3.1.4De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank is van oordeel dat er sterke aanwijzingen zijn voor de betrokkenheid van verdachte bij de overval op de Hornbach. Verdachte kwam al vrij snel als één van de mogelijke daders van de overval in beeld. De verdenking vloeide voort uit het vermoeden dat er sprake was van een ‘inside-job’, waarbij een medewerkster van de Hornbach, [medeverdachte 1] , betrokken zou zijn en de verklaring van [getuige] , een medewerker van de Hornbach, dat hij één van de daders herkende als zijnde verdachte, een neef van [medeverdachte 1] (namelijk de zoon van de zus van [medeverdachte 1] ). De getuige herkende hem aan zijn zogenaamde ‘Charlie Chaplin-loopje’, zijn baseballpetje, zijn postuur en zijn lengte. Ook een verbalisant heeft één van de daders herkend als zijnde verdachte. Hij herkende hem aan zijn lengte, zijn brede postuur en het brede loopje waarbij hij zijn voeten naar buiten plaatst.
Voorts komen er uit de taps en OVC’s enkele opvallende gesprekken naar voren. Zo vond er op 21 januari 2015 een gesprek plaats tussen verdachte en zijn vriendin over een stuk grond in Marokko dat verdachte zou kunnen kopen voor € 30.000,-, terwijl niet is gebleken dat verdachte dit bedrag op legale wijze in zijn bezit heeft en dit bedrag ook eerder (op 23 december 2014) werd genoemd in een gesprek over geld van [medeverdachte 2] in een kluis. Op 9 april 2015 vond er tussen verdachte, zijn vriendin en de zus van zijn vriendin een gesprek plaats over € 90.000,- die in het plafond van [betrokkene 1] zou liggen, hetgeen overeenkomt met het bedrag van de buit van de overval op de Hornbach. Als dat bedrag door de zus van zijn vriendin wordt genoemd, zegt verdachte: “geen bedrag”, waardoor het lijkt alsof hij niet wil dat dat bedrag hardop wordt uitgesproken. In een ander gesprek op 23 april 2015 zegt verdachte dat hij het spuugzat is en dat hij, als hij voor de overval wordt gepakt, iedereen mee neemt.
Voorts zou op camerabeelden van 5 januari 2015 van de Albert Heijn te zien zijn dat verdachte een broek droeg die gelijkenis zou vertonen met de broek die één van de daders tijdens de overval droeg, terwijl op die camerabeelden ook te zien is hoe verdachte (op een bijzondere manier) loopt. Ook een pet die is aangetroffen in de woning van de vriendin van verdachte zou gelijkenis vertonen met een pet van één van de daders.
Verder is in de telefoon van [medeverdachte 2] een op 19 februari 2015 gemaakt screenshot aangetroffen van een ontvangen app-bericht van ‘ [verdachte] ’, hetgeen past bij de voornaam van verdachte, waarop een brandend briefje van € 500,- is te zien. In de telefoon van verdachte is voorts een op 18 december 2014 (derhalve drie dagen na de overval) gemaakt screenshot aangetroffen met daarop veel bankbiljetten.
Ten slotte was de telefoon van verdachte ten tijde van de overval uitgeschakeld.
De rechtbank zal voornoemde aanwijzingen afzonderlijk bespreken.
De herkenningen
De rechtbank overweegt dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen, ook indien deze door een verbalisant worden gedaan. Voor de betrouwbaarheid van een herkenning kan van belang zijn of de herkenning heeft plaatsgevonden op basis van duidelijke beelden en specifieke onderscheidende persoonskenmerken. Tevens kan van belang zijn in welke hoedanigheid en frequentie de waarnemer en de herkende persoon elkaar getroffen hebben.
In onderhavige zaak hebben een [getuige] en een [verbalisant] verdachte aan zijn (Charlie Chaplin-) loopje, zijn baseballpetje, zijn lengte en zijn postuur herkend. Zij zijn beiden als getuige bij de rechter-commissaris gehoord waarbij zij hebben verklaard bij hun eerdere herkenningen te blijven. De verbalisant heeft verklaard dat hij verdachte al meerdere jaren ambtshalve en privé kent. De getuige heeft verklaard dat hij werkzaam is als beveiligingsmedewerker bij de Hornbach en dat hij verdachte meermalen in de Hornbach heeft gezien en hem vanuit die hoedanigheid heeft geobserveerd.
De rechtbank stelt voorop dat er geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de oprechtheid van de verbalisant en de getuige, die hebben verklaard op de beelden verdachte te herkennen.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat de kenmerken die door de verbalisant en de getuige worden benoemd onvoldoende specifiek onderscheidend zijn om vast te kunnen stellen dat verdachte één van de daders is geweest. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de daders van de overval op de Hornbach geheel bedekt en in het donker gekleed waren, waardoor ook hun gezichten niet te zien waren, hetgeen een herkenning bemoeilijkt. Gezien het voorgaande overtuigen voormelde herkenningen door de verbalisant en de getuige onvoldoende.
De tap- en OVC gesprekken
Van de vele tap- en OVC gesprekken die zich in het dossier bevinden zijn er enkele gesprekken die vragen oproepen en uitgelegd zouden kunnen worden als belastend voor verdachte. Echter deze gesprekken zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet om op basis hiervan te concluderen dat verdachte ook echt als dader betrokken is geweest bij de overval.
De screenshots met geld
De rechtbank overweegt dat uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte kennelijk in een app-gesprek met [medeverdachte 2] een afbeelding heeft gestuurd van een brandend briefje van € 500,-. Het screenshot van deze afbeelding is op 19 februari 2015 gemaakt. Op welke datum de betreffende afbeelding daadwerkelijk is gemaakt volgt niet uit het dossier. Het is derhalve niet mogelijk om het afgebeelde briefgeld te relateren aan de overval. Hetzelfde geldt voor het op 18 december 2014 gemaakte screenshot van bankbiljetten dat is aangetroffen in de telefoon van verdachte.
Telefoon
Een verbalisant heeft op basis van de historische telecomgegevens van het telefoonnummer van verdachte de conclusie getrokken dat de telefoon van verdachte in de periode van de overval tussen 18.00 en 22.32 uur uitgeschakeld is geweest. Ter terechtzitting heeft Ir. Ing. R.M. van der Knijff, NFI-deskundige gesloten systemen, verklaard dat indien een telefoon blijkens de historische telecomgegevens een periode geen contact maakt met een zendmast niet de conclusie kan worden getrokken dat die telefoon in die periode uitgeschakeld is geweest, maar slechts dat die telefoon in die periode geen contact heeft gehad met een zendmast. Maar ook al zou de telefoon van verdachte in de periode van de overval uitgeschakeld zijn geweest, dan is dat naar het oordeel van de rechtbank geen sterke aanwijzing voor betrokkenheid van verdachte bij de overval.
Kleding
De rechtbank is van oordeel dat de beelden van de broek en pet van de daders van onvoldoende kwaliteit zijn om te kunnen beoordelen of de door verdachte gedragen broek dan wel de aangetroffen pet dezelfde zijn als de broek en pet van één van de daders ten tijde van de overval.
Vuurwapen
Uit het feit dat verdachte blijkens het navolgende een vuurwapen voorhanden heeft gehad volgt nog niet dat hij als (mede)pleger betrokken is geweest bij de overval.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat er sterke aanwijzingen zijn dat verdachte bij de overval betrokken is. De rechtbank is echter van oordeel dat de aanwijzingen op zichzelf, maar ook in onderling verband en samenhang bezien, geen wettig en overtuigend bewijs opleveren. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.