ECLI:NL:RBDHA:2016:1709

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2016
Publicatiedatum
22 februari 2016
Zaaknummer
09/857690-14 en 09/837280-15 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van een overval op de Hornbach

Op 24 februari 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van een overval op de Hornbach in Wateringen op 15 december 2014. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op verschillende data, waarbij de officier van justitie, mr. R. van Geloven, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. I.A. Groenendijk, aanwezig waren. De tenlastelegging omvatte onder andere het dragen van bivakmutsen, het tonen van vuurwapens, en het vastbinden van slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sterke aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van de verdachte, maar dat deze aanwijzingen op zichzelf niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval en heeft hem vrijgesproken van dit feit.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het voorhanden hebben van een semi-automatisch pistool en munitie in de periode van 1 mei 2015 tot en met 7 mei 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor dit feit, waaronder verklaringen van getuigen en het aantreffen van het wapen en de munitie in de woning van een bekende van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van het wapen en de munitie en hem hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de overval.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/857690-14 en 09/837280-15 (ttz.gev.)
Datum uitspraak: 24 februari 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 7 augustus 2015, 28 september 2015,
4 december 2015 en 10 februari 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. van Geloven en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. I.A. Groenendijk, advocaat te Den Haag, en door verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 10 februari 2016 medegedeeld dat zij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 09/857690-14:
hij op of omstreeks 15 december 2014 te Wateringen, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal ca. 89.638,- en/of drie, althans een of meer (mobiele) telefoon(s) en/of sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan bouwmarkt De Hornbach en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- dragen van bivakmutsen en/of tonen en/of doorladen van twee, althans een of meer (vuur) wapen(s) en/of
- sommeren van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dat zij op hun buik op de grond moest(en) gaan liggen en/of
- met kabelbinders vastbinden van de polsen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- met kabelbinders vastbinden van de benen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- fouilleren van voornoemde perso(o)n(en) en/of
- het drukken van een (vuur) wapen op/tegen de nek, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] ;
ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 09/837280-15:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 7 mei 2015 te Den Haag, althans in Nederland, een of meer wapens van categorie III, te weten een semi automatisch pistool, merk Beretta (kaliber 9 mm), en/of munitie van categorie III, te weten zeven, althans een of meer volmantelpatron(en) (kaliber 9 mm), voorhanden heeft gehad.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Overval op de Hornbach (dagvaarding met parketnummer 09/857690-14)
3.1.1
Inleiding
Op 15 december 2014 is bij de meldkamer van de politie een melding binnengekomen van een medewerker van de Hornbach, die vertelde dat er een overval op de bouwmarkt Hornbach aan de [adres 2] te Wateringen had plaatsgevonden. Ter plaatse bleek dat drie overvallers via de personeelsingang met een toegangspas van een medewerkster binnen waren gekomen. Vervolgens hebben twee overvallers elk een vuurwapen getoond en heeft één van hen een vuurwapen doorgeladen en dit op één van de medewerkers gericht. De medewerkers werden gesommeerd op de grond te gaan liggen, waarna hun polsen, en later ook hun enkels, met tie-wraps werden vastgebonden. Verder zijn er telefoons van de medewerkers afgepakt en vernield. De daders hebben bij deze overval € 89.638,- weggenomen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich tezamen met anderen heeft schuldig gemaakt aan voornoemde overval.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.1.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit aangezien wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Zij heeft hiertoe – samengevat – aangevoerd dat de herkenningen van [verbalisant] en [getuige] onbetrouwbaar zijn, dat de telefoon van verdachte niet alleen tijdens de overval, maar ook op andere momenten uitgeschakeld is geweest en dat de tap- en OVC-gesprekken niet kunnen worden gerelateerd aan de overval op de Hornbach.
3.1.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank is van oordeel dat er sterke aanwijzingen zijn voor de betrokkenheid van verdachte bij de overval op de Hornbach. Verdachte kwam al vrij snel als één van de mogelijke daders van de overval in beeld. De verdenking vloeide voort uit het vermoeden dat er sprake was van een ‘inside-job’, waarbij een medewerkster van de Hornbach, [medeverdachte 1] , betrokken zou zijn en de verklaring van [getuige] , een medewerker van de Hornbach, dat hij één van de daders herkende als zijnde verdachte, een neef van [medeverdachte 1] (namelijk de zoon van de zus van [medeverdachte 1] ). De getuige herkende hem aan zijn zogenaamde ‘Charlie Chaplin-loopje’, zijn baseballpetje, zijn postuur en zijn lengte. Ook een verbalisant heeft één van de daders herkend als zijnde verdachte. Hij herkende hem aan zijn lengte, zijn brede postuur en het brede loopje waarbij hij zijn voeten naar buiten plaatst.
