Op 8 november 2016 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [Minderjarige sub. 1] en [Minderjarige sub. 2]. Deze beschikking volgde op een verzoekschrift van het Hoog Risico en Expertiseteam van de Raad voor de Kinderbescherming, ingediend op 26 oktober 2016. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen, geboren in 2010 en 2011, in een zorgwekkende situatie verkeren, waarbij ernstige zorgen bestaan over het huiselijk geweld en de opvoedsituatie. De vader, die geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, vertoont gewelddadig gedrag, terwijl de moeder onbekend is en geen zorg kan bieden.
De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de verklaringen van betrokkenen geoordeeld dat het noodzakelijk is om de kinderen voorlopig onder toezicht te stellen en hen uit huis te plaatsen in een crisispleeggezin. Dit is gedaan om de veiligheid van de kinderen te waarborgen en om te onderzoeken welke verdere hulpverlening nodig is. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er gekeken moet worden naar de mogelijkheid om de kinderen binnen hun eigen netwerk te plaatsen, bijvoorbeeld bij de grootmoeder of tante, maar dat dit wel verantwoord moet zijn.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de behandeling van het verzoek is aangehouden tot een nader te bepalen zitting. De Raad voor de Kinderbescherming is verzocht om tijdig rapport en advies uit te brengen voor deze zitting. De beschikking is openbaar uitgesproken door de kinderrechter in aanwezigheid van de griffier.