Uitspraak
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG
Breand B.V.,h.o.d.n. Budgetketel,
1.De voorgeschiedenis en het procesverloop
2.Het verloop van de wrakingsprocedure
3.Het standpunt van verzoeker
4.Het standpunt van de kantonrechter
5.De beoordeling
kortte reageren op elkaars standpunten”, dat voor “uitvoerige pleidooien” geen plaats is en dat “een
kortenotitie met enkele tevoren op schrift gestelde aantekeningen ten behoeve van de comparitie” wel is toegestaan. In de brief wordt verder meegedeeld dat partijen die ter zitting stukken willen overleggen, ervoor moeten zorgen dat die stukken tenminste één week voor de zittingsdatum ter griffie aanwezig zijn, onder gelijktijdige toezending aan de wederpartij. Mede gezien tegen de achtergrond van deze brief zijn de beslissingen van de kantonrechter om de nadere conclusie te weigeren en evenmin toe te staan deze mondeling in te brengen, niet zo onbegrijpelijk dat deze een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de kantonrechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert. Bijzondere omstandigheden die moeten leiden tot een ander oordeel zijn gesteld noch gebleken.
6.De beslissing
- de verzoeker;
- de kantonrechter mr. W. ten Cate;
- de belanghebbende.