ECLI:NL:RBDHA:2016:17071

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2016
Publicatiedatum
17 mei 2017
Zaaknummer
5391380 EJ VERZ 16-86622
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en schadevergoeding in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 november 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van een ontslag op staande voet door [verzoeker], die in dienst was bij [verweerder]. Het ontslag werd op 5 september 2016 aangezegd, omdat [verzoeker] vertrouwelijke bedrijfsinformatie, in de vorm van dumpschema’s van speelautomaten, had doorgespeeld aan een gast. [verzoeker] betwistte de geldigheid van het ontslag en verzocht om doorbetaling van zijn salaris en een billijke vergoeding. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat de gedragingen van [verzoeker] een dringende reden voor ontslag opleverden. De kantonrechter overwoog dat de schending van de geheimhoudingsplicht en het verstrekken van vertrouwelijke informatie aan derden ernstige gevolgen konden hebben voor de veiligheid en integriteit van [verweerder]. De kantonrechter wees het verzoek van [verzoeker] af en oordeelde dat hij een schadevergoeding van € 3.365,01 moest betalen wegens onregelmatige opzegging, evenals een gematigde boete van € 500,00 voor de schending van de geheimhoudingsverplichting. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Leiden
EJM
Rep.nr.: 5391380 EJ VERZ 16-86622
Datum: 17 november 2016
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te Leiden,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. Ö. Sahin,
tegen
[verweerder] ,
statutair gevestigd te ‘s Hertogenbosch,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. K.L.M. Kaldenbach.
Partijen worden aangeduid als “ [verzoeker] ” en “ [verweerder] ”.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft de kantonrechter verzocht:
primair
  • het door [verweerder] aangezegde ontslag op staande voet te vernietigen;
  • [verweerder] te veroordelen tot betaling van het salaris vanaf 5 september 2016 tot het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met emolumenten en de wettelijke verhoging;
subsidiair
  • [verweerder] te veroordelen tot het betalen van een billijke vergoeding van € 10.000,00 bruto, dan wel tot een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding;
  • [verweerder] te veroordelen tot betaling van € 1.699,50 in verband met schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging;
  • een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente en voorts [verweerder] in de kosten van de procedure te veroordelen.
De achtergrond van het verzoek betreft een door [verweerder] op 5 september 2016 aangezegd ontslag op staande voet. [verzoeker] is van mening dat het aan een geldige dringende reden heeft ontbroken.
1.2.
[verweerder] heeft een verweerschrift met daarin tegenverzoeken ingediend.
1.3.
Op 3 november 2016 heeft een zitting plaatsgevonden waarin de zaak
inhoudelijk is behandeld. Partijen zijn met hun gemachtigden verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De gemachtigde van [verweerder] heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. Vervolgens is uitspraak bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de onweersproken inhoud van de stukken en wat ter zitting is besproken gaat de kantonrechter van het volgende uit.
2.1.
[verzoeker] , geboren op 8 september 1991, is op 15 september 2014 in dienst getreden bij [verweerder] , in eerste instantie voor bepaalde tijd. Deze overeenkomst is met
16 maanden verlengd tot 15 augustus 2016. Sindsdien is er blijkens de overgelegde stukken sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur. [verzoeker] vervulde sinds 1 februari 2016 de functie van Floor Manager in opleiding. Hij werkte op de locatie te Sassenheim. Zijn salaris bedroeg laatstelijk € 1.699,50 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag van 8%, bij een werkweek van 38 uren. Hij kon daarnaast recht doen gelden op een overwerkvergoeding, functietoeslag, onregelmatigheidstoeslag en bonus.
2.2.
[verweerder] exploiteert elektronische casino’s (speelautomatenhallen) in Nederland. Het gaat om zo’n 64 casino’s in Nederland. Bij [verweerder] en de aan [verweerder] gelieerde vennootschappen zijn ongeveer 900 werknemers werkzaam.
