ECLI:NL:RBDHA:2016:17122
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- B. van Velzen
- L.E.M. Wilbers‑Taselaar
- D. van der Sluis
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van EU-burger en niet-ontvankelijkheid van beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 oktober 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Kroatische burger. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van de eiser, die op 26 september 2016 ter zitting werd vertegenwoordigd door mr. W.A. Derogee-Berghuis. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank overwoog dat de asielaanvraag van de eiser niet inhoudelijk beoordeeld hoefde te worden, omdat hij als EU-burger rechtmatig in Nederland verbleef. De rechtbank baseerde zich op het Protocol (Nr. 24) inzake asiel voor onderdanen van lidstaten van de Europese Unie en de Vreemdelingenwet 2000. De eiser had geen belang bij zijn beroep, omdat hij geen recht op opvang had als EU-burger, zoals vastgesteld in de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het beroep van de eiser niet-ontvankelijk was, omdat hij geen belang had bij de procedure. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. B. van Velzen als voorzitter, en de leden mr. L.E.M. Wilbers‑Taselaar en mr. D. van der Sluis. De griffier was mr. M.J.F.J. van Beek. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.