Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 1 september 2015, met vijftig producties,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met eenendertig producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie, met twee producties,
- het vonnis van de rechtbank van 4 november 2015, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 25 januari 2016, met bijlagen 1 en 2, en de daarin genoemde brief van mr. Blom van 7 januari 2016, met zes producties.
2.De feiten
“Masterplan lijn 11 zone Transvaal en Regentesse Zuid”, waarin het MVC-Transvaal als één van de zeven “parels” is genoemd. In dit masterplan is onder meer opgemerkt:
“Het Multicultureel Vrijetijdscomplex wordt ontwikkeld op de huidige locaties van Karwei en Shell.(…)OntwikkelingsrichtingOp de gunstig gelegen Karwei-locatie wordt een Multicultureel Vrijetijdscomplex ontwikkeld dat mensen van ver buiten Den Haag zal aantrekken (bovenregionale functie). (…) Door op deze locatie aanvullende grootstedelijke voorzieningen te realiseren in de sfeer van horeca en entertainment zal de potentie van het gebied optimaal benut worden. De menging van onder andere de Turkse, Marokkaanse en Hindoestaanse cultuur vormt de kracht van het gebied. (…)Aandachtspunten t.b.v. uitwerking conceptHet Multicultureel Vrijetijdscomplex combineert commerciële en/of maatschappelijke units met aantrekkelijke openbare ruimtes. Voor een succesvolle formule zal aandacht worden geschonken aan de volgende elementen:
- sociabiliteit (leven in gemeenschap);
- diversiteit qua activiteiten (multicultureel en multifunctioneel);
- complementaire knoop in het huidige commerciële netwerk;
- toegankelijkheid en bereikbaarheid (uitnodigende entrees, genoeg parkeermogelijkheden inclusief fietsenstalling);
- comfort en toonaangevend architectuur (veilig, licht, oriëntaals).”
“een perceel grond te ’s-Gravenhage, kadastraal bekend gemeente ’s-Gravenhage, nummer 6286 (…), met een totale oppervlakte van circa 6951 m2.”en eigendom van de Gemeente. Op de Kavel is een Karwei-bouwmarkt gevestigd, gedreven door de besloten vennootschap Bricorama B.V. (hierna: Karwei), die een gedeelte van de Kavel huurt van de Gemeente.
“ 2.Reservering van de Kavel
3. Reserveringsvergoeding
“Karwei”,
“Bouwrijp maken”en
“Bouw”, rekening gehouden met enerzijds een traject voor het geval met Karwei overeenstemming over beëindiging van de huurovereenkomst wordt bereikt en anderzijds een traject voor het geval sprake is van huuropzegging van de huurovereenkomst tussen de Gemeente en Karwei. In de planning is de beoogde einddatum voor oplevering van de locatie (dat wil zeggen: vrij van Karwei) gesteld op 20 juli 2015 in het geval van
“minnelijke overeenstemming”met Karwei en op 29 augustus 2017 in het geval van
“huuropzegging”. Volgens deze planning zou de Kavel voorts bouwrijp worden opgeleverd op zijn vroegst op 17 november 2015, in het geval van overeenstemming met Karwei, en op zijn laatst op 27 december 2017, bij huuropzegging.
“voorverkoop/verhuurpercentage”, een brief van MREC aan de Gemeente van 1 mei 2014 met als onderwerp
“Plan van aanpak 70% Voorverhuur”. Blijkens deze brief is het doel van MREC in juli 2015 te komen tot 70% bruto vloeroppervlak voorverhuur- of voorlopige verkoopovereenkomsten voor het MCV-Transvaal. In het in de brief opgenomen plan van aanpak is onder meer de volgende tabel opgenomen:
“Afspraken Grondreserveringsovereenkomst”,
“Planning”en
“Karwei”besproken. In dit verband is gesproken over de criteria betreffende de
“voorverhuur/voorverkoop % BVO”, een model huur-/koopovereenkomst en de
“hardheid van de afspraken met de huurders/kopers”en over de vraag of MREC de in de GRO overeengekomen percentages heeft behaald. Ook is steeds gesproken over de planning en de voortgang ten aanzien van de beëindiging van de huurovereenkomst met Karwei.