2.3.
[verweerder] heeft [verzoeker] op 5 september 2016 ontslag op staande voet aangezegd, welk ontslag bij brief van 6 september 2016 is bevestigd.
Deze brief bevat de volgende ontslagaanzegging:
[…]
“Op maandag 5 september jl. heeft u een gesprek gehad met de heer [naam] (Coördinator Kwaliteit & Veiligheid), mevr. [naam] (Casinomanager) en ondergetekende.
Dit gesprek vond plaats in het kader van hoor-wederhoor nadat wij het volgende hadden geconstateerd:
-
U heeft vertrouwelijke bedrijfsinformatie (namelijk dumpschema’s – schema’s waarop staat op welke dag, welke automaten worden leeggehaald en geteld) doorgespeeld aan een gast.
In eerste instantie heeft u ontkent dat u dumpschema’s heeft doorgestuurd naar een gast. Wij hebben daarop aangegeven dat er geen twijfel bestaat over onze constatering. Toen mevrouw [naam] u begeleidde naar de uitgang, heeft u toegegeven dat u inderdaad dumpschema’s heeft doorgestuurd naar een gast.”
Bij brief van zijn gemachtigde van 9 september 2016 heeft [verzoeker] aan [verweerder] onder meer laten weten dat naar zijn oordeel geen sprake is van een geldig ontslag op staande voet, dat hij aanspraak maakt op zijn functie en dat hij zich beschikbaar houdt het werk te hervatten.
2.4.
Uit een door [verweerder] overgelegd stuk is op te maken dat het Landelijk Parket op 14 juli 2016 van [verweerder] heeft gevorderd dat zij alle hal management journaals van diverse speelautomaten van onder meer de vestiging Sassenheim in de periode van 29 december 2015 tot en met 25 maart 2016 verstrekt. Aan [verweerder] is meegedeeld dat er een onderzoek tegen een verdachte die zich op dat moment in hechtenis bevond gaande was en dat de gevraagde gegevens in het kader daarvan nodig waren. Ter zitting is aangevoerd dat het hier de verdachte de heer [naam] betrof, een beroepsgokker en vaste gast die veel in de casino’s van [verweerder] , waaronder het casino in Sassenheim, aanwezig en actief was.
In de telefoon van deze verdachte waren telefoonnummers gevonden van onder meer (oud-) medewerkers van [verweerder] . De namen van deze medewerkers heeft het Landelijk Parket toen nog niet prijsgegeven.
2.5.
[verweerder] heeft verder een proces-verbaal van 8 augustus 2016 overgelegd. Daarin staan de namen van een aantal (oud-)medewerkers vermeld, waaronder die van [verzoeker] . Uit het proces-verbaal blijkt onder meer dat vanuit de telefoon van [verzoeker] op 27 en 30 oktober 2015, via Whatsapp, berichten aan vorengenoemde verdachte zijn gestuurd met twee dumpschema’s van speelautomaten.
2.6.
[verweerder] heeft ter zitting meegedeeld dat zij van het Landelijk Parket het verzoek heeft gekregen de zaak in het belang van het onderzoek voorlopig geheim te houden. Eerst op de vrijdag voorafgaand aan 5 september 2016 kreeg zij groen licht om eventueel tot het nemen van stappen tegen betrokken personeelsleden over te gaan.
2.7.
De betrokken dumpschema’s geven aan op welke dag welke speelautomaten van de vestiging worden leeggehaald en geteld en bij welk saldo de automaten worden gelicht. Eventuele kasverschillen worden daarbij ook vastgesteld. Dumpen en lichten gebeurt buiten de openingstijden van het casino. Er zijn dan geen gasten.
2.8.