Voorts komen er uit de taps en OVC’s enkele opvallende gesprekken naar voren. Zo vond er op 21 januari 2015 een gesprek plaats tussen verdachte en zijn vriendin over een stuk grond in Marokko dat verdachte zou kunnen kopen voor € 30.000,-, terwijl niet is gebleken dat verdachte dit bedrag op legale wijze in zijn bezit heeft en dit bedrag ook eerder (op 23 december 2014) werd genoemd in een gesprek over geld van [medeverdachte 2] in een kluis. Op 9 april 2015 vond er tussen verdachte, zijn vriendin en de zus van zijn vriendin een gesprek plaats over € 90.000,- die in het plafond van [betrokkene 1] zou liggen, hetgeen overeenkomt met het bedrag van de buit van de overval op de Hornbach. Als dat bedrag door de zus van zijn vriendin wordt genoemd, zegt verdachte: “geen bedrag”, waardoor het lijkt alsof hij niet wil dat dat bedrag hardop wordt uitgesproken. In een ander gesprek op 23 april 2015 zegt verdachte dat hij het spuugzat is en dat hij, als hij voor de overval wordt gepakt, iedereen mee neemt.
Voorts zou op camerabeelden van 5 januari 2015 van de Albert Heijn te zien zijn dat verdachte een broek droeg die gelijkenis zou vertonen met de broek die één van de daders tijdens de overval droeg, terwijl op die camerabeelden ook te zien is hoe verdachte (op een bijzondere manier) loopt. Ook een pet die is aangetroffen in de woning van de vriendin van verdachte zou gelijkenis vertonen met een pet van één van de daders.
Verder is in de telefoon van [medeverdachte 2] een op 19 februari 2015 gemaakt screenshot aangetroffen van een ontvangen app-bericht van ‘ [verdachte] ’, hetgeen past bij de voornaam van verdachte, waarop een brandend briefje van € 500,- is te zien. In de telefoon van verdachte is voorts een op 18 december 2014 (derhalve drie dagen na de overval) gemaakt screenshot aangetroffen met daarop veel bankbiljetten.
Ten slotte was de telefoon van verdachte ten tijde van de overval uitgeschakeld.
De rechtbank zal voornoemde aanwijzingen afzonderlijk bespreken.
De herkenningen
De rechtbank overweegt dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen, ook indien deze door een verbalisant worden gedaan. Voor de betrouwbaarheid van een herkenning kan van belang zijn of de herkenning heeft plaatsgevonden op basis van duidelijke beelden en specifieke onderscheidende persoonskenmerken. Tevens kan van belang zijn in welke hoedanigheid en frequentie de waarnemer en de herkende persoon elkaar getroffen hebben.
In onderhavige zaak hebben een [getuige] en een [verbalisant] verdachte aan zijn (Charlie Chaplin-) loopje, zijn baseballpetje, zijn lengte en zijn postuur herkend. Zij zijn beiden als getuige bij de rechter-commissaris gehoord waarbij zij hebben verklaard bij hun eerdere herkenningen te blijven. De verbalisant heeft verklaard dat hij verdachte al meerdere jaren ambtshalve en privé kent. De getuige heeft verklaard dat hij werkzaam is als beveiligingsmedewerker bij de Hornbach en dat hij verdachte meermalen in de Hornbach heeft gezien en hem vanuit die hoedanigheid heeft geobserveerd.
De rechtbank stelt voorop dat er geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de oprechtheid van de verbalisant en de getuige, die hebben verklaard op de beelden verdachte te herkennen.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat de kenmerken die door de verbalisant en de getuige worden benoemd onvoldoende specifiek onderscheidend zijn om vast te kunnen stellen dat verdachte één van de daders is geweest. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de daders van de overval op de Hornbach geheel bedekt en in het donker gekleed waren, waardoor ook hun gezichten niet te zien waren, hetgeen een herkenning bemoeilijkt. Gezien het voorgaande overtuigen voormelde herkenningen door de verbalisant en de getuige onvoldoende.
De tap- en OVC gesprekken
Van de vele tap- en OVC gesprekken die zich in het dossier bevinden zijn er enkele gesprekken die vragen oproepen en uitgelegd zouden kunnen worden als belastend voor verdachte. Echter deze gesprekken zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet om op basis hiervan te concluderen dat verdachte ook echt als dader betrokken is geweest bij de overval.
