ECLI:NL:RBDHA:2016:17112

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2016
Publicatiedatum
21 augustus 2017
Zaaknummer
C-09-486145-HA ZA 15-404(3)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake wetenschap van benadeling en toewijzing van vordering in civiele procedure

In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Den Haag, heeft eiseres VIERWEE (4W) B.V. een vordering ingesteld tegen gedaagden [A] en [B]. De zaak betreft een geschil over de wetenschap van benadeling in het kader van een rechtshandeling die plaatsvond op 9 oktober 2014. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen, waaronder een vonnis van 25 mei 2016, overwogen dat indien de woning op 18 mei 2016 is geleverd en de polis direct daarna is afgekocht, er geen sprake is van benadeling. Gedaagden zijn in de gelegenheid gesteld bewijsstukken over te leggen, maar hebben dit nagelaten. Hierdoor blijft de bindende eindbeslissing van de rechtbank staan dat er sprake is van benadeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden [A] en [B] niet hebben aangetoond dat de vordering van Vierwee is voldaan. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat gedaagden tijdens een kort geding op 26 april 2016 afspraken hebben gemaakt met Vierwee, die niet zijn nagekomen. De rechtbank heeft verder overwogen dat gedaagden niet konden vertrouwen op een betaling uit Thailand, omdat er geen afdwingbare afspraken waren gemaakt en er geen bewijs was dat de betaling daadwerkelijk zou volgen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er sprake is van wetenschap van benadeling en heeft de vordering van Vierwee toegewezen. Gedaagden zijn veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 3.707,43. De rechtbank heeft de rechtshandelingen van partijen, zoals weergegeven in de notariële akte van 9 oktober 2014, vernietigd voor zover deze betrekking hebben op de onroerende zaak en de hypothecaire inschrijvingen. Het vonnis is uitgesproken op 13 juli 2016 door mr. A.M. Voorwinden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Vonnis van 13 juli 2016 (bij vervroeging)
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/09/486145 / HA ZA 15-404 van
de besloten vennootschap
VIERWEE (4W) B.V.,
kantoorhoudende te Breda,
eiseres,
advocaat mr. P. van Lingen te Alkmaar,
tegen

1.[A] ,

2.
[B],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. J. Dongelmans te Nieuwerkerk aan den IJssel ,
Eiseres zal hierna “Vierwee” worden genoemd. Gedaagden zullen “ [A] ”, “ [B] ” en gezamenlijk (in enkelvoud) “ [A] c.s.” worden genoemd.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 25 mei 2016 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte na tussenvonnis van de zijde van [A] c.s. van 8 juni 2016, met producties;
  • de antwoordakte van Vierwee.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij vonnis van 25 mei 2016 heeft de rechtbank overwogen dat indien de woning inderdaad op 18 mei 2016 wordt (is) geleverd en de polis direct daarna wordt (is) afgekocht en de vordering van Vierwee wordt (is) voldaan, van benadeling (ten tijde van het wijzen van het eindvonnis) geen sprake is. Gelet daarop heeft de rechtbank [A] c.s. in de gelegenheid gesteld op de rol van 8 juni 2016 (bewijs)stukken in het geding te brengen waaruit blijkt dat de vordering van Vierwee is voldaan.
2.1
[A] c.s. heeft op de rol van 8 juni 2016 geen bewijsstukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat de vordering van Vierwee is voldaan. Dat betekent dat er geen grond is om terug te komen op de bindende eindbeslissing dat sprake is van benadeling. Voor zover [A] c.s. betoogt dat hij de vordering van Vierwee niet heeft kunnen voldoen door toedoen van Vierwee, leidt dit niet tot een ander oordeel. [A] c.s. miskent daarmee dat hij met Vierwee tijdens een zitting in kort geding op 26 april 2016 afspraken heeft gemaakt die zouden worden doorkruist indien de vordering reeds zou worden voldaan vóór het wijzen van het eindvonnis in de onderhavige zaak. Partijen hebben immers onder meer afgesproken dat de vordering wordt voldaan indien en nadat in de onderhavige zaak is geoordeeld dat sprake is van een paulianeuze rechtshandeling. Dit was een voorwaarde van Vierwee voor opheffing van het op de woning gelegde beslag, hetgeen voor [A] c.s. noodzakelijk was om de woning te kunnen leveren.
2.2
De rechtbank hecht eraan op te merken dat zij, voor de vraag op welke feiten zij recht doet, afhankelijk is van wat partijen haar meedelen. De rechtbank was niet op de hoogte van de afspraken die partijen tijdens het kort geding hebben gemaakt, en kon dat ook niet zijn. De rechtbank was evenmin op de hoogte van het feit dat Vierwee inmiddels een nieuwe procedure aanhangig heeft gemaakt tegen [A] .
2.3
Ter beoordeling ligt derhalve nog voor of sprake is van wetenschap van benadeling. Bij vonnis 24 februari 2016 heeft de rechtbank geoordeeld dat de verklaring van [A] dat hij heeft vertrouwd op een betaling uit Thailand van belang is voor de vereiste wetenschap van benadeling. De rechtbank heeft bij dat vonnis [A] c.s. in de gelegenheid gesteld bij akte zijn stellingen te concretiseren en zo mogelijk met bescheiden te onderbouwen.
2.4.
[A] c.s. heeft vervolgens een akte na tussenvonnis genomen en producties overgelegd. [A] c.s. heeft kort gezegd het volgende aangevoerd. Sinds 2012 heeft [A] contact met [X] met betrekking tot het doen van investeringen met een duurzaam karakter in Nederland of Europa. De financiële middelen daarvoor zouden worden verschaft door [X] , dan wel zijn vennootschappen, en afkomstig zijn uit commodity transacties. Op 11 december 2013 heeft [A] van [X] een printscreen ontvangen waaruit blijkt dat een bedrag van $ 9 miljoen is gestort op de rekening van een vennootschap naar Singaporees recht, gehouden door [X] . Het betrof hier een lening. In december 2013 en januari 2014 heeft [X] getracht de bank in Hongkong te overtuigen om betalingen naar Nederland uit te voeren, maar zonder resultaat, omdat dit niet overeenkomstig de bedoeling van de lening zou zijn. In februari 2014 zijn de opbrengsten van een commodity transactie gestort op een geblokkeerde rekening van een vennootschap van [X] . Deze blokkering zou op 18 april 2014 worden opgeheven, volgens een schriftelijke bevestiging van The Trade and Industry Departement van Hongkong van 6 maart 2014. Dit is niet gebeurd. In de loop van 2014 heeft [X] [A] telkens verzekerd dat hij geld zou ontvangen.
2.5.
Vierwee betoogt kort gezegd dat uit de bij akte overgelegde producties en de toelichting daarop op geen enkele wijze blijkt dat [A] erop mocht vertrouwen dat de betaling binnen afzienbare tijd zou volgen.
2.6.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. [A] c.s. betoogt dat hij op grond van de verklaringen van [X] en de door [X] overgelegde printscreens de overtuiging had dat de gelden op korte termijn zouden worden vrijgegeven. De rechtbank kan [A] c.s. hierin niet volgen. Gesteld noch gebleken is dat [A] met [X] in rechte afdwingbare afspraken heeft gemaakt. Evenmin is gesteld of gebleken dat [A] [X] reeds kende als een betrouwbare zakenpartner. Vaststaat dat [X] vanaf eind 2013 heeft gezegd dat de gelden spoedig zouden komen. Blijkens een afdruk van een brief van The Department of Trade and Industry van Hongkong van 6 maart 2014 zou in ieder geval per 18 april 2014 geld worden vrijgegeven. Vaststaat dat dat niet is gebeurd. Gesteld noch gebleken is dat [X] daarvoor een goede verklaring heeft gegeven. Waarom [A] , toen de gelden niet op of kort na 18 april 2014 werden vrijgegeven en daarvoor geen verklaring werd gegeven, nog erop mocht vertrouwen dat dat spoedig zou gebeuren, valt niet in te zien. Hij werd tenslotte al maanden aan het lijntje gehouden door [X] . Gelet daarop hecht de rechtbank weinig waarde aan het whats app-bericht van [X] van 9 september 2014 waarin hij schrijft dat “ze [aangeven dat ze] op 9 oktober benodigde budget vrij hebben”. In aanmerking genomen dat [A] c.s. toen al tien maanden hoorde dat het geld er elk moment aan zou komen, had van hem in ieder geval mogen worden verwacht dit bericht met de nodige scepsis te bekijken, althans de datum van 9 oktober 2014 af te wachten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit de stellingen van [A] c.s. niet volgt dat hij ten tijde van het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden, op 9 oktober 2014, erop mocht vertrouwen dat binnen afzienbare tijd een betaling zou volgen. Hij zal dan ook niet worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs.
2.7
Uit het voorgaande volgt dat is komen vast te staan dat sprake is van wetenschap van benadeling. Dat betekent dat de vordering van Vierwee zal worden toegewezen.
2.8
[A] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, waaronder die in het incident, aan de zijde van Vierwee tot op heden begroot op € 3.707,43 (€ 613 aan griffierecht, € 77,84 aan kosten dagvaarding, € 1.808,- aan salaris advocaat (4 punten tarief II), € 756,59 aan beslagkosten en € 452,- voor salaris advocaat in het incident). De bij eiswijziging gevorderde hoofdelijke veroordeling in de proceskosten zal worden toegewezen. De rechtbank verwerpt hetgeen [A] c.s. hier tegenin heeft gebracht. Dat Vierwee de schuldeiser is van [A] en niet van [B] staat los van de onderhavige zaak, waarin paulianeuze rechtshandelingen aan de orde zijn. [B] was partij bij die rechtshandelingen en daarmee, net als [A] , aansprakelijk voor de gevolgen daarvan.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
vernietigt de rechtshandelingen van partijen zoals weergegeven in de notariële aktes van 9 oktober 2014 verleden voor notaris mr. [de notaris] , strekkende tot wijziging van de huwelijksvoorwaarden tussen partijen en tot verdeling van deze gemeenschap, voor zover daarbij de onroerende zaak, bestaande uit de geschakelde hoekvilla met ondergrond en tuin te [postcode] [plaats] , gemeente [gemeente 1] , [adres] , kadastraal bekend, Gemeente [gemeente 2] , sectie [sectie] , nr [nummer] , groot [… 1] are en [… 2] ca. en de daarop rustende hypothecaire inschrijvingen zijn toegedeeld c.q. overgedragen aan [B] ;
3.2
veroordeelt [A] c.s. hoofdelijk in de kosten van het geding, aan de zijde van Vierwee tot op heden begroot op € 3.707,43;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Voorwinden en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2016, in tegenwoordigheid van de griffier.