[verzoeker] heeft desgevraagd ter zitting erkend dat hij op de genoemde data de dumpschema’s aan de heer [naam] . via Whatsapp heeft verstrekt. Hij heeft daarbij toegelicht dat de heer [naam] een vaste gast was waarmee een goede band bestond. Andere dumpschema’s dan deze zijn door hem niet verstrekt. Hij heeft toegelicht dat hij uiteindelijk een slecht gevoel bij het verstrekken van deze gegevens kreeg en hij de banden met de heer [naam] heeft verbroken. Hij voelt zich misbruikt door de heer [naam]
2.9.
[verweerder] heeft toegelicht dat de handelwijze van [verzoeker] ontoelaatbaar is en wijst daarbij op de strenge wettelijke bepalingen die voor haar bedrijfstak gelden. De arbeidsovereenkomst bepaalt dat algemene bedrijfsbepalingen van toepassing zijn. Deze zijn in het geding gebracht. In deze algemene bedrijfsbepalingen zijn tal van gedragsregels opgenomen. Een belangrijke gedragsregel is dat de werknemer voorkomt dat hij terechtkomt in een situatie waarin zijn belangen tegenstrijdig zijn aan die van de werkgever. Verder is het werknemers niet toegestaan klanten of gasten te benaderen buiten de werkplek zonder voorafgaande toestemming van de werkgever. Voorts gelden strikte geheimhoudingsregels. Op overtreding hiervan staat een boete van € 5.000,00. [verweerder] heeft naar voren gebracht dat werknemers als [verzoeker] in het bestaan van deze regels regelmatig worden geschoold en getraind. Dat laatste is ter zitting door [verzoeker] bevestigd.
2.10.
Sinds zijn indiensttreding heeft [verzoeker] buiten hetgeen hiervoor is opgemerkt een goede staat van dienst en goede beoordelingen gekregen. Mede in verband hiermee was hij vanaf
1 februari 2016 in opleiding om Floormanager te worden.

3.Het verzoek

[verzoeker] verzoekt de kantonrechter primair om het ontslag te vernietigen en [verweerder] te veroordelen tot doorbetaling van het loon. Subsidiair verzoekt [verzoeker] om een veroordeling tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding omdat naar zijn mening geen sprake is van een geldig ontslag op staande voet. Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat wat is voorgevallen onvoldoende is om als een dringende reden voor ontslag op staande voet aangemerkt te worden. In dat kader heeft [verzoeker] onder meer aangevoerd dat niet is gebleken dat [verweerder] schade als gevolg van zijn handelen heeft geleden, dat hij een onberispelijke staat van dienst heeft en dat de gevolgen van het ontslag op staande voet groot zijn omdat hij niet meer in de casino-wereld aan de slag zal komen en zijn opleiding niet kan afronden. [verzoeker] voert verder aan dat het ontslag niet onverwijld is gegeven, nu [verweerder] al vanaf 14 juli 2016 op de hoogte was van de feiten die nu aan het ontslag op staande voet ten grondslag worden gelegd.

4.Het verweer en de tegenverzoeken

4.1.
[verweerder] verweert zich tegen de verzoeken. Zij voert aan, naast wat hiervoor bij de feiten al is vermeld, dat [verzoeker] op grove wijze heeft gehandeld in strijd met zijn verplichtingen als werknemer van [verweerder] en de regels die voor hem gelden. Het verstrekken van dumpschema’s heeft tot gevolg dat de klant over inzicht komt te beschikken in de momenten en de frequentie van het lichten en dumpen van automaten en geldstroomgegevens van [verweerder] . Op die wijze kan [verweerder] doelwit van criminaliteit worden omdat bijvoorbeeld het beramen van een overval op de dumpschema’s kan worden afgestemd, waarbij ook de veiligheid van medewerkers in het geding kan komen. Dumpschema’s betreffen vertrouwelijke bedrijfsinformatie. [verzoeker] heeft moeten begrijpen dat hij deze niet aan derden mocht verstrekken. Door zijn handelwijze is een niet te repareren breuk ontstaan in het vertrouwen dat [verweerder] in hem heeft. [verweerder] voert aan dat vanwege de verwijtbaarheid van het handelen van [verzoeker] en het ontbreken van vertrouwen, de arbeidsovereenkomst hoe dan ook ontbonden dient te worden, ook al zou het ontslag op staande voet niet stand houden.