De screenshots met geld
De rechtbank overweegt dat uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte kennelijk in een app-gesprek met [medeverdachte 2] een afbeelding heeft gestuurd van een brandend briefje van € 500,-. Het screenshot van deze afbeelding is op 19 februari 2015 gemaakt. Op welke datum de betreffende afbeelding daadwerkelijk is gemaakt volgt niet uit het dossier. Het is derhalve niet mogelijk om het afgebeelde briefgeld te relateren aan de overval. Hetzelfde geldt voor het op 18 december 2014 gemaakte screenshot van bankbiljetten dat is aangetroffen in de telefoon van verdachte.
Telefoon
Een verbalisant heeft op basis van de historische telecomgegevens van het telefoonnummer van verdachte de conclusie getrokken dat de telefoon van verdachte in de periode van de overval tussen 18.00 en 22.32 uur uitgeschakeld is geweest. Ter terechtzitting heeft Ir. Ing. R.M. van der Knijff, NFI-deskundige gesloten systemen, verklaard dat indien een telefoon blijkens de historische telecomgegevens een periode geen contact maakt met een zendmast niet de conclusie kan worden getrokken dat die telefoon in die periode uitgeschakeld is geweest, maar slechts dat die telefoon in die periode geen contact heeft gehad met een zendmast. Maar ook al zou de telefoon van verdachte in de periode van de overval uitgeschakeld zijn geweest, dan is dat naar het oordeel van de rechtbank geen sterke aanwijzing voor betrokkenheid van verdachte bij de overval.
Kleding
De rechtbank is van oordeel dat de beelden van de broek en pet van de daders van onvoldoende kwaliteit zijn om te kunnen beoordelen of de door verdachte gedragen broek dan wel de aangetroffen pet dezelfde zijn als de broek en pet van één van de daders ten tijde van de overval.
Vuurwapen
Uit het feit dat verdachte blijkens het navolgende een vuurwapen voorhanden heeft gehad volgt nog niet dat hij als (mede)pleger betrokken is geweest bij de overval.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat er sterke aanwijzingen zijn dat verdachte bij de overval betrokken is. De rechtbank is echter van oordeel dat de aanwijzingen op zichzelf, maar ook in onderling verband en samenhang bezien, geen wettig en overtuigend bewijs opleveren. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
3.2
Voorhanden hebben wapen (dagvaarding met parketnummer 09/837280-15)
3.2.1
Inleiding [1]
Verdachte wordt verweten dat hij in de periode van 1 mei 2015 tot en met 7 mei 2015 te Den Haag een semi automatisch pistool van het merk Beretta, met daarin zeven 9 mm volmantelpatronen, voorhanden heeft gehad.
3.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard dat verdachte het wapen en de munitie voorhanden heeft gehad.
3.2.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Zij heeft hiertoe – kort gezegd – aangevoerd dat er onvoldoende bewijs voorhanden is dat verdachte de beschikkingsmacht over het wapen heeft gehad en dat uit de beweging die verdachte tijdens zijn verhoor met zijn hoofd heeft gemaakt niet kan worden afgeleid dat hij hiermee bevestigend heeft willen antwoorden op de vraag of het wapen van hem is.
3.2.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Op 6 mei 2015 zijn in de slaapkamer van [betrokkene 2] in de woning aan de [adres 3] te Den Haag een semi automatisch pistool van het merk Beretta en een magazijn met daarin zeven 9 mm volmantelpatronen aangetroffen. [2] [3]
[betrokkene 2] heeft in haar verhoor bij de politie van 7 mei 2015 verklaard dat zij wist dat er iets onder haar bed lag. Ze heeft op enig moment ruzie gehad met [verdachte] en is naar boven gegaan. [verdachte] volgde haar en vroeg haar of hij iets bij haar mocht bewaren. Zij heeft daarop geantwoord dat hij maar moest doen wat hij niet laten kon. Ze heeft gezien dat hij een zakje bij zich had. Dit was twee of drie dagen voor voormeld verhoor van [betrokkene 2] . [4]
Ook haar zus en tevens de vriendin van verdachte [5] , [betrokkene 3] , is gehoord. Zij heeft verklaard dat zij van [betrokkene 2] heeft gehoord dat het aangetroffen wapen van [verdachte] was. [6] In datzelfde verhoor heeft zij verklaard dat het klopt dat [verdachte] problemen krijgt met haar vader als hij niet gaat getuigen, want het ding (de rechtbank begrijpt: het wapen) is van hem. [7]
Verdachte heeft zich bij de politie en ter terechtzitting, ook wanneer dit tenlastegelegde feit aan de orde kwam, voornamelijk op zijn zwijgrecht beroepen. Op een vraag van de verbalisanten of het bij [betrokkene 2] aangetroffen vuurwapen van hem is, heeft hij evenwel bevestigend geknikt. [8] De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van dit proces-verbaal en de interpretatie door verbalisanten van de knikbeweging van verdachte. Verdachte heeft, zo blijkt uit voornoemd verhoor en een eerder verhoor, vaker gebruik gemaakt van een knik- of schudbeweging met zijn hoofd om de vragen van de verbalisanten te beantwoorden.
