ECLI:NL:RBDHA:2016:1718

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2016
Publicatiedatum
22 februari 2016
Zaaknummer
09/857687-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van een overval op de Hornbach met inside job elementen

Op 24 februari 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een overval op de Hornbach in Wateringen op 15 december 2014. De verdachte, geboren in 1970 en werkzaam als (assistent) hoofdcaissière bij de Hornbach, zou voorafgaand aan de overval informatie hebben verschaft aan de daders over de kluisprocedure en hen toegang hebben verleend tot het pand. Tijdens de overval werden medewerkers met vuurwapens bedreigd en gedwongen op de grond te liggen, waarna zij met tie-wraps werden vastgebonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de daders voorkennis hadden van de kluisprocedure, wat duidt op een 'inside job'. De verdachte heeft tijdens de overval gedaan alsof zij een slachtoffer was, maar de rechtbank concludeert dat zij een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de overval door haar kennis en toegang tot het pand. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld en bedreiging, gepleegd door twee of meer verenigde personen, en heeft haar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de Hornbach en een van de medewerkers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/857687-14
Datum uitspraak: 24 februari 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting, huis van bewaring “Utrecht”, te Nieuwersluis.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 9 juli 2015, 28 september 2015, 4 december 2015 en 10 februari 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. van Geloven en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. M.B. Brouwer, advocaat te Den Haag, en door verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 10 februari 2016 medegedeeld dat zij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 15 december 2014 te Wateringen, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal ca. 89.638,- en/of drie, althans een of meer (mobiele) telefoon(s) en/of sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan bouwmarkt De Hornbach en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- dragen van bivakmutsen en/of tonen en/of doorladen van twee, althans een of meer (vuur) wapen(s) en/of
- sommeren van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dat zij op hun buik op de grond moest(en) gaan liggen en/of
- met kabelbinders vastbinden van de polsen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- met kabelbinders vastbinden van de benen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- fouilleren van voornoemde perso(o)n(en) en/of
- het drukken van een (vuur) wapen op/tegen de nek, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] .

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Op 15 december 2014 is bij de meldkamer van de politie een melding binnengekomen van een medewerker van de Hornbach, die vertelde dat er een overval op de bouwmarkt Hornbach aan [adres 1] te Wateringen had plaatsgevonden. Ter plaatse bleek dat drie overvallers via de personeelsingang met een toegangspas van verdachte binnen waren gekomen. Vervolgens hebben twee overvallers elk een vuurwapen getoond en heeft één van hen een vuurwapen doorgeladen en dit op één van de medewerkers gericht. De medewerkers werden gesommeerd op de grond te gaan liggen, waarna hun polsen, en later ook hun enkels, met tie-wraps werden vastgebonden. Verder zijn er telefoons van de medewerkers afgepakt en vernield. De daders hebben bij deze overval € 89.638,- weggenomen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich tezamen met anderen heeft schuldig gemaakt aan voornoemde overval. Verdachte heeft verklaard dat zij na haar vertrek uit de Hornbach is overvallen door de daders, terwijl de verdenking ervan uit gaat dat zij met de daders heeft samengewerkt.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken, nu hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
De raadsman heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot de veronderstelling dat er sprake zou zijn van een ‘inside job’ bevindt zich in het dossier op geen enkele wijze een objectieve aanwijzing dat verdachte op enigerlei wijze een voorbereidingshandeling of een ondersteunende handeling heeft verricht die kan duiden op informatieverschaffing aan de overvallers, zoals bijvoorbeeld de plattegrond, werktijden, beveiligingsprotocollen en dergelijke. De aanwezigheid van verdachte op het moment van de overval kan niet belastend tegen haar worden gebruikt. Verdachte heeft juist geen afwijkend gedrag vertoond. Zij heeft een duidelijke verklaring afgelegd over de beelden waarop te zien is dat zij met een telefoon in haar handen staat. De overige ‘afwijkende’ gedragingen zijn suggestief, sturend, kleurend en achteraf genoemd door de getuigen. Wat betreft de personeelspas is het niet van belang wanneer en van wie verdachte haar personeelspas heeft teruggekregen, nu uit de vraagstelling in een verhoor blijkt dat zij haar pas de dag na de overval heeft gebruikt, waaruit simpelweg volgt dat zij de pas heeft teruggekregen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Procedure
Om de vraag te beantwoorden of er sprake was van ‘inside information’ of een ‘inside job’ zal eerst de procedure met betrekking tot het tellen, controleren van het tellen en het veiligstellen van het geld, de zogeheten kluisprocedure, zoals deze uit het dossier blijkt, worden beschreven.