“Karwei vs MVC-Transvaal”. Daarin is gesproken over de huurbeëindiging Karwei en de rolverdeling tussen de Gemeente en MREC. In het verslag van dit overleg is opgenomen:
“2. Rolverdeling huurbeëindiging KarweiA. De gemeente is verantwoordelijk voor bouwrijpe oplevering van de kavel, conform de afspraken die zijn vastgelegd in de GRO. In dit kader zijn de minnelijke onderhandeling met Karwei (Bricorama) opgestart over de huurbeëindiging. Hiertoe is 24 oktober jl. mondeling een bod voor de schadeloosstelling in het kader van de minnelijke huurbeëindiging uitgebracht. Dit bod is schriftelijke bevestigd.B. MREC is in gesprek met Karwei als mogelijke huurder van het MVC-Transvaal. Zij wil daarmee sturen op de onzekerheid in de planning. MREC bevestigt daarnaast dat de verhuur/verkoop aan Karwei in het MVC geen randvoorwaarde voor de exploitatie van het MVC Transvaal is.3. Tijdelijke huisvesting KarweiMREC stelt dat het verzorgen van een tijdelijke locatie voor Karwei, specifiek de Jongeneellocatie, tijdens de bouw van het MVC randvoorwaarde is voor de voortgang van het hele traject. De gemeente benadrukt, zoals al eerder aangegeven, dat zij de Jongeneellocatie hiervoor niet beschikbaarkanstellen, omdat deze locatie al voor andere doeleinden is belegd. Sterker nog, de gesprekken die MREC met karwei voert waarbij een tijdelijke locatie wordt besproken, veroorzaken ruis in de onderhandelingen die de gemeente met Karwei voert. Advies aan MREC is om bij Karwei aan te geven dat MREC geen tijdelijke locatie in de directe nabijheid van de huidige Karweilocatie kan verzorgen (nb! Evert van der Zee heeft direct een mail gestuurd, zie bijlage 2). 4. Vervolg Van belang is om elkaar goed over de voortgang te informeren en te sturen op dezelfde communicatie. Gemeente communiceert met Karwei over de verwerving, MREC alleen over huur/koop door Karwei in het nieuwe MVC.”
“Naast bovengenoemd contract zijn er ook nog een aantal contracten afgesloten met andere partijen. Zowel in de GRO als in het kernteam is gesteld dat deze contracten toetsbaar moeten zijn op kwantiteit (tbv het voorverhuurpercentage) als op kwaliteit (tbv de concurrentietoets). In deze contracten is de flexibiliteit van het aantal te verhuren m2 te groot en is bij sommige niet duidelijk om wat voor functies het precies zal gaan. In een eerder memo is u geadviseerd hoe meer zekerheid in de contracten kan worden opgenomen. Om ook het volgende voorverhuur/verkooppercentage te behalen is het van belang dat de ten tijde van de toets te overleggen contracten hieraan voldoen.”
“wij openstaan voor suggesties uwerzijds, doch dat de verantwoordelijkheid conform de afspraken in de grondreserveringsovereenkomst (GRO) bij de gemeente ligt.”De Gemeente heeft tevens meegedeeld:
“De gemeente is zich bewust van haar inspanningsverplichting de huur minnelijk te beëindigen. Alhoewel de GRO als primair doel is gesteld om de planning bij minnelijke overeenstemming aan te houden, is dit niet afdwingbaar bij Bricorama/Karwei. Derhalve is in de GRO dan ook tevens het proces van de huurbeëindiging opgenomen indien er geen minnelijke overeenstemming bereikt kan worden. Teneinde deze huurbeëindiging, naast het doorgaande minnelijke traject, te kunnen starten, dienen het bestemmingsplan en het wijzigingsplan onherroepelijk gewijzigd te zijn. Indien dit het geval is, zullen wij naast het minnelijke traject ook de formele huur beëindiging in werking zetten. Dit traject kent natuurlijk ook risico’s, doch biedt wel de meeste garantie op uiteindelijke uitplaatsing van Karwei. Dit wordt dan ook zeker niet als een onhaalbare optie door ons gezien (…). Zoals hiervoor aangegeven bent u en kunt u niet verantwoordelijk zijn voor de minnelijke verwerving van Bricorama/Karwei. De gemeente treedt hier immers op als eigenaar/verhuurder van het perceel. Teneinde vanuit de gemeente beter grip op de verwerving te krijgen, hebben wij u gevraagd om uw gesprekken met Bricorama/Karwei slechts te focussen op eventuele vestiging later in het MVC Transvaal. Wij onderkennen uw belang bij het zo spoedig mogelijk leeg hebben van de Karwei-locatie en hebben u toegezegd serieus naar een eventueel voorstel van u te kijken (…).”