4.2.
[verweerder] vraagt de kantonrechter de verzoeken van [verzoeker] af te wijzen. [verweerder] dient de volgende tegenverzoeken in:
- zij verzoekt om reeds voor de uitspraak op het verzoek tot vernietiging van [verzoeker] wordt gedaan, de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te ontbinden, voor het geval de opzegging later wordt vernietigd, primair wegens een tekortkoming door [verzoeker] in de nakoming van de arbeidsovereenkomst ex artikel 7:686 BW, subsidiair wegens verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] ex artikel 7:671b j˚. 7:669 lid 3 sub e BW, meer subsidiair wegens een verstoorde arbeidsverhouding ex artikel 7:671b jᵒ 7:669 lid 3 sub g BW dan wel wegens een grond die de kantonrechter in goede justitie geraden acht.
- zij verzoekt subsidiair voor het geval het verzoek van [verzoeker] wordt toegewezen, om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de achtereenvolgende gronden als bij het vorige gedachtestreepje vermeld.
- zij verzoekt in alle gevallen om [verzoeker] op grond van artikel 7:677 lid 2 BW te veroordelen tot betaling van een vergoeding in verband met onregelmatige opzegging ter grootte van € 3.365,01; voorts tot betaling van een boete van € 5.000,00 wegens overtreding van de geheimhoudingsplicht (artikel 3.3. Algemene Bedrijfsbepalingen) en ten slotte om [verzoeker] in de kosten van de procedure te veroordelen.

5.De beoordeling

5.1.
Met partijen gaat de kantonrechter ervan uit dat het verzoek wordt geacht te zijn gericht tegen [verweerder] en niet tegen haar moedermaatschappij. [verweerder] heeft inhoudelijk verweer gevoerd en het verzoek tegen de moedermaatschappij is ter zitting ingetrokken, zodat dit geen verdere bespreking behoeft.
5.2.
Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of er sprake is van een geldig ontslag op staande voet.
5.3.
De werknemer heeft het verzoekschrift tijdig ingediend. Het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop het ontslag op staande voet is gegeven.
5.4.
[verzoeker] heeft bestreden dat het ontslag onverwijld is gegeven, nu [verweerder] al veel eerder dan op 5 september 2016 op de hoogte was van de informatie die door het Landelijk Parket is verstrekt. De kantonrechter gaat hieraan voorbij. [verweerder] heeft gemotiveerd toegelicht dat zij van het Landelijk Parket eerst op vrijdag 2 september 2016 toestemming kreeg om naar aanleiding van de verkregen informatie handelend op te treden. Dat komt de kantonrechter aannemelijk voor, nu de informatie deel uitmaakte van een nog lopend strafrechtelijk onderzoek van grotere omvang en het dan niet ongebruikelijk is dat derden als [verweerder] wordt gevraagd de verstrekte informatie nog niet verder te delen. Voorts heeft [verweerder] aangevoerd dat de informatie tot 2 september 2016 alleen bij enkele leden van het hogere management van haar organisatie bekend was en niet bij het operationele management en leidinggevenden van [verzoeker] . Dat was eerst vanaf 2 september 2016 het geval. Gelet op deze feiten is het aanzeggen van het ontslag op staande voet op maandag 5 september 2016 onverwijld gebeurd.
5.5.
Aan het ontslag op staande voet is ten grondslag gelegd dat [verzoeker] dumpschema’s van speelautomaten heeft doorgespeeld aan een gast en daarmee vertrouwelijke bedrijfsinformatie naar buiten heeft gebracht. [verzoeker] heeft ter zitting dit feit erkend en toegelicht zodat het in rechte vaststaat.