Vanuit de centrale hal leidt een binnendeur naar een tweede hal, van waaruit toegang tot het kantoor van de vestigingsmanager mogelijk is. In dit kantoor bevindt zich een kast waarin zich twee kluizen, voorzien van een sleutelslot en cijferslot, bevinden. De
vestigingsmanagers/bedrijfsleiders hebben elk een sleutelbos waaraan zich onder meer een moedersleutel en de sleutels van voornoemde kluizen bevinden. De code van de kluis is alleen bekend bij de vestigingsmanagers en bedrijfsleiders. In de rechterkluis bevindt zich een blauw verzegeld tasje met twee losse kluissleutels en een sleutelbos. De tweede hal biedt voorts toegang naar de telruimte, die grenst aan de kluisruimte. In de kluisruimte bevinden zich twee grote kluizen met de opbrengsten vanuit de vestiging. De telruimte en de kluisruimte worden afgescheiden door een binnendeur en een stalen toegangshek met hangsloten. De hangsloten kunnen enkel met voormelde moedersleutel worden opengemaakt. Na sluiting van het pand om 21:00 uur verlaat het personeel tussen 21:00 en 21:30 uur het pand. Dit is altijd iets eerder dan de bedrijfsleider en (assistent) hoofdcaissière. Zodra de (assistent) hoofdcaissière klaar is met de werkzaamheden in de tel- en kluisruimte neemt zij telefonisch contact op met de bedrijfsleider, die vervolgens de inhoud van beide kluizen controleert. De sleutels van de kluizen en het sleutelbosje gaan weer in het blauwe tasje en het blauwe tasje wordt weer met een zegel afgesloten. Daarna doet de bedrijfsleider de hangsloten om het stalen hek en deponeert het blauwe tasje weer in de rechterkluis die in de archiefkast van het kantoor van de vestigingsmanager staat. De medewerker van de interne dienst doet de sluitronde en sluit samen met de bedrijfsleider het pand af. [2]
Voorkennis
Uit de verklaringen van diverse getuigen ontstond het vermoeden dat de daders voorkennis hadden van de hiervoor beschreven kluisprocedure.
Reeds toen de politie ter plaatse kwam, heeft een collega van verdachte verklaard dat de daders precies wisten welke sleutels en welke kluis ze moesten hebben en welke sleutel bij de hangsloten van het hek hoorde. Verder viel het deze collega op dat de daders spraken over een blauw tasje waaruit hij opmaakte dat de daders dit wisten. [3] De daders leken precies te weten waar ze naartoe moesten, aldus een collega van verdachte. [4]
Verdachte was als (assistent) hoofdcaissière werkzaam in dat filiaal, ook op het moment van de overval. Aangever [slachtoffer 2] (bedrijfsleider tuinen) was die avond de leidinggevende en had het idee dat de daders zich specifiek op hem hadden gericht en direct op zoek waren naar de sleutelbos. Hij voelde dat één van de daders zijn sleutelbos uit zijn broekzak pakte. [5]
Daarna hoorde hij dat de archiefkast werd opengemaakt. [6] Aangever [slachtoffer 1] (bedrijfsleider van het filiaal) heeft verklaard dat hij het vermoeden had dat de daders wisten dat in de minikluis de sleutels van de geldkluis zaten, omdat zij zonder te vragen de kast in het kantoor al geopend hadden. Verder heeft hij verklaard dat één van de daders naar de code van de minikluis vroeg. [7] Het betreft een 4-cijferige code met de letter ‘A’ als toevoeging. [slachtoffer 2] gaf in eerste instantie de 4-cijferige code op. Het viel [slachtoffer 2] daarbij op dat één van de daders direct hierna zei: “En…”, waarna hij de letter ‘A’ door gaf. [8] Alleen het blauwe tasje werd meegenomen, de losse sleutels werden niet gepakt, alsof de daders wisten dat ze die niet moesten hebben. Bij de kluisruimte werden de deuren vrij snel geopend terwijl er vijftien sleutels aan de sleutelbos van [slachtoffer 2] hingen. Het viel [slachtoffer 2] op dat de daders heel veel kennis van zaken hadden met betrekking tot de - in november 2013 nog aangepaste - kluisprocedure. [9]
