervelend ook is dit op zich nog geen grond om aan te nemen dat de voorzieningenrechter vooringenomen of partijdig zou zijn geweest. Van vooringenomenheid zal moeten blijken uit objectiveerbare feiten of omstandigheden.
5.4.
Het is vaste praktijk dat in kort geding geen getuigen worden gehoord. Uit het proces-verbaal noch uit de toelichting van de voorzieningenrechter kan worden opgemaakt dat de voorzieningenrechter de mogelijke gevolgen van de strategie van [verzoekers] op vooringenomen wijze heeft besproken of dat uit die bespreking blijkt dat sprake is van partijdigheid. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt voorts dat (de advocaat van) verzoekers uitgebreid aan het woord geweest is/zijn en dat daarbij het standpunt van verzoekers voldoende naar voren is gebracht.
5.5.
De overige door verzoekers aangevoerde gronden vormen evenmin grond voor wraking. Het is de taak van de voorzieningenrechter om de tijd te bewaken. Dat de voorzieningenrechter geïrriteerd zou zijn geweest over het niet werken van de printer, - hetgeen zij overigens gemotiveerd weersproken heeft - is daartoe al evenzeer onvoldoende. Dat de voorzieningenrechter niet wist of het bedrijf van verzoekers een auto- of een motorbedrijf was, maakt voor de beoordeling van het geschil niet uit. Dat de voorzieningenrechter mr. Verhaegh (kort) aan het woord gelaten heeft, is evenmin een omstandigheid die kan leiden tot een geslaagde wraking.
5.6.
Nu de wrakingskamer niet is gebleken van feiten of omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de voorzieningenrechter een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden, wordt het verzoek tot wraking afgewezen.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoekers p/a hun advocaat mr. J.A. Zee;
• eiser in de hoofdzaak p/a zijn advocaat mr. L.W.B. Dijkstra;
• de voorzieningenrechter mr. M.E. Groeneveld-Stubbe.
Deze beslissing is gegeven door mrs. E. Rabbie, F.J. Verbeek en K.M. Braun, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Bijvank als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2016.