“dus die die jullie al hadden ontvangen. Opgeteld betreft dit 29.210 m2 BVO, oftewel 46,4 % van het totaal”.Op 19 maart 2015 is een overleg ingelast in verband met de discussie over de kwantitatieve of kwalitatieve toets van de voorverhuur- en voorverkoopovereenkomsten. Daarin is afgesproken dat MREC conceptteksten gaat maken voor een allonge op de bestaande overeenkomsten. Voordat deze aan de contractpartners worden voorgelegd, zullen deze teksten aan de Gemeente worden voorgelegd. In het verslag van kernteamoverleg van 31 maart 2015 is vermeld:
“Het overzicht met voorverhuur-/voorovereenkomsten wordt doorgenomen. Er zijn nog een aantal contracten niet getekend. [C][toevoeging rechtbank: [C] , werkzaam bij GAP2 en namens MREC lid van het kernteam]
geeft aan dat het contract van Forzafit wel getekend is en dat hij deze naar [D][toevoeging rechtbank: [D] , projectmedewerker bij de Gemeente]
heeft gestuurd. [D] zal dit contract ook nog opnemen. [C] spreekt vanavond nog twee partijen die nog een contract moeten tekenen. Zodra deze contracten zijn getekend zal [C] deze doorsturen naar [E][toevoeging rechtbank: [E] , werkzaam bij de Afdeling Grondzaken van de Gemeente]
en [D]@ [C]
“PlanningHet terrein kan op z’n vroegst in juni 2018 worden uitgegeven.
“De gemeente is tot op heden immers niet in staat gebleken de kavel in de lijn van planning A beschikbaar te stellen en heeft ook de kavel niet vrijgehouden zoals in artikel 2.2 en 7.1 GRO is bepaald”. Bij brief van 10 april 2015 heeft MREC de Gemeente aan die opschorting herinnerd en meegedeeld:
“Herinneringen of Invorderingsprocedures zijn derhalve niet aan de orde”.
“De gemeente heeft aangegeven dat op dit moment geen zicht is op een minnelijke huurbeëindiging Karwei (planning A uit de GRO). Dit betekent dat nadrukkelijk moet worden ingezet op planning B, de formele huurbeëindiging (…)”. De Gemeente ziet geen gronden voor kostenverrekening, in welk verband zij heeft opgemerkt:
“In artikel 6.1 van de GRO wordt planning A als primair doel gesteld. Indien zich een situatie voordoet als in artikel 6.2 tot en met 6.8 van de GRO dan stellen partijen zich hiervan op de hoogte om de planning aan te passen en volgtmogelijkonderlinge kostenverrekeningen als gevolg van deze wijzigingen. Aan de zijde van de Gemeente doet zich geen van de situaties als bedoeld in de artikelen 6.2 tot en met 6.8 Hiermee is geen aanleiding tot onderlinge kostenverrekening.”Wat betreft planning B heeft de Gemeente MREC erop gewezen dat hiervoor resultaat nodig is van MREC,
"namelijk een voorlopig ontwerp (VO) en de benodigde onderzoeken, op basis waarvan een wijzigingsplan kan worden opgesteld”.De Gemeente heeft voorts benadrukt
“dat de kavel gereserveerd wordt voor MREC conform de GRO”, MREC nogmaals verzocht om haar verplichtingen na te komen en MREC in gebreke gesteld ten aanzien van het uitblijven van betaling van de eerste termijn van de reserveringsvergoeding, alsmede een termijn van twee weken gesteld om tot betaling over te gaan, bij gebreke waarvan MREC, aldus de Gemeente, in verzuim is.