De hoofdcaissières, bedrijfsleiders en medewerkers van de interne dienst weten dat de hangsloten op het hek met één bepaalde sleutel te openen zijn. [10] De vestigingsmanagers, de bedrijfsleiders, de medewerker hoofd servicegroep en de medewerkers van de interne dienst hebben toegang tot het kantoor van de vestigingsmanager. Al deze personen zijn op de hoogte van de kluisprocedure. Het overige personeel heeft niets in dit kantoor te zoeken en wordt zodoende ook dit kantoor niet binnengelaten. Het overige personeel is dus ook niet van deze hele procedure op de hoogte. [11]
Na het bekijken van de camerabeelden was [slachtoffer 2] tevens opgevallen dat één van de daders een stoel tegen een deur zette zodat deze open bleef staan. Het gaat om een deur die automatisch in het slot valt indien die dicht gaat. [12]
[slachtoffer 3] (medewerkster interne dienst) heeft eveneens verklaard dat zij vermoedde dat de daders bekend waren met de procedure. De daders hebben niet gevraagd waar de kluis en de sleutel van de kluis waren. [slachtoffer 3] hoorde dat de kast werd geopend en dat één van de daders meteen naar de meest rechtse kluis in de kast ging en de code vroeg. Deze dader wist precies welke sleutel hij moest gebruiken om bij deze kluizen te komen en welke van de twee kluizen hij moest hebben. [13]
[betrokkene 1] (medewerker interne dienst) heeft na het bekijken van de beveiligingsbeelden verklaard dat één van de daders precies wist welke sleutel van de sleutelbos hij moest gebruiken. [14]
Voorts heeft [betrokkene 2] (regiomanager) verklaard dat elke dinsdag en vrijdag het geld wordt opgehaald en dat op de dag van de overval juist veel geld in de kluis lag. [15] Het viel ook bedrijfsleider [betrokkene 3] op dat het tijdstip waarop de overval gepleegd is (een maandagavond) goed is uitgekozen. De overval vond plaats toen de minste mensen in het pand aanwezig waren, maar het alarm nog niet aan was. [16]
Tussenconclusie
De rechtbank is van oordeel dat het gelet op voornoemde handelwijze van de daders niet anders kan dan dat de daders informatie met betrekking tot de kluisprocedure van binnenuit hebben gekregen. Uit die bewijsmiddelen valt af te leiden:
  • dat de kluisprocedure zeer specifiek was en betrekkelijk recent, namelijk een jaar daarvoor, nog was aangepast,
  • dat een beperkt aantal personen van de procedure af wist en
  • dat de daders heel gericht te werk gingen en ook specifieke informatie benoemden, zoals het blauwe tasje waarin de kluissleutels zaten en de extra toevoeging na de 4-cijferige code.
Gedrag verdachte
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte degene is geweest die de hiervoor beschreven ‘inside information’ heeft verschaft.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte op de dag van de overval afwijkend gedrag vertoonde. Hij heeft nadat de daders waren vertrokken aan verdachte gevraagd of ze het thuisfront al gebeld had, maar verdachte zei dat ze geen nummer had. Tegen een andere medewerker die haar dezelfde vraag had gesteld, heeft zij gezegd dat haar zoons al lagen te slapen. Verdachte is erg close met haar zoons en belt ze normaal gesproken te pas en te onpas, aldus [slachtoffer 1] . [17] Ook [slachtoffer 2] [18] en [slachtoffer 3] [19] hebben in die lijn verklaard. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte door de daders naar haar telefoon werd gevraagd en dat verdachte zei: “Ik heb geen telefoon”, maar dat ze later heeft gezegd dat haar telefoon ook door de daders is gepakt. [20] [slachtoffer 3] heeft verklaard dat verdachte, toen één van de daders vroeg waar haar telefoon was, zei dat deze al was afgepakt. Verdachte werd vervolgens niet gefouilleerd, terwijl de andere collega’s allemaal grondig gefouilleerd werden. [21]