5.6.
Vervolgens is dan de vraag aan de orde of deze gedraging van [verzoeker] een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. Volgens artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen voor een ontslag op staande voet beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. In artikel 7:678 lid 2 BW worden voorbeelden genoemd van situaties waarin een dringende reden aanwezig kan worden geacht. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van wat de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag voor hem zou hebben.
5.7.
De kantonrechter overweegt dat [verweerder] een bijzonder bedrijf exploiteert, te weten elektronische casino’s. Deze bedrijfstak is onderworpen aan strenge regelgeving van de overheid. [verweerder] heeft onder 1.8 van haar verweerschrift de regelgeving opgesomd. Overtreding van deze regelgeving kan tot gevolg hebben dat [verweerder] haar vergunningen kwijt raakt. Voor werknemers van [verweerder] gelden algemene bedrijfsbepalingen waarin, in vergelijking met werknemers in andere bedrijfstakken, betrekkelijk stringente gedragsvoorschriften staan vermeld. In de arbeidsovereenkomst wordt naar deze bepalingen verwezen en [verzoeker] heeft ter zitting verklaard van het bestaan en de inhoud van deze bepalingen op de hoogte te zijn en ook hierin te zijn getraind.
5.8.
De kantonrechter is van oordeel dat [verzoeker] met het verstrekken van een tweetal dumpschema’s aan een vaste gast en beroepsgokker, de heer [naam] in oktober 2015, een aantal van deze bepalingen op ernstige wijze heeft geschonden. Hij handelde immers in strijd met de regel dat het zonder voorafgaande toestemming van de werkgever niet is toegestaan klanten of gasten te benaderen buiten de werkplek en voorts met de regel dat het verboden is om, kort gezegd, belangrijke bedrijfsinformatie met derden te delen.
5.9.
Wat het eerste betreft, het contact hebben met gasten buiten de werkplek, had [verzoeker] zich moeten en kunnen realiseren dat hij hiermee zijn boekje te buiten ging. De heer [naam] . was een vaste en veel geziene gast in het casino in Sassenheim. [verzoeker] heeft ter zitting toegelicht dat de heer [naam] in de regel met meerdere mensen die de automaten in de gaten hielden in het casino aanwezig was. Het spelen op automaten was voor hem een beroepsmatige activiteit. De heer [naam] . heeft [verzoeker] om de dumpschema’s verzocht en [verzoeker] had het contact hierover moeten afhouden. Iets dat hij nadien, zoals hij heeft gesteld, ook heeft gedaan. Hij heeft aangevoerd dat hij niet kan inzien dat het hebben van dumpschema’s veel voordeel oplevert, maar daaraan gaat de kantonrechter voorbij. Kennelijk had de betreffende gast er belang bij deze gegevens te bemachtigen, anders had hij er niet om gevraagd en daarvan had [verzoeker] zich bewust kunnen en moeten zijn.
5.10.
In de Algemene Bedrijfsbepalingen staat onder 3 punt 1 vermeld dat de werknemer erkent dat hem door de werkgever geheimhouding is opgelegd van alle bijzonderheden betreffende of verband houdende met het bedrijf van de werkgever; voorts, onder punt 2, dat het hem verboden is op enigerlei wijze aan derden mededeling te doen van of aangaande hetgeen bij de uitoefening van de werkzaamheden te zijner kennis is gekomen in verband met de zaken en belangen van de werkgever. Bij het verstrekken van dumpgegevens gaat het naar het oordeel om bedrijfsgegevens waarbij duidelijk is dat deze onder de geheimhoudingsplicht vallen. [verzoeker] heeft derhalve ook in strijd met deze verplichting gehandeld.
5.11.