- Zij zien wel een interim oplossing nl. Jongeneel Amvest locatie combinatie waarbij weg is verlegd;
“1. Reserveringsvergoeding: Voorwaarde voor het verder uitwerken van de gespreksonderwerpen onder
“Karwei Uitenhagestraat”. Onder meer is ter sprake gekomen dat het belangrijkste is dat de bedrijfsvoering van de locatie niet wordt onderbroken, alsmede is gesproken over de vestiging van Karwei in het MVC en de Jongeneellocatie. Wat betreft die laatste locatie is besproken dat dit op dit moment de enige mogelijke optie is voor een tijdelijke locatie. Terzake is besproken:
“In een eerder stadium heeft Karwei aangegeven dat deze locatie niet voldoet aan de voorwaarden. Wanneer blijkt dat Karwei definitief gevestigd kan worden in het MVC wil karwei deze optie nog eens bezien. De gemeente is daarnaast in vergaande onderhandeling voor een ontwikkeling op de Jongeneellocatie. Vanaf medio augustus a.s. worden deze onderhandelingen hervat. Wanneer de gemeente voor 14 augustus de verklaring ontvangt, zoals onder A genoemd, is zij bereid dit overleg in de week van 17 augustus te organiseren met de projectleider van dit project en [B] . In dit gesprek kan worden onderzocht of er nog mogelijkheden zijn voor het tijdelijk huisvesten van Karwei op deze locatie. (…)”
“Zodra de gesprekken met karwei rond zijn, zal er waarschijnlijk ook iemand vanuit Karwei aanschuiven als projectlid.”In het verslag van 10 november 2015 is vermeld:
“ [C] heeft het programma MVC en voorbereiding planning Jongeneel geagendeerd. Dit in het kader van de vervolgstappen van het MVC. [C] geeft aan dat Karwei alleen kan worden opgenomen in het MREC als tijdelijke huisvesting van Karwei kan worden geregeld, MREC en de gemeente Den Haag hebben met Karwei op 31 augustus jl. gesproken over de tijdelijke huisvesting. MREC wil de tijdelijke huisvesting met Karwei definitief maken. [E] geeft aan dat we hierover niets kunnen zeggen i.v.m. de dagvaarding. (…)”.
“1. Opening
3.Het geschil
in conventie
primair, I. MREC te veroordelen tot betaling van € 181.500 aan haar, II. voor recht te verklaren dat de Gemeente jegens MREC thans en na ontbinding of beëindiging niet aansprakelijk is voor enige tot nu toe door MREC geleden of nog te lijden schade, III. Voor recht te verklaren dat de Gemeente gerechtigd is de GRO met onmiddellijke ingang te ontbinden, op grond van zowel artikel 6.5 als 6.4 van de GRO, dan wel te beëindigen op grond van artikel 6.4 van de GRO, een en ander naar keuze van de Gemeente, IV. MREC te veroordelen tot betaling van de Gemeente van de wettelijke handelsrente over € 90.750 met ingang van 20 december 2014, V. MREC te veroordelen tot betaling aan de Gemeente van de wettelijke handelsrente over € 90.750 met ingang van 20 juni 2015,
subsidiairVI. voor recht te verklaren dat indien partijen niet voor 17 oktober 2015 overeenstemming hebben bereikt, de Gemeente gerechtigd is de GRO met onmiddellijke ingang te ontbinden, op grond van zowel artikel 6.5 als 6.4 van de GRO, dan wel te beëindigen op grond van artikel 6.4 van de GRO en [de rechtbank leest:]
daarnaast: MREC te veroordelen tot betaling van € 3.746 aan buitengerechtelijke kosten en in de kosten van de procedure.
- MREC heeft nagelaten de grondreserveringsvergoeding die zij verschuldigd is op grond van de GRO te voldoen en is in verzuim.
- Partijen hebben gedurende drie maanden overleg gevoerd, waarna niet opnieuw een planning is overeengekomen, zodat de Gemeente gerechtigd is tot ontbinding van de GRO.
- MREC heeft haar verplichting tot betaling van de grondreserveringsvergoeding opgeschort wegens tekortschieten van de Gemeente in de nakoming van haar verplichtingen van de GRO, zoals zij ook in reconventie heeft gesteld en aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd.
- De onverbiddelijke invordering van de reserveringsvergoeding is in strijd met de redelijkheid en de billijkheid; de GRO is in wezen een onevenwichtige overeenkomst.