Tijdens het bekijken van de camerabeelden zag getuige [slachtoffer 2] dat verdachte naar binnen werd gebracht en op de grond werd neergelegd en niet op de grond werd gegooid zoals zij aan haar collega’s heeft verteld. [22] Dit was ook [betrokkene 3] opgevallen. Hem was tevens opgevallen dat verdachte een lange periode alleen werd gelaten. [23]
[slachtoffer 3] is opgevallen dat verdachte die dag meermalen van haar dagelijkse routine afweek. Verdachte pakte in de kluis- en telruimte tijdens de controle door de bedrijfsleider niet één keer haar telefoon, terwijl zij normaal tijdens de controle altijd bezig is met haar telefoon. Verdachte zat opvallend veel met haar nagels aan haar gezicht en lippen te frunniken. Normaal gesproken steekt verdachte als zij het pand verlaat een sigaret op, doet op haar telefoon muziek aan en doet haar oordopjes in. De avond van de overval deed zij dit niet. Voorts had verdachte de dag van de overval geen handtas bij zich terwijl zij die normaal altijd bij zich had. [24]
Personeelspas
Verdachte heeft bij haar aangifte op 15 december 2015 [25] verklaard dat haar personeelspas door de daders was afgenomen. Op 2 april 2015 heeft zij verklaard dat zij de toegangspas in de nacht van 15 op 16 december 2014 van een politieagent heeft teruggekregen. [26] Later heeft verdachte verklaard dat zij de pas mogelijk op de dag na de overval bij Hornbach heeft teruggekregen. [27] De rechtbank stelt daarmee vast dat verdachte tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over haar personeelspas. Dat is van belang, omdat haar personeelspas bij de doorzoeking van haar woning op 31 maart 2015 is aangetroffen. [28] Uit onderzoek bij het onderzoeksteam en de Hornbach is echter niet gebleken dat verdachte haar personeelspas heeft teruggekregen. Geen van de 29 verbalisanten die bij het onderzoek betrokken zijn geweest heeft na de overval een personeelspas aangetroffen of in bezit gehad, laat staan aan verdachte teruggegeven. [29] [betrokkene 2] (vestigingsmanager) is als eerste na het sporenonderzoek het pand in gegaan en heeft geen personeelspas aangetroffen. Hij en [betrokkene 4] (regiomanager) hebben ook niet gezien dat aan verdachte een pas werd teruggegeven. [30]
Handeling met telefoon vlak voor vertrek
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat haar bij het bekijken van de camerabeelden in het bijzonder is opgevallen dat verdachte kort voor haar vertrek handelingen heeft gepleegd met een simpele telefoon met een klein scherm, terwijl haar nooit was gebleken dat verdachte, naast haar witte iPhone, een andere telefoon had. Vervolgens stopte verdachte de telefoon in haar jaszak, waarna zij direct het pand verliet. [31] Een verbalisant heeft gerelateerd dat zij hetzelfde heeft waargenomen op de beelden. Zij zag dat verdachte toetsende bewegingen maakte op deze mobiele telefoon. Op de camerabeelden is waarneembaar dat het beeldscherm van de mobiele telefoon licht bleef uitstralen alsof deze in gebruik was. Verdachte maakte gedurende 17 seconden gebruik van deze telefoon. [32]
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn camerabeelden van de beveiligingscamera’s van de Hornbach bekeken. De rechtbank heeft daarbij waargenomen [33] dat verdachte vlak voor haar vertrek uit de Hornbach haar locker opent, haar jas daaruit pakt en
meteen, als het ware in één beweging, daaruit een telefoon pakt en de door [slachtoffer 3] en de verbalisant beschreven handelingen verricht. Hetgeen de rechtbank heeft waargenomen past niet bij de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte, inhoudende dat zij op dat moment een voor haar onbekende telefoon in die jas heeft gevonden en uit onwetendheid een knop heeft ingedrukt.