[verweerder] heeft erop gewezen dat het delen van dumpgegevens met derden ernstige veiligheidsrisico’s met zich mee kan brengen omdat de inhoud van deze gegevens informatie bevat waarop plannen voor een overval kunnen worden afgestemd. Hoewel gesteld noch gebleken is dat met de verstrekte dumpschema’s dergelijke plannen zijn uitgevoerd, komt het door [verweerder] genoemde risico de kantonrechter reëel voor.
5.12.
Naar het oordeel van de kantonrechter is daarom van de ernst en de dringendheid van de aan het ontslag ten grondslag gelegde dringende reden voldoende gebleken. De omstandigheden die [verzoeker] aanvoert, zoals het feit dat hij verder een onberispelijke staat van dienst heeft en dat het om een eenmalige misstap is gegaan, doen hier onvoldoende aan af, nu het bij het bedrijf van [verweerder] om bedrijfsactiviteiten gaat waarin integriteit en betrouwbaarheid van personeel essentieel is en waarbij de werkgever zonder meer op de werknemer moet kunnen vertrouwen. Ook een eenmalige misstap in de orde van grootte als door [verzoeker] begaan kan dan voldoende zijn om een dringende reden aan te nemen. Daarbij is tevens van belang dat met zoveel woorden in de Algemene Bedrijfsbepalingen staat dat het schenden van de geheimhoudingsplicht een reden kan zijn voor een ontslag op staande voet.
5.13.
Ook het feit dat [verzoeker] van de ene op de andere dag zijn inkomen en werk kwijt is, alsmede het mogelijke negatieve effect van een ontslag op staande voet op zijn verdere loopbaan, leggen naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gewicht in de schaal om de balans ten gunste van (het standpunt van) [verzoeker] uit te laten slaan. Daarbij heeft de kantonrechter tevens acht geslagen op de leeftijd van [verzoeker] (25 jaar) en het feit dat [verzoeker] relatief kort bij [verweerder] in dienst is geweest.
5.14.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van een geldig ontslag op staande voet en het verzoek tot vernietiging zal worden afgewezen. De arbeidsovereenkomst is daarom per 5 september 2016 geëindigd. Het subsidiaire verzoek ten aanzien van de gefixeerde schadevergoeding zal de kantonrechter om dezelfde reden als voormeld eveneens afwijzen en dat geldt ook voor het verzoek om toekenning van een billijke vergoeding.
5.15.
Over de tegenverzoeken van [verweerder] overweegt de kantonrechter het volgende. Aan de voorwaardelijke verzoeken tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt niet toegekomen. Enerzijds omdat is geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst op 5 september 2016 door een rechtsgeldig ontslag op staande voet is geëindigd. Anderzijds omdat een thans nog niet bestaande arbeidsovereenkomst, te weten voor het geval eventueel in hoger beroep zal worden beslist tot herstel van de arbeidsovereenkomst, niet reeds op voorhand kan worden ontbonden. De voorwaardelijke ontbindingsverzoeken zullen dan ook worden afgewezen.
5.16.
[verweerder] heeft verder om een schadevergoeding op grond van onregelmatige opzegging verzocht. Nu [verzoeker] opzettelijk althans door zijn schuld [verweerder] een dringende reden voor ontslag op staande voet heeft gegeven, is hij ingevolge artikel 7:677 lid 2 BW verplicht een vergoeding te betalen, welke volgens lid 3 sub a van dit artikel gelijk is aan het loon over de opzegtermijn. Deze opzegtermijn bedraagt één maand. Rekening houdend met de dag waartegen de arbeidsovereenkomst had mogen worden opgezegd, te weten tegen het einde van de maand, zal de vergoeding worden vastgesteld op het loon over de periode van
5 september 2016 tot en met 31 oktober 2016. [verweerder] heeft voorgerekend dat dit een bedrag van € 3.365,01 betreft en [verzoeker] heeft deze berekening niet betwist, zodat ook de kantonrechter hiervan uitgaat.
5.17.
De kantonrechter overweegt het volgende over de eveneens door [verweerder] gevorderde boete in verband met het schenden van de geheimhoudingsverplichting. [verweerder] vordert het in de Algemene Bedrijfsbepalingen genoemde bedrag van € 5.000,00 en heeft desgevraagd ter zitting meegedeeld geen reden te zien voor een lager bedrag, nu de verplichting tot geheimhouding is geschonden en [verzoeker] kon weten dat in dat geval hem een boete van
€ 5.000,00 boven het hoofd hangt. [verzoeker] heeft verweer gevoerd en er onder meer op gewezen dat hij dubbel wordt “gestraft” wanneer hij naast de schadevergoeding zoals hiervoor besproken ook een boete dient te voldoen.
De kantonrechter overweegt dat de (gefixeerde) schadevergoeding en de boete als hier aan de orde niet ter zake van hetzelfde feit als bedoeld in artikel 7:651 BW worden gevorderd. De gefixeerde schadevergoeding is verschuldigd in verband met de onregelmatige opzegging en de boete in verband met de schending van de geheimhoudingsverplichting. De kantonrechter verwerpt daarom het beroep dat [verzoeker] op artikel 7:651 BW.
5.18.
De kantonrechter overweegt dat hij op grond van het bepaalde in artikel 7:650 lid 6 BW de boete kan matigen, indien de opgelegde boete hem bovenmatig voorkomt.
De vraag of een boete bovenmatig is moet worden beoordeeld aan de hand van alle relevante omstandigheden van het geval. De kantonrechter stelt daarbij voorop dat [verweerder] een gerechtvaardigd belang heeft van haar (ex-)werknemer te verlangen dat hij zich onthoudt van schending van de geheimhoudingsverplichting. Dat op overtreding van het verbod een boete wordt gesteld is gerechtvaardigd omdat daarmee een prikkel tot nakoming van dat verbod is gegeven.
Het staat vast dat de geheimhoudingsverplichting is geschonden en daarom heeft [verweerder] dan ook in beginsel aanspraak op de boete. De hoogte van die boete dient in overeenstemming te zijn met het te bereiken doel ervan, de prikkel tot nakoming en eventuele andere omstandigheden.
De kantonrechter is van oordeel dat de gevorderde boete van € 5.000,00 bovenmatig is. De kantonrechter baseert dit oordeel op het volgende:
- het dienstverband van [verzoeker] bij [verweerder] is van relatief korte duur geweest;
- het door [verzoeker] bij [verweerder] verdiende inkomen is beperkt gebleven;
- de overtreding van de geheimhoudingsverplichting is eenmalig geweest;
- [verzoeker] heeft ter zitting de onjuistheid van zijn handelen erkend;
- nu [verzoeker] uit dienst is, is herhaling van het verstrekken van soortgelijke gegevens aan derden, nu [verzoeker] daar niet meer over kan beschikken, niet te verwachten;
- [verzoeker] heeft als gevolg van het ontslag op staande voet al te maken met forse negatieve financiële gevolgen zoals het niet beschikken over inkomen en het moeten voldoen van een gefixeerde schadevergoeding.
Alles afwegende zal de kantonrechter de boete matigen tot een bedrag van € 500,00.
5.19.
Nu partijen over en weer op onderdelen in het ongelijk zijn gesteld, zal worden bepaald dat partijen de eigen proceskosten dienen te dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in de zaak van de verzoeken
6.1.
wijst de verzoeken van [verzoeker] af;
in de zaak van de tegenverzoeken
6.2.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling aan [verweerder] van een bedrag van € 3.365,01 in verband met schadevergoeding wegens onregelmatig ontslag;
6.3.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling aan [verweerder] van een bedrag van € 500,00 in verband met voormelde boete;
in de zaak van de verzoeken en de tegenverzoeken
6.4.
bepaalt dat partijen de eigen kosten dienen te dragen.
6.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. E.J. van der Molen en uitgesproken ter openbare zitting van 17 november 2016.