- De GRO bevat geen verplichtingen met betrekking tot de kwaliteit van de voorverhuur- en voorovereenkomsten; de overeengekomen percentages voorverhuur en voorverkoop zijn gehaald. In ieder geval voldoen de getekende overeenkomsten waarover MREC beschikt aan de daaraan te stellen eisen, gelet op de in de GRO opgenomen planningsonzekerheid. Als de overeengekomen planning niet wordt gehaald, moeten ook de peildata van de te behalen percentages voorverhuur en voorverkoop verschuiven.
- De Gemeente heeft de Kavel niet daadwerkelijk vrijgehouden en onvoldoende inspanningen betracht om een minnelijke regeling te treffen met Karwei. Zij is ook de gemaakte planningsafspraken volgens Bijlage 3 bij de GRO niet nagekomen, en heeft MREC niet onverwijld op de hoogte gesteld van het niet behalen van planning A onder het voorstellen van nieuwe data en mogelijke onderlinge kostenverrekening als gevolg van de wijzigingen en geen overleg gevoerd over aanpassing van de planning zoals bedoeld in artikel 6.1 van de GRO.
- De Gemeente heeft verzuimd om in overleg te treden met MREC voor de duur van drie maanden, zoals bepaald in artikel 6.5 van de GRO.
- De Gemeente heeft de Kavel niet overeenkomstig haar verplichting op grond van artikel 7.1 van de GRO conform de planning en voor haar rekening en risico tijdig vrijgemaakt en in erfpacht uitgegeven; uit de GRO vloeit voor de Gemeente een leveringsverplichting van de Kavel voort.
- De Gemeente heeft ook geen overleg gevoerd zoals bedoeld in artikel 17.5 van de GRO om te bezien of in der minne een oplossing kan worden gevonden
- In de GRO is planningsonzekerheid verdisconteerd; MREC heeft hiermee rekening moeten houden. De GRO bevat geen garantie voor vrijwillig vertrek van Karwei, de Gemeente heeft dit ook niet in de hand. Zij heeft zich voldoende ingespannen om vrijwillig vertrek te bewerkstelligen. Het is aan MREC om haar planvoorstel uit te werken, zodat tot plan B, huuropzegging, kan worden overgegaan.
- De Gemeente heeft overleg gevoerd.
- De Gemeente is niet verplicht om aan het voorstel van MREC tot participatie van Karwei in het project tot ontwikkeling van MCV-Transvaal mee te werken, zeker niet zo lang MREC (althans Karwei) de beschikbaarheid van de Jongeneellocatie en het vervangen van de GRO door een GO als harde basisvoorwaarden blijft stellen.
- De Gemeente heeft haar verplichtingen uit hoofde van de GRO opgeschort aangezien MREC heeft nagelaten de grondreserveringsvergoeding die zij verschuldigd is op grond van de GRO te voldoen en in verzuim is.
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
A. Is MREC verplicht tot betaling van de grondreserveringsvergoeding over de periodes juni-december 2014 en december 2014-juni 2015? Tegenover de vordering van de Gemeente tot nakoming van de GRO beroept MREC zich bij wijze van (bevrijdend) verweer op een opschortingsrecht. De Gemeente is volgens MREC zelf tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de GRO.
“De gemeente vordert geen ontbinding door uw rechtbank, maar - kort samengevat - een verklaring voor recht dat de gemeente gerechtigd is de overeenkomst te ontbinden of te beëindigen. Een “technische” reden daarvoor is dat uw rechtbank een beëindiging die niet zou bestaan in ontbinding niet kan uitspreken en ook een ontbinding als bedoeld in art. 6.5 van de GRO wellicht niet. Bovendien heeft de gemeente nog niet besloten te ontbinden indien dat mogelijk is. Op dit moment lijken de vooruitzichten voor het plan verre van rooskleurig, alleen al gezien de kennelijk ernstig tegenvallende belangstelling van marktpartijen om zich concreet aan het plan te verbinden. De kans dat de gemeente van de mogelijkheid tot ontbinding gebruik zal willen maken is dan ook reëel. Ook het niet kunnen en/of willen betalen van de reserveringsvergoeding vergroot het vertrouwen van de gemeente - zachtgezegd - niet. Het valt echter niet bij voorbaat uit te sluiten dat zich in de periode tot het (eind) vonnis zodanig positieve ontwikkelingen voordoen dat de gemeente er alsnog voor kiest het project een kans te (blijven) geven.”. Beide partijen hebben zich ter comparitie bereid getoond tot het voeren van overleg en, in beginsel, voortzetting van de samenwerking; zij zijn ter comparitie evenwel niet gekomen tot (proces)afspraken over de verdere uitvoering van de GRO. Zij hebben vonnis gevraagd opdat zij aan de hand hiervan eventueel overleg kunnen voeren teneinde de samenwerking voort te zetten of te beëindigen. De genoemde bedoelingen van partijen in aanmerking nemende, overweegt de rechtbank als volgt.
“daadwerkelijk”heeft vrijgehouden en dat zij om die reden gerechtigd is tot opschorting van haar betalingsverplichtingen. Niet gesteld of gebleken is dat de Kavel niet (langer) beschikbaar is voor MREC met als doel het MVC-Transvaal te ontwikkelen.
“minnelijke overeenstemming”met Karwei) het primaire doel is - en b) het behalen van de overeengekomen planning volgens Bijlage 3 bij de GRO. Niet is in dit verband in geschil dat in de GRO onzekerheid is verdisconteerd ten aanzien van het behalen van die planning. De Gemeente kan immers Karwei niet dwingen in te stemmen met het beëindigen van de huurovereenkomst, terwijl ook in het geval van huuropzegging, gelet op de mogelijke en te verwachten gerechtelijke procedures bij huuropzegging, geen zekerheid bestaat over de vraag op welke einddatum de huurovereenkomst met Karwei beëindigd zal zijn. Blijkens artikel 6.1 van de GRO geldt voorts c) dat partijen verplicht zijn in overleg te treden over de aanpassing van de planning in het geval één of meer van de in de artikelen 6.2-6.8 genoemde data veranderen en dat alsdan mogelijk kostenverrekening (waaronder MREC blijkens haar stellingen mede begrijpt: vergoeding van kosten, bestaande uit vertragingsschade) moet plaatsvinden. MREC stelt dat de Gemeente heeft gehandeld in strijd met haar verplichtingen om zich in te spannen om overeenstemming met Karwei te bereiken over het beëindigen van de huurovereenkomst (variant A) en om,
“conform de planning, voor haar rekening en risico”zorg te dragen voor het tijdig vrijmaken van de Kavel, overleg te voeren over aanpassing van de planning en de kosten als gevolg van de gewijzigde planning te verrekenen.
“wanprestatie”van de Gemeente
“in het geheel geen”grondreserveringsvergoeding verschuldigd is en zij alsdan haar recht op volledige schadevergoeding zoals bedoeld in artikel 10.1 van de GRO behoudt, alsmede dat partijen in artikel 10.2 van de GRO zijn overeengekomen dat sprake is van niet-nakoming
“wanneer partijen de tussentijdse verplichtingen uit de Overeenkomst zoals opgenomen in de planning niet tijdig en/of niet volledig nakomen en hierdoor de voortgang wordt belemmerd.”Uit de structuur en de bewoordingen van de GRO leidt de rechtbank af dat partijen de bedoeling hebben gehad dat MREC zich van haar verplichting tot betaling van de grondreserveringsvergoeding kan bevrijden bij blijvend tekortschieten in de nakoming van de Gemeente van haar tussentijdse verplichtingen op grond van de GRO. Partijen zijn immers overeengekomen dat ieder van hen ook in het geval van tekortschieten in de nakoming van tussentijdse verplichtingen door de wederpartij, tot ontbinding van de GRO kan overgaan. Bovendien zijn zij, in een afzonderlijke bepaling in relatie tot de grondreserveringsvergoeding, en dus onafhankelijk van eventuele ontbinding, en afgezien van de verplichting van de Gemeente tot vergoeding van de volledige schade, overeengekomen dat MREC in het geheel geen reserveringsvergoeding verschuldigd is in het geval van tekortschieten van de Gemeente in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de GRO.