Een verbalisant heeft gerelateerd dat slechts één telefoon in aanmerking komt als de telefoon die verdachte gebruikt vlak voor haar vertrek, namelijk die met [telefoonnummer 1] . De telefoon is niet in gebruik voor 21:31 of na 21:32 uur. Het telefoonnummer belde gedurende 8 seconden de telefoon met [telefoonnummer 2] . [34] Dat laatste telefoonnummer bevond zich op dat moment in hetzelfde celgebied. [35] Beide telefoons hebben een telefoonnummer dat begint met [nummer] . De telefoons zijn tegelijk, te weten op 12 december 2014, gekocht [36] en zijn uitsluitend op 15 december 2014 gebruikt. [37] Bij een doorzoeking in de woning van verdachte aan de [adres 2] is in de kelderbox een bij telefoonnummer [telefoonnummer 2] horende simkaartpas zonder simkaart aangetroffen. [38]
Waarneming gedrag verdachte tijdens overval
De rechtbank heeft ter terechtzitting voorts op de bewakingsbeelden waargenomen [39] dat verdachte, nadat zij met twee daders de Hornbach binnenkomt, in de ruimte met de personeelsuitgang niet op de grond wordt gegooid, zoals verdachte heeft verklaard, maar eerder, zij het snel, naar de grond wordt begeleid. Verder heeft de rechtbank waargenomen dat verdachte vervolgens langer dan een minuut in die ruimte wordt achtergelaten; de twee binnengekomen daders zijn in die tijd verder de Hornbach binnengegaan. De rechtbank heeft waargenomen dat verdachte op een gegeven moment omhoog komt en richting de deur kijkt, kennelijk vanwege de derde dader die op de buitendeur klopt. De rechtbank heeft ten slotte waargenomen dat één van de twee reeds binnengekomen daders hierna de ruimte bij de personeelsuitgang binnenkomt, kort contact heeft met verdachte (zij kijken naar elkaar; vanwege het ontbreken van geluid is niet waarneembaar of zij iets tegen elkaar zeggen) en vervolgens de deur voor de derde dader opent.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van bovenstaande bewijsmiddelen worden bewezen dat verdachte heeft samengewerkt met de drie daders. De vraag is vervolgens of uit die bewijsmiddelen blijkt dat er sprake is van medeplegen. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met haar handelingen een wezenlijke bijdrage aan de tenlastegelegde overval geleverd. Kennelijk heeft zij vooraf met (één van) de daders zowel de kluisprocedure als het tijdstip en de wijze waarop de overval moest plaatsvinden, besproken. Ook blijkt uit de bewijsmiddelen een onderlinge taakverdeling: verdachte doet zich als medewerker van de Hornbach tijdens en na de overval voor als slachtoffer, terwijl de drie daders daadwerkelijk de overval plegen. Verdachte heeft de drie daders gelegenheid gegeven om met haar personeelspas binnen te treden. Aldus heeft zij in de voorbereiding en tijdens de overval niet alleen een intellectuele, maar ook een materiële bijdrage aan de overval geleverd. De bijdrage van verdachte is gezien het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
zij op 15 december 2014 te Wateringen, gemeente Westland, tezamen en in vereniging
met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal ca. € 89.638,-, toebehorende aan bouwmarkt De Hornbach, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan haar mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- dragen van bivakmutsen en tonen van twee vuurwapens en doorladen van een vuurwapen en
- sommeren van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dat zij op hun buik op de grond moesten gaan liggen en
- met kabelbinders vastbinden van de polsen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
- met kabelbinders vastbinden van de benen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
- fouilleren van voornoemde personen en
- het drukken van een vuurwapen op/tegen de nek van voornoemde [slachtoffer 2] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het haar tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte, (assistent) hoofdcaissière van de Hornbach, heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een overval op diezelfde Hornbach. Verdachte heeft daarbij niet alleen informatie verschaft over de werkwijze en kluisprocedure bij Hornbach, maar ook met haar personeelspas de toegang tot die Hornbach verschaft aan de daders, terwijl ze zich naar anderen, onder wie haar collega’s, heeft voorgedaan als slachtoffer. De overval vond plaats vlak na sluitingstijd, terwijl op dat moment naast verdachte, nog andere medewerkers van de Hornbach aanwezig waren. Aan hen zijn twee vuurwapens getoond, waarbij één vuurwapen is doorgeladen en op een directe collega van verdachte is gericht en tegen zijn nek gedrukt. De medewerkers van de Hornbach werden gesommeerd om op hun buik op de grond te gaan liggen, waarna hun polsen en enkels met tie-wraps zijn vastgebonden.