Dat verdachte beschikt over 9 mm patronen volgt eveneens uit een OVC-gesprek van
28 april 2015, derhalve acht dagen voor het aantreffen van het wapen met munitie. In dit gesprek heeft verdachte het over het kopen van 9 mm patronen en dat hij al 50 stuks van die kleine heeft. [9] Dat eigendommen van verdachte liggen in de woning aan de [adres 3] te Den Haag volgt bijvoorbeeld uit een afgeluisterd telefoongesprek op 23 april 2015 tussen verdachte en [betrokkene 3] , waarin verdachte zegt: “Neem mijn kankerspullen mee bij je moeder mee het ligt toch daar neem het mee neem alles mee.” [10]
Ten slotte blijkt uit het sporenonderzoek en een rapport van het NFI dat op het pistool een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen is aangetroffen. Blijkens het rapport is de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van verdachte en van één willekeurige onbekende persoon extreem veel waarschijnlijker dan de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen. [11] [12]
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die onder het bed van [betrokkene 2] een semi automatisch pistool, met daarin zeven 9 mm volmantelpatronen heeft neergelegd. Dit moet gelet op de verklaring van [betrokkene 2] enkele dagen voor de aanhouding van verdachte en het verhoor van [betrokkene 2] hebben plaatsgevonden. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat hij het tenlastegelegde heeft begaan.
3.2.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij in de periode van 1 mei 2015 tot en met 7 mei 2015 te Den Haag een wapen van categorie III, te weten een semi automatisch pistool, merk Beretta (kaliber 9 mm), en munitie van categorie III, te weten zeven volmantelpatronen (kaliber 9 mm), voorhanden heeft gehad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen en munitie van categorie III.

5.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor beide tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen omtrent de strafmaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft een semi automatisch pistool en munitie voorhanden gehad. Zodanig bezit van wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 7 mei 2015, verdachte betreffende, waaruit blijkt dat hij meermalen eerder met justitie in aanraking is gekomen (waarbij hij ook is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen), ook ter zake van een feit dat strafbaar is gesteld in de Wet wapens en munitie. Dat zal bij het bepalen van de strafmaat in het nadeel van verdachte worden meegewogen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat eveneens aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf passend en geboden. Nu de rechtbank verdachte van de tenlastegelegde overval zal vrijspreken, zal zij een fors lichtere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1
De vorderingen
De Hornbach Bouwmarkt B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 26.568,18.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.577,03, vermeerderd met de wettelijke rente.
7.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en – bij [slachtoffer 2] – vermeerdering met de wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen bepleit, nu zij ter zake vrijspraak van het tenlastegelegde heeft bepleit.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de Hornbach Bouwmarkt B.V.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
De vordering van [slachtoffer 2]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij dagvaarding met parketnummer 09/857690-14 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij dagvaarding met parketnummer 09/837280-15 ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen en munitie van categorie III;
verklaart het bewezen verklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (VIER) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat de benadeelde partijen Hornbach Bouwmarkt B.V. en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.P. Pereira Horta, voorzitter,
mr. C.F. Mewe rechter,
mr. S.M. Krans, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. J. Boon en M. Koolen, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 februari 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL 1500 2014324720, van de politie eenheid Den Haag, dienst Regionale Recherche Twister Overvallenteam, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 3190).
2.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 868.
3.Proces-verbaal van het team forensische opsporing, pagina’s 869 – 871.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] , pagina’s 996 – 997.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 februari 2016.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] , pagina 903.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] , pagina 907.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 1533.
9.Proces-verbaal van uitluisteren OVC, pagina 746.
10.Geschrift, zijnde een afgeluisterd telefoongesprek, pagina 1766.
11.Proces-verbaal van sporenonderzoek, pagina’s 1789-1790.
12.Een nagekomen rapport van het NFI van 17 september 2015 (betreffende DNA mengprofiel [nummer] ), pagina’s 1-4