“getekende”voorverhuur- en voorverkoopovereenkomsten met een daaraan gekoppelde planning van november 2014 en april en juli 2015. Blijkens het verslag van het kernteamoverleg van 19 maart 2015 komt MREC met de getekende contracten, waaronder het contract van ForzaFit, op 46% van de afgesproken voorverhuur en voorverkoop. Vaststaat dat de ‘allonges’ waarover in het kernteam is gesproken en die MREC zou aanleveren, niet getekend aan de Gemeente zijn geretourneerd. In geschil is de kwaliteit van de getekende overeenkomsten. Volgens de Gemeente zijn de overeenkomsten niet meer dan ‘Letters of Intent’, die onvoldoende waarborgen bevatten voor de Gemeente dat de ruimte in het MVC-Transvaal (het gebouw) bij realisatie ook daadwerkelijk verhuurd en verkocht zal zijn volgens de overeengekomen percentages. MREC heeft betoogd dat de Gemeente, gezien de onzekerheden die aan de GRO zijn verbonden wat betreft het vrijmaken van de Kavel van Karwei en de planning, van haar in redelijkheid niet mocht verwachten dat zij op de overeengekomen peildata overeenkomsten met een meer bindend karakter had gesloten dan thans het geval is. In ieder geval hadden volgens MREC de peildata moeten verschuiven nadat gebleken was dat de planning volgens Bijlage 3 bij de GRO niet werden gehaald. Partijen zijn het er voorts niet over eens of de in artikel 6.5 genoemde periode van drie maanden is verstreken.
€ 16.102.000
“wegens het niet behalen van de planning”zoals MREC heeft gesteld, ziet de rechtbank voorshands dan ook geen grondslag. Zoals hiervoor overwogen, is er wel een grondslag voor de verrekening van kosten (vertragingsschade) in verband met het staken van de onderhandelingen met Karwei. MREC heeft de door haar gestelde schade ten bedrage van € 540.000 echter onvoldoende onderbouwd om te kunnen worden toegewezen.
- MREC is verplicht tot betaling van de factuur van 31 december 2014 betreffende de grondreserveringsvergoeding over de periode juni 2014-december 2015, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 30 januari 2015. MREC is in zoverre tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van artikel 3.1 van de GRO.
- De Gemeente stond het niet vrij om de onderhandelingen met Karwei over beëindiging van de huur te staken, gelet op de (beginsel)bereidheid van Karwei tot vrijwillig vertrek en de nadere voorstellen van MREC in mei en augustus 2015. Zij had tevens een voorstel voor een aangepaste planning moeten doen, onder verrekening van de kosten als gevolg van de vertraging in de planning.
- MREC heeft de betaling van de factuur van juli 2015 betreffende de grondreserveringsvergoeding over de periode december 2014-juni 2015 terecht opgeschort. Niet staat vast dat MREC de tweede factuur definitief niet hoeft te betalen. Dit is in de eerste plaats afhankelijk van de vraag of de Gemeente alsnog haar verplichtingen op grond van de GRO nakomt, zoals hiervoor verwoord. Als geen overeenstemming met Karwei wordt bereikt (variant A), betekent dit niet zonder meer dat de Gemeente haar inspanningsverplichtingen als bedoeld in artikelen 6.1 en 7.1 van de GRO niet is nagekomen.
- het verdere verloop van de uitvoering van de GRO, of zij voortzetting van de samenwerking, dan wel beëindiging van de GRO wensen en met vermelding van een nadere onderbouwing van hun stellingen en vorderingen op basis van de situatie op dat moment;
- aan de zijde van de Gemeente: bescheiden met feitelijke informatie waaruit kan volgen dat zij haar inspanningsverplichtingen op grond van de artikelen 6.1 en 7.1 is nagekomen;
- aan de zijde van MREC: bescheiden met een onderbouwing van MREC van de gestelde schade.
5.De beslissing
- het verdere verloop van de uitvoering van de GRO, met vermelding of zij voortzetting van de samenwerking, dan wel beëindiging van de GRO wensen en met een nadere onderbouwing van hun stellingen en vorderingen op basis van de situatie op dat moment;
- aan de zijde van de Gemeente: bescheiden met feitelijke informatie waaruit kan volgen dat zij haar inspanningsverplichtingen op grond van de artikelen 6.1 en 7.1 is nagekomen;
- aan de zijde van MREC: bescheiden met een onderbouwing van MREC van de gestelde schade.