Verdachte heeft aldus een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van haar collega’s en hun lichamelijke integriteit aangetast. Het is algemeen bekend dat gebeurtenissen als hiervoor omschreven grote emotionele impact hebben op de slachtoffers. Dit blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaringen, waarin staat beschreven hoe de betrokken collega’s zich nog altijd angstig en schrikachtig voelen. Zij voelen zich echter ook verraden door de collega met wie zij dachten goed contact te hebben en die zij vertrouwden. Verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door de zucht naar financieel gewin zonder stil te staan bij de gevolgen van haar handelen voor haar directe collega’s, met wie zij al jaren samenwerkte. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij door haar handelwijze het vertrouwen dat het bedrijf en haar collega’s in haar hadden heeft geschaad. Zij bevond zich in een bijzondere vertrouwenspositie, nu zij door haar functie als (assistent) hoofdcaissière als één van de weinige werknemers op de hoogte was van de tel- en kluisprocedure. Een dergelijke overval schokt uiteraard ook de rechtsorde en draagt bij aan algemene gevoelens van onveiligheid in de maatschappij
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op de in de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten. Gezien de ernst van het feit komt geen andere straf in aanmerking dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Ten bezware van verdachte heeft de rechtbank mee laten wegen dat de overval op professionele wijze is voorbereid en uitgevoerd. Voorts is meegewogen de omvang van de buit, dat er sprake is geweest van een samenwerkingsverband en dat er tie-wraps en twee vuurwapens zijn gebruikt bij de overval, waarbij één vuurwapen is doorgeladen en op een directe collega van verdachte is gericht en tegen zijn nek gedrukt.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, zoals door de officier van justitie is geëist, passend en geboden is.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.577,03, te weten aan € 2.500,- aan immateriële schade en
€ 77,03 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Hornbach Bouwmarkt (Nederland) B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 26.568,18, aan materiële schade.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van beide vorderingen van de benadeelde partijen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en – bij [slachtoffer 2] – vermeerdering met de wettelijke rente.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, nu hij vrijspraak heeft bepleit, dan wel deze af te wijzen dan wel het bedrag te matigen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank acht deze vordering van € 2.577,03 als vergoeding ter zake van immateriële en materiële schade toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit. De hoogte van de immateriële en materiële schade is inhoudelijk niet betwist. De rechtbank heeft ter zake de gevorderde immateriële schade gekeken naar vergoedingen die in vergelijkbare (straf)zaken zijn toegewezen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en haar mededaders samen een strafbaar feit hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 15 december 2014 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens [slachtoffer 2] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 2.577,03, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 december 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [slachtoffer 2] .
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij Hornbach Bouwmarkt (Nederland) B.V.
De rechtbank acht deze vordering van € 26.568,18, als vergoeding ter zake van materiële schade tot dat bedrag toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit. De hoogte van de materiële schade is inhoudelijk niet betwist.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en haar mededaders samen een strafbaar feit hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Dit brengt mee, dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De schadevergoedingsmaatregel is een zelfstandige strafrechtelijke maatregel die beoogt een door een strafbaar feit benadeelde te versterken in zijn positie tot herstel van de rechtmatige toestand. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag om de benadeelde de inspanningen om dat herstel te bereiken zoveel als mogelijk is uit handen te nemen en door het opleggen van de maatregel in handen te leggen van het openbaar ministerie (de Staat). Naar het oordeel van de rechtbank moet een bedrijf als Hornbach Bouwmarkt (Nederland) B.V. zelf in staat worden geacht de toegewezen vordering te innen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 24c, 36f, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de
benadeelde partij [slachtoffer 2]hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2] een bedrag van € 2.577,03, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 december 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door haar mededader(s) aan de benadeelde partij zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot
€ 2.577,03, ten behoeve van [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 35 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de
benadeelde partij Hornbach Bouwmarkt (Nederland) B.V.hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan Hornbach Bouwmarkt (Nederland) B.V. een bedrag van € 26.568,18;
bepaalt dat verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door haar mededader(s) aan de benadeelde partij zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.P. Pereira Horta, voorzitter,
mr. C.F. Mewe, rechter,
mr. S.M. Krans, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. J. Boon en M. Koolen, griffiers.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 februari 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500 2014324720, van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 3190).
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 98-102.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 47-48.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 50-52.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 98-102.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 90-93.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 66-69.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 98-102.
9.Processen-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 90-93 en p. 109-110.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 3] , p. 155-156.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 98-102.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 109-110.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. 115-118.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 165-166.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 144-145.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 3] , p. 155-156.
17.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , p. 73-75.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 109-110.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. 122-124.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 109-110.
21.Proces-verbaal van bevindingen [slachtoffer 3] , p. 131-134.
22.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 109-110.
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 3] , p. 155-156.
24.Proces-verbaal van bevindingen [slachtoffer 3] , p. 131-134.
25.Proces-verbaal van aangifte, p. 55-58.
26.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1385-1390.
27.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1392-1401.
28.Proces-verbaal, p. 838.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 836-837.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 834.
31.Proces-verbaal van bevindingen [slachtoffer 3] , p. 131-134.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 234-240.
33.Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 258-260.
35.Geschrift, te weten NFI-rapport d.d. 5 februari 2016, p. 8.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 289-291.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 284-288.
38.Proces-verbaal, p. 838.
39